SPANJE EN PORTUGAL

fernando_pessoa

Ik hang uit het raam, maandagavond. Of is het al dinsdag? Ik weet niet wat met de tijd gebeurt, de tijd in mij en de tijd van de wereld. De tijd van wat is en zijn zal. Van het al. De Spanjaarden hebben gewonnen, dat weet ik, terwijl ik achter de Portugezen stond. Waarom? Omdat Portugal een klein land is, arm en mooi en sterk en intelligent. Geloof nu niet dat ik niet van Spanje houd. Ik heb er veel gereisd. Net als Wannes Vandevelde heb ik mijn hart verloren in Cadiz, een stadje waar niets gebeurt en niets te beleven valt, maar waar elke keer als je er door de straten dwaalt iets omineus je overvalt. Iets zoals wanneer je voor de eerste keer ‘Cinnamon Girl’ van Neil Young hoort. En in de kleine witte steden van Andalousië.

Net als in Portugal heb je vrienden in Spanje. Waarom dan toch tegen beter weten in achter Portugal gaan staan? Ik zei het al: het is een klein land, met kleine, mooie mensen, de mooiste mensen van Europa, denk ik, en degenen die zich het meest van Europa afkeren. Europa de rug toekeren. Dat zie je bijvoorbeeld in Lissabon, een stad die zich overgeeft aan de Atlantische Oceaan, aan de verte, aan de horizon in het Westen. Aan de andere kant is Pessoa wellicht de meest Europese dichter van ons allemaal. Een ingewikkeld land, zoals België, maar zonder de taalproblemen. Portugal had de dictatuur – wel een ietwat ernstiger probleem dan welke taal iemand spreekt.
Nu is Portugal naar huis gestuurd. Ik ben geen voetballiefhebber, maar ik wed graag op paarden – niet echt, zoals in Amerikaanse romans en films, maar bij wijze van spreken. Het paard waar ik nu op wed is Duitsland. Het is een mooi land en de ploeg weet hoe samen te spelen. Op een sportieve manier zullen zij de wereld veroveren. Dat is eens iets anders dan met tanks, vliegtuigen, maarschalken en uitroeiingskampen. Die tijd is lang voorbij. Duitsland is een ander land geworden. De nazi’s tref je nu in andere landen aan, in België bijvoorbeeld, meer bepaald in het Noordelijke gedeelte van het land.

Binnenkort vertel ik over wat ik de voorbije maanden heb gedaan. Over mijn geluk, mijn ongeluk, mijn ziektes, mijn grote gezondheid, mijn liefde en mijn verdriet. Nu moet dit even volstaan. Het is te warm voor veel woorden.  

 

PROZAC, VOETBAL EN DE ZIN VAN MELANCHOLIE

bettyelavette

As soon as you’re born
word je gedefinieerd. ‘Men’ deelt je in in groepen, gewichten, lengtes, strontkleur, pipikaka, haargroei, liggen als een big of rechtop lopen als een homo sapiens, ‘men’ deelt je in in types, categorieën, soorten. Blijf vooral niet liggen als een big, dan loopt het verkeerd met je af. Leer heel gauw lopen en praten en schrijven. Lezen is niet zo belangrijk. Voetballen, vechten, al de andere onzin die we allemaal kennen. Ik ben nu ingedeeld, en niet voor de eerste keer, bij de ‘depressieven’. Vroeger waren wij de romantici, die meestal aan tbc leden, nu is het een psychisch probleem. Waar het op neerkomt is dat we anders zijn. We moeten ‘geneesmiddelen’ nemen om hetzelfde te worden als de rest. Vroeger zong ik mee met The Kinks, ‘I’m not like everybody else’, maar dat doe je niet meer op mijn leeftijd. Je luistert, bereidwillig, alsof je meespeelt in een eenvoudig spel. Mens Erger Je Niet, of iets dergelijks uit lang vervlogen tijden. De dokter zegt, ik zou het maar eens proberen met antidepressiva. Goed, dat probeer je dan, hoewel je eigenlijk op voorhand al weet dat je niet ‘depressief’ bent, omdat je die categorie niet aanvaardt, en dat bijgevolg dat geneesmiddel niet zal genezen. Sindsdien – twee of drie jaar geleden, misschien wel langer – heb ik al tientallen antidepressiva geprobeerd. Negentig procent wekte braakneigingen op, of deed me naar het toilet snellen om echt te kotsen. Trek had ik niet meer. Of ik at de hele tijd zoete koekjes, tot ik tien kilo zwaarder was geworden en dacht, nu is het genoeg geweest. Ik verdraag geen antidepressiva, net zoals ik geen antibiotica verdraag. Antibiotica zijn tegen het leven, antidepressiva tegen melancholie. Melancholie is een sterke kracht in je – je kan en mag die niet onderdrukken. Het is beter om er naar te luisteren. Melancholie kan je net redden van de middelmatigheid, het ongeluk, de zelfmoord. Melancholie is als zodanig al het medicijn.

