BESCHOUWINGEN OVER DE SCHADUW

Sevilla, 2016

Je schaduw is je meer nabij dan de woorden van je beste vriend, dan de lippen van je geliefde. Toch vergeet je zijn aanwezigheid negen keren op tien. Hoe vaak kijk je niet naar hem zonder hem werkelijk te zien? Ik weet alles van je, zegt hij als de avond valt. Maar luister je naar hem? Mogelijk wel, maar dan gebaar je van krommenaas. Wat ik betwijfel. Overigens maakt het niet uit hoe je je in zijn bijzijn gedraagt en hoe je met hem omgaat: hoe ouder je wordt, hoe groter en donkerder de schaduw.

Zie je de onheilspellende wolken daarboven voorbijtrekken? Zie je, ze werpen reeds hun schaduw op een idyllisch tafereel dat je je nog maar net begon voor te stellen. Goed, het betekende nog niet veel. Het was slechts een schets, een aanzet met een 9H-potlood. Het moest, geloof ik, een soort van déjeuner sur l’herbe worden. Of had je nog iets anders in gedachten? Je bent ook zo wispelturig.
Heel even baadt alles in het licht. Je gedachten zijn een ogenblik lang helder, haast krijgen ze contouren en staan op het punt vorm te geven aan iets nieuws. Maar daar heb je die vervloekte schaduw al, donkere hond in het liefdesspel van inhoud en vorm. Hoor je zijn gegrom, zijn gehuil als van een wolf uit de Karpaten? Luister. Neen, het is geen wolf, het is een blueszanger uit White Station. Al van gehoord? Het is een buurtschap in de staat Mississippi. De wolf huilt mee met het gehuil van Hubert Sumlin’s gitaar. Het lijken wel twee wolven. Daar gaat je idylle, al bijna lag je met de Sibille in het blauwe gras te stoeien. Daar gaat de toekomst die zij je zou toedichten. Je hoort geen wolven, zeg je? Bij jou is het vroeg in de ochtend, een kleine rode haan is al wat je horen kunt. Meteen al te lui om te kraaien, dat ook nog. In een lange hete zomer zonder een spoor van wat voor schaduw dan ook.

In tegenstelling tot de goden, die niet bestaan, zijn schaduwen alomtegenwoordig. In de donkere straten van een grootstad, waar het gevaar heerst, kun je nog altijd gered worden. En als je dan de hoek omgaat is het gedaan, amen en uit. Waar echter de schaduw blijft hangen blijft ook het onheil rondspoken. Op een mistige kade in Le Havre, bij de grote vrachtschepen uit Liberia in de naar petroleum riekende dokken. Je zag toch ooit de film A Kind of Loving? Daar in de straten van Manchester, waar de industrie haar doodsklokken liet luiden, hing de mist dik als stierenbloed, maar dan grijs, en had de schaduw vrij spel. Er werd een gevaarlijk spel met de liefde gespeeld. Er kwam maar geen eind aan. Niemand in van die grauwe, nevelige straten leeft lang en gelukkig. Misschien wel lang, maar zeker niet gelukkig. Herkent u uw oude schaduw niet, sprak de liefde daar in Manchester, ik ben het, uw schaduw.


Je zit een glas donkerrode Egri Bikaver te drinken en kijkt en zwijgt. Vanwege de wijn denk je terug aan Eger, die barokke stad in Hongarije, en aan Szépasszonyvölgy, de vallei van de mooie vrouwen. Aan de Dorpsfilosoof, met wie je al converserend lange wandelingen maakte in een nabijgelegen bos. Je herinnert je duizenden kleine kikkers die zonder links of rechts te kijken de straat overstaken. Veel van de diertjes overleefden de overtocht niet. Uit de jukebox opeens de stem van David Bowie. Run for the shadow. Maak je uit de voeten, liefste, de gouden jaren komen niet terug. Run for the shadow, run for the shadow [1]. Nooit eerder zag je een wijnglas zo’n grote schaduw werpen.

