Dat de tijd zich aan je openbaart, dat hij je zijn onverbiddelijke voortschrijden laat voelen, vult je met afgrijzen. Het bruin in al zijn tinten en schakeringen neemt nu schrikbarend toe. De zomer is definitief ten einde. Een zomer die je niet hebt beleefd.
Een reeks gedachten die een min of meer afgerond geheel vormen, een aantal indrukken die tijdens de waarneming ervan een duidelijke samenhang vertoonden, een reeks met elkaar verbonden beelden, een vloedgolf van herinneringen, dat zou ik liefst van al in een lange volzin uitdrukken. Mogelijk zou ik op die manier aan een natuurlijke orde gehoorzamen. Maar is dat wel waar? En is het niet veel eenvoudiger om de zinnen op te splitsen in kortere stukjes?
Alles verandert. De ene dag is iets zo, de volgende weer helemaal anders. Je herkent niet langer de nieuwe gedaante van het verschijnsel waar je zo vertrouwd mee was. Met mensen gebeurt dat de hele tijd. Ze komen, ze gaan, ze veranderen niet alleen hun standpunten en kleding, ze worden door en door anders. Ze zijn onberekenbaar. In de lente sluit je vriendschap met iemand die een zielsverwant blijkt te zijn, in de zomer gaat hij op reis, als je hem in de herfst terugziet is hij een vreemde voor je geworden. Het bijzondere daaraan is dat je nooit verwacht dat iets dergelijks zal gebeuren. Je denkt dezelfde vriend te zullen begroeten. Je gaat ervan uit dat alles blijft zoals het is, de stenen, de straten, de bomen in hun seizoensgebonden verandering, de dieren, de mensen. Waarschijnlijk zijn we daardoor zelden gelukkig: er is altijd wel iets dat verandert, iets dat een nieuwe, nooit eerder geziene vorm aanneemt. Wat verandert, dat stoort. Of veralgemeen ik nu te zeer?
Om uit die toestand van voortdurende ontgoocheling los te komen moet je zelf veranderen, moet je leren inzien dat niets bestendig is, dat verandering inherent is aan het leven. Je moet aanvaarden dat niets onder de zon altijd hetzelfde zal blijven. Zelfs de zon is aan verandering onderhevig. Mogelijk moet je uit die gedachte, dat alles verandert, je energie halen. Het besef dat verandering de grond is van ons bestaan zou je sterk en zelfs levenslustig kunnen maken. Maar dan moet je wel je leven grondig veranderen.
Wij zien van iemand meestal alleen maar het omhulsel, het schijn-zelf, het masker; zelden reikt onze blik tot in de diepte, tot in de innerlijkheid van de andere. Het is zeer de vraag of dat wel mogelijk is in onze fetisjistische en voyeuristische samenleving, waar alle relaties aan vervreemding onderhevig zijn. Wijzelf gunnen de anderen toch ook geen toegang tot onze innerlijkheid, wij laten alleen onze oppervlakte zien, meer niet.
Gaat het niet om een dubbele vervreemding? Wat ons doorgaans zo lijkt te schokken is de verandering van het schijn-zelf, van het masker. Wat ons veel minder lijkt te verontrusten is de innerlijke verandering, de wijziging in de psyche of de ziel van onze vrienden en verwanten. Een mens verandert veel sneller en gemakkelijker van imago dan van karakter (of persoonlijkheid).
Als wij een kogel bekijken weten we heel goed dat hij kan worden afgevuurd en dat je er iemand mee kunt doden maar we zien toch vooral de huls, het koper, lood, het materiaal, we zien niet de bron van energie die een levend wezen in dode materie kan veranderen. Op dezelfde manier blijven wij blind voor de immense energie, de mogelijkheden om te veranderen, van degenen die wij liefhebben.
Oostduinkerke, 10 september 1973
♣
Foto: bewegingloos bij de waterval van Coo. Van links naar rechts: Frans Pirlet, Kleine Soldaat, Henriette Pirlet, Mitzi Pirlet, François, Brigitte Pirlet, mijn moeder, mijn vader.