Toch wilde ik naar mijn werk kunnen gaan, zijn als de anderen, mijn collega’s, mijn kennissen, sommige van mijn vrienden. Om die reden nam ik het enige middel waar ik niet  van moest kotsen: Fluoxetine, beter bekend als Prozac. De eerste weken voel je niets, daarna ontstaat een soort van euforie, je denkt dat je veel meer aan kan dan je kunt. Maar daardoor put je je reserves uit, en al snel word je moe. Van wat ben ik nu toch zo moe, denk je eerst. Je legt niet meteen het verband. Maar een mens denkt na en legt al snel wel verbanden. Je bent moe omdat je je reserves gebruikt voor taken die niet van tel zijn in je leven – in het leven dat je waarachtig wilt leven. Je put je uit om geld te verdienen. Om de leugen in stand te houden. Welke leugen? De leugen van de welvaart in het Westen. Bij ons is het allemaal veel beter. Vreemd is ook dat je van Fluoxetine heel veel zin krijgt in alcohol, in mijn geval in Duvel. Zo word je geleidelijk in plaats van iemand die aan een ‘depressie’ lijdt een ‘alcoholicus’: je moet elke dag je twee Duvels hebben, bovenop je Prozac.

Vanavond was er geen drank in huis. Ik begaf me door de sneeuw naar een nachtwinkel, net voorbij het Constant Vanden Stockstadium. Onderweg snelden tientallen gedachten door mijn hoofd. Waarom houd ik niet van voetbal? Waarom ben ik geen supporter van Anderlecht? Ik herinnerde mij een match in Barcelona, we waren uitgenodigd door de burgemeester, ereplaatsen – maar het was de koudste nacht van mijn leven en zelden heb ik er zo naar verlangd dat de tijd heel snel voorbij zou gaan, ondanks de schoonheid van het spel, het enthousiasme van de vrienden, het extreme groen van het gras, de schoonheid van de voetballers… Eens in de nachtwinkel wist ik niet goed meer wat ik moest hebben. De kou en de sneeuw hadden mij gegeven wat ik nodig had. Waarom dan nog Duvels, waarom nog medicijnen?

Wat je nodig hebt zijn je vrienden, je geliefden, je broer, de wereld om je heen, de echte wereld, niet die op televisie. Je wilt omhelsd worden, gestreeld, gekust. Degenen die om je geven mogen de geur van je gevangenschap ruiken, want hoelang zit je al niet in een kooi? Geen enkele pil, geen enkele pils, geen enkele Duvel zal de tralies buigen of breken. Je moet gewoon het slot openen met je sleutel.

Foto: Martin Pulaski, zelfportret met Bettye Lavette t-shirt.

HET KUNSTWERK VAN ZIDANE

Voetbal zegt me weinig, bijna niets. Maar het geeft me wel een kick als ik supporters in zoveel verschillende kleuren gehuld, en met vlaggen wapperend, en toeterend en juichend over de Brusselse lanen zie paraderen. Bevallige meisjes uit Ecuador, Brazilië, Portugal, die uit raampjes van opgesmukte auto’s hangen en welluidend glimlachen. Patriottisme in ludieke verpakking lijkt dan opeens ongevaarlijk geworden. Er zijn er zoveel en er zijn zoveel verschillen tussen hen dat ze uiteindelijk in elkaar opgaan en één worden. Zolang het sportief patriottisme geen nationalisme wordt en de supporters elkaar niet brutaal te lijf gaan is er niets aan de hand. Integendeel, het is dan een feest. Voorlopig heb ik nog geen geweld gezien, alleen plezier. De verliezers schijnen binnen te blijven. Wat me ook vrolijk maakt zijn de vele vlaggen aan de gevels. Dat geeft met het opwindende gevoel dat ik niet in Brussel woon, maar overal tegelijk, in een wereld die ten gevolge van ik weet niet wat, het één-al is geworden. Ik mag er niet te lang bij stil staan, want dan herinner ik me weer de markt en het spektakel. Ik sta er dan ook niet lang bij stil.
Omdat voetbal me weinig zegt heb ik nog geen enkele match gezien. Gisteravond dan opeens een flits van Frankrijk tegen Spanje. Zidane maakte een doelpunt. Die beweging bezat een sublieme schoonheid. Het was waarschijnlijk sport, maar het was ook tijdloze kunst, performance, wiskunde, abstractie. Helaas kan ik zaterdag niet kijken als Frankrijk tegen Brazilië speelt. Laat voetbal me dan toch niet onverschillig?