Als er geen liefde meer over is en je bent alleen, en niemand reikt je de hand dan is hij daar, de zwartste schaduw. Wees op je hoede als je smacht naar affectie, erkenning, en meer nog als het naar roem is. Denk aan De schaduw, dat onovertroffen verhaal van Hans Christian Andersen. Je schaduw kan zich los van je maken en met de dag donkerder en sterker worden, zodat jij op den duur de schaduw van je schaduw wordt en hij, je schaduw, niet alleen met je Sibylle, maar zeker ook met de beloning en de eer voor al je zwoegen gaat lopen. “En toen gingen ze op reis; de schaduw was dan heer en de heer was dan schaduw.”[2]

De schaduw weet het allemaal. Ook al denk je dat het maar een schaduw is, niet meer dan dat. Ook al denk je dat je hem van je af kunt schudden en als een dief door een badkamerraam ontsnappen. Vergeet het maar. Je raakt niet van hem af. Zelfs niet als hij zich van je heeft ontdaan en als een superster samen met een koningsdochter op de podia van de wereld succes na succes oogst met wat jij bedacht en componeerde. Je schaduw wacht op je.

Erewhon, 1999


[1] Come get up, my baby
Run for the shadows, run for the shadows
Run for the shadows in these golden years
Golden Years, David Bowie

[2] Hans Christian Andersen, De schaduw, in: Sprookjes en vertellingen, vertaald door P.M. Boer-Den Hoed, M. Nijland-Van Der Meer De Walcheren, Annie Romein-Verschoor en Marie W. Vos, 1941.

Foto’s: Martin Pulaski
Tekening van de schaduw: uit Sprookjes en Vertellingen, Hans Christian Andersen

HERINNERINGEN AAN KEVIN AYERS

Kevin Ayers is dood. Hoewel ik hem maar enkele keren heb ontmoet – het waren intense, onvergetelijke uren – beschouwde ik hem in mijn verbeelding als een ware vriend en in werkelijkheid als een lange afstandsvriend. ‘I have a friend I’ve never seen, he hides his head inside a dream’ zingt Neil Young in ‘Only Love Can Break Your Heart’. Het zou over Kevin Ayers kunnen gaan, en een klein beetje over mezelf.

Ik hield van zijn songs, zijn stem, zijn elegantie, zijn merkwaardige schoonheid, zijn speelsheid, zijn intelligentie. Toen ik hem ontmoette was ik nog naïef. Hij vertelde me waar the Soft Machine vandaan kwam. Van William Burroughs. Net zoals Steely Dan. Kevin Ayers vertelde me dat er logica in dromen zit. Kijk naar de bananen op zijn schaakbord (op de hoes van ‘Bananamour’).

Kevin Ayers was een muzikant met een ziel, geen showman. Dat zie je meteen op het livemateriaal dat er op YouTube voorhanden is.  Hij hield van Nico, beschouwde haar als een vrouw met talent en niet als een freak. Over haar heeft hij het mooie ‘Decadence’ geschreven. Op Ayers’ meesterwerk, ‘The Confessions Of Dr Dream And Other Stories’ uit 1974, zingt Nico mee (op ‘Irreversable Neural Damage’, een titel waar ik destijds weinig van begreep, geestelijk gezond als ik was). Op zijn platen liet hij zich begeleiden door voortreffelijke muzikanten zoals David Bedford, zijn oude vriend van the Soft Machine Robert Wyatt, de jonge Mike Oldfield, Steve Hillage, Ollie Halsall en Lol Coxhill. Niet voor niets heette zijn band ‘The Whole World’.

Syd Barrett, die hij wellicht nooit goed gekend heeft, zag hij als een ‘soulmate’ en een vriend. Voor hem zette hij het sprookjesachtige ‘Oh! Wot A Dream!’ op plaat. Een van mijn lievelingsnummers. Eens gehoord vergeet je het nooit en het is zeer geschikt als slaapliedje voor de kinderen.

Op een avond zaten we samen aan tafel. Kevin Ayers had meer aandacht voor de wijn dan voor het eten. Maar niet alleen voor de wijn. Tussen ons in stond een vaas met een warmrode roos erin; van een van haar bladeren viel een vochtdruppel in mijn glas . “Look”, zei hij, “the rose is crying in your wine”. Weinigen zien zoiets kleins, en als ze het zien zeggen ze het niet. Zeker mannen doen dat niet. Ik kende in die dagen niets van wijn. Hij vertelde me dat hij graag Gewurztraminer dronk. Daarna heb ik die vrij fruitige wijn nog jaren geregeld gedronken, tot ik me door bourbon en tequila heb laten verleiden, dranken die ik al lang weer heb afgezworen: nu is er opnieuw plaats voor wijn in mijn leven. En zeker ook voor Gewurztraminer.

Soms hoor ik Kevin Ayers in mijn dromen zingen. Why are you sleeping, zingt hij. Va pisser dans un violon, zingt hij. Stranger in blue suede shoes, zingt hij. Colores para Dolores, zing hij. Puis-je, vraag ik hem dan. En vervolgens word ik wakker, ontbijt, de zon schijnt, ik maak een lange wandeling, loop voorbij een café waar een mooie vrouw alleen aan een tafel thee zit te drinken. Zou ik haar durven vragen of ik dicht bij haar mag komen zitten? Nee dat durf ik niet, zeg ik tegen mijn spiegelbeeld.

Nog zoiets: mede dank zij Kevin Ayers ben ik nooit oud geworden. Hij was een van die kunstenaars die me hebben leren dromen, dagdromen, mijmeren… Kevin Ayers heeft me geholpen om van het leven een feest te maken, ook al krijg je soms alleen maar een naakte lunch.

Kevin Ayers is dood. Maar hij blijft mijn heel bijzondere gezel, tot het einde. Ik zal hem elke dag missen.

Ω

Op 25 juni 2006 schreef ik nog over Kevin Ayers in De roos van Kevin Ayers en op 27 juni 2006 in Gesprek met Christa Pfaffgen.

CARPE DIEM i

bloem1

Morgen reizen we voor de derde keer naar Umbrië. Op mijn verjaardag, de laatste die ik nog echt wil vieren, ben ik in Spoleto, een kleine, lieflijke stad, die me dierbaar is. Het zal er regenen, en kouder zijn dan hier, maar dat maakt niet uit. Het leven is er intenser; de natuur, die de stad lijkt te omhelzen, werkt dat in de hand. In die omgeving wil ik best wel ouder worden, come rain or shine. Ik zal over de Romeinse brug lopen, die Goethe in zijn ‘Italiaanse reis’ vol bewondering beschrijft, en aan de overkant waar kruiden en wilde bloemen groeien een heidens gebed bedenken. ’s Avonds wordt er goed gegeten, truffel is de specialiteit van de streek, en de wijn uit Montefalco lest bijzonder goed de dorst. Ja, na alle voorbije ellende, kijk ik er naar uit, zoals alle mensen die op reis gaan of vakantie nemen.

Meestal ben ik ziek alvorens ik op reis vertrek, maar nu niet. Nu is mijn zoon ziek en ligt hij in een hospitaal, met een onduidelijke aandoening. Maar het gaat beter met hem, bloedanalyses wijzen op niets kwaadaardigs, en hij eet weer. We houden contact en als zijn toestand toch zou verergeren ben ik vanuit Rome snel in Parijs. Maar zijn toestand zal niet verergeren, daar vertrouw ik op.

Het zal de eerste keer in mijn leven zijn dat ik niet ga stemmen. Maar lig ik er wakker van? Nee, niet echt. Ik lig van andere dingen wakker, onnoemelijke dingen, maar niet meer van de spektakelpolitiek. Politici willen ons almaar vrijheid verkopen, en andere leuke dingen, maar we weten heel goed dat we niet vrij zijn. Zelfs vogels zijn niet vrij, zong Bob Dylan al toen hij nog heel jong was. De enige vrijheid is de dood. Dat is geen pessimistische gedachte, integendeel: we zijn niet vrij, maar wel verantwoordelijk voor onze daden. Daarom zou ik, ondanks mijn wantrouwen en vaak zelfs afkeer van het politieke circus, zeker gaan stemmen. Mijn keuze was al gemaakt: ik zou voor de groenen stemmen, wellicht voor Ecolo hier in Brussel, of anders voor Groen!: het is het minste kwaad. Zij hebben een project voor de toekomst. De financiële belangen, die bij de andere partijen zo’n grote rol spelen, en het fascisme van de zwarte partijen zullen dat project natuurlijk proberen te dwarsbomen – maar we mogen niet berusten in hun donkere macht. Elke burger in dit land moet zich verzetten tegen het wilde kapitalisme, het ‘empire’, dat blind en boosaardig vernietigt wat mooi en kwetsbaar is. Er is niet veel verschil meer tussen de traditionele en de extreemrechtse partijen: zij hanteren stuk voor stuk een nationalistisch discours. ‘Eigen volk eerst’ is de onuitgesproken slogan geworden van bijna elke politicus die graag op televisie komt. Overigens blijven de media dit oprukkend nationalisme in de hand werken. Bijvoorbeeld in hun bewieroken van extreme nationalisten als Bart De Wever, de “intelligentste en meest geliefde politicus” van Vlaanderen. Ik geloof dat iemand als Bart De Wever nog schadelijker is voor dit land en voor onze toekomst dan om het even welke Vlaams Belang-politicus. Als je die mannen al politici mag noemen, demagogisch en demonisch als ze zijn.

Ik zou vooral voor de groenen stemmen, Nederlands- of Franstalig, omdat zij de solidariteit tussen alle bevolkingsgroepen belangrijk blijven vinden, en omdat zij begaan zijn met de toekomst van onze kleine planeet. Ik ben in een bepaald opzicht een voorstander van het Carpe Diem, maar niet tegen elke prijs. Doch ik ga niet stemmen, ik onttrek me aan mijn verantwoordelijkheid, ik ga de dagen plukken. De eerste keer in mijn leven.

Mogelijk bereik ik meer met deze tekst dan met het uitbrengen van alleen maar een eenzame stem? Hoochiekoochie is toch ongelooflijk populair! Ik heb over de hele wereld verspreid duizenden trouwe lezers! Laat me dat als troost, of excuus. En over veertien dagen ben ik terug om de mogelijke schade onder ogen te zien. De schade die extremisten mogelijk aan mijn dierbaar België hebben aangericht. Geniet alvast van de mooie, lange dagen! En vergeet eros niet, Dionysos, de liefde, het verlangen, de lust, de genoegens van de zomer. Carpe Diem!

Ω

 

 

EEN NACHT IN PORTO

cristina-porto

Onze ideale gastvrouw Cristina had ons uitgenodigd voor een vegetarisch etentje in haar ruime en smaakvol ingerichte appartement dat uitkijkt op de Avenida dos Aliados. Aan de overkant van de boulevard, die veel weg heeft van een plein, kun je lekker gaan eten of koffie drinken in Guarany, een van de mooiste cafés van Porto. Bij het binnenkomen in Cristina’s salon werden wij meteen zacht ondergedompeld in de samba van de Braziliaanse zangeres Elis Regina en de tijdloze composities van Antonio Carlos Jobim.

We hadden rode Evel en witte Platano Reserva meegebracht, lekkere wijn uit de Douro-streek. Cristina’s woning is een oord van muziek, poëzie en kunst. Ze bezit honderden tijdschriften, de meeste over kunst, literatuur en mode. Het enthousiasme waarmee ze boeken, tijdschriften en voorwerpen toont waar ze van houdt, en erover praat, doet me terugdenken aan jaren ’70 en ’80, toen ik zelf zulk enthousiasme ten toon spreidde als er vrienden te gast waren. Heel even had ik weer de indruk dat tijd niet bestaat, dat mijn jonge geest nog steeds in een jong lichaam huist. Maar een of andere spierkramp of een ander symptoom van aftakeling brengt me snel terug tot de realiteit. We praten over onze levens, onze families, vaak zijn het verhalen over ziekte en dood, alsof de melancholie van Porto ons aan haar onweerstaanbare wetten onderwerpt. Maar we hebben desondanks veel plezier; we drinken er lustig op los; af en toe laat de kat Marcelo zich zien, hij wordt graag gestreeld; Cristina rookt de hele tijd flinterdunne sigaretten. Af en toe maakt zij een foto met een van haar Nikons. Ik durf mijn Canon niet eens uit mijn rugzakje halen, ik bevind me in het gezelschap van een echte fotografe.

Als het bijna middernacht is begeven we ons naar het Museu Serralves, waar een tentoonstelling opent over de jaren ‘80 (ANOS 80: UMA TOPOLOGIA). Het museum ligt een heel eind buiten het centrum van Porto. Na eerst een korte botsing zonder blikschade – voor Cristina’s deur – en een woordenwisseling met een boze chauffeur wordt het toch nog een vrolijke rit: om in de stemming te komen zingen we flarden liedjes van Duran Duran, Human League en ABC. Weet je waar Duran Duran die gekke naam vandaan heeft, vraag ik? Natuurlijk, zegt Cristina, dat komt uit Barbarella. Ondanks haar jonge leeftijd weet ze alles over die antieke films. Ze houdt het meest van Polanski’s Rosemary’s Baby.
In het museum is het buitengewoon druk. Veel bezoekers hebben zich in de stijl van de jaren ‘80 gekleed (of zoals zij zich die stijl voorstellen; sommigen zullen wellicht het tijdschrift The Face ter hand hebben genomen om wat voorbeelden te vinden.) Hoewel ik denk dat heel wat van hen op de gratis drank zijn afgekomen zie ik toch niemand met een glas wijn of bier. Aangezien ik al wat aangeschoten ben, vind ik dat niet erg. Later blijkt dat de drank in een rokerige kelder wordt geschonken. Het is dan al veel te laat om nog iets anders dan Coca Cola te bemachtigen.

In de vele zalen van het schitterende museum zien we werk van heel wat Belgen: onder meer van Thierry De Cordier, Lili Dujourie, Luc Tuymans en Jan Vercruysse. Het valt op hoezeer België en de Belgische kunsten geliefd zijn in Porto. Al de eerste dag van ons verblijf in de stad troffen we in het kleine museum waar Cristina werkt monografieën aan van Belgische kunstenaars en zagen we vertalingen in het Portugees van gedichten van Leonard Nolens. In het Museu Serralves liep een kleine tentoonstelling over het lichaam in de kunst van de 20ste eeuw net af. Heel interessant, met werk van Hugo Ball, Marcel Duchamp, Herman Nitsch, Günther Brus en het Wiener Aktionismus, de performances van Gina Pane, de bizarre aanwezigheid van Valie Export, de lichaamskunst van Yves Klein, de poëtische lichaamstaal van Joseph Beuys en de directe lichamelijkheid in het abstract expressionisme van de manisch-depressieve kunstenaar Jackson Pollock. De curator van die tentoonstelling was de Belg Guy Schraenen. Een overzichtstentoonstelling van het werk van Luc Tuymans was net afgelopen. De banieren hingen nog in de straten. Cristina zelf was vol lof over toneelgroep Stan, Ultima Vez, Anne Teresa De Keersmaeker, de Belgische rock van deus, Dead Man Ray, Rudy Trouvé en nog heel wat andere(n). Als anti-chauvinist was het bijzonder moeilijk om aan deze passie te weerstaan. Toch heb ik sinds die avond nog altijd geen Belgische cd’s gekocht.

Maar ik wil even terugkeren naar de jaren ’80-tentoonstelling. De curator, een mij onbekende Duitser, had zeer veel materiaal uit de periode bijeengebracht. Naast de reeds genoemde Belgen werd ik vooral getroffen door het werk van Marleen Dumas, Richard Deacon, Jenny Holzer, Ilya Kabakov, Martin Kippenberger, Matt Mullican, Raymond Pettibon, Richard Prince, Cindy Sherman en Jeff Wall.

Lang na middernacht begaven we ons met een groepje dronken vrienden – zeer nieuwsgierig naar de Belgische politiek en demografie – van Cristina naar de goedkoopste bar van Porto, die echter net ging sluiten. Een geluk, zo kon ik zaterdagochtend, the day after, toch nog op tijd uit bed voor het ontbijt. In mijn hoofd zoemde nog steeds Inutil Paisagem van Antonio Carlos Jobim en Elis Regina. Ik had het klaargespeeld de hele vrijdag geen druppel Porto te drinken.

Foto: Martin Pulaski

 

OP EEN ZOMERNACHT…

my dad

Hier zit ik dan in een hete kamer, zeker wel veertig graden, en Lucinda Williams zingt Too cool to be forgotten, en de drugs willen niet werken. Er zijn niet eens drugs. Alleen rode wijn, witte mag niet van de dokter, daarom: schenk me nog maar een glaasje Vino Nobile in, want het leven is niets, zoals Pessoa al zei. Niet dat ik zijn voorbeeld wil volgen: ik ben veel te bang voor ziekte, armoede en dood. Een levensgenieter wil ik zijn, zoals mijn vader. Mijn vader is nu al twaalf jaar dood. Gisteren, na de grote schoonmaakbeurt, heb ik zijn foto op mijn bureau gezet. Hier staat zijn portret nu, bijna recht voor me, mijn vader met een zomerhoed op en een sigaret in zijn mond. Ik ben niet langer bang voor hem. Ik word geleidelijk aan zelf mijn vader en na mijn dood zal mijn zoon mij wel overnemen, denk ik. Zo geven wij onszelf enigszins door aan elkaar. Maar aan alles komt een einde, ook aan het doorgeven. Aan alles komt een einde, zelfs aan deze warme nacht, de kortste van het jaar… En zelfs aan de songs van James Brown. En aan James Brown zelf. I love you so, please don’t go, please stay here with me in Mendocino. Doug Sahm, ook al een tijdje zes voet onder de grond, zoals ze in Texas zeggen. Wat was dat toch een zalige zomerhit, misschien wel de allermooiste, met dat orgeltje van Augie Meyers. Ik heb the Sir Douglas Quintet in 1983 in Hof Ter Lo zien optreden. Ik werd er zo extatisch van, zonder drugs en nauwelijks alcohol in mijn lijf, niet meer dan drie Stella’s, dat ik er het hoofd bij verloor en achterover viel, op mijn rug, en er met de schrik van af kwam. Waarom vertel ik dit? Het zal de hitte zijn.

De muziek is er altijd, soms luid en verlammend, verstommend, soms zacht en fluisterend en inspirerend. Ten minste tot ruwe brokken stof, waarin je later kan gaan zoeken naar het edele materiaal, of naar een stuk glas dat soms opeens heel zeldzaam kan lijken en daardoor “diamant kan doen misprijzen”. Het is een zaak van alles of niets. Voor niets is het nu te laat, mijn leven is ver gevorderd, en de nacht is dat ook, al ligt de wijn wal wat dwars (helaas geen Vino Nobile, dat was ijdele praat) en zijn er de talloze voorbeelden uit het verleden en natuurlijk ook heden. De dode helden, die ik alle eer betoon maar daar blijft het bij. Hun doodlopend spoor volg ik niet.

Mag ik je nog eens iets aanbevelen? Ken je de tweede elpee (of cd) van Television, Adventure? Luister dan eens naar Days… En nu ga ik op mijn matras liggen wachten tot de ochtend komt.