EEN LIJK IN DE KELDER

Finis Gloriae Mundi – Juan de Valdés Leal

[Nachten aan de kant 65]

[Wat voorafging. Nazomer. Ik had me enkele dagen erg moe en lusteloos gevoeld. Op een nacht werd ik in paniek wakker. Hevige pijn in de borst, moeilijke ademhaling. Was dit het einde? Dankzij een snelle actie van Gabriella en een nachtelijke visite van dokter Debaene werd ik weer rustig. De volgende dagen mocht ik geen inspanningen doen. Best niet schrijven en niet lezen. Aan één boek had ik niet kunnen weerstaan, met een vreselijke nachtmerrie als gevolg.]

Thus conscience does make cowards of us all;
And thus the native hue of resolution
Is sicklied o’er with the pale cast of thought;
And enterprises of great pith and moment,
With this regard, their currents turn awry,
And lose the name of action. [1]
Shakespeare, Hamlet

De dagen die volgden op die apocalyptische droom las ik niets meer. Ik had mijn les geleerd. De boeken van H.C. Ten Berge en Ernst Jünger bleven toe. Zelfs in de Dikke Van Dale, De Goddelijke Komedie en de Staten Bijbel bladerde ik niet. Evenmin werkte ik door aan de Triomf van het Leven. Nietsdoen is een verschrikking, stelde ik eens te meer vast. Hoewel Arthur Rimbaud, André Breton, Isidore Isou en Guy Debord [2] beweerden dat je best van al nooit werkt ben ik van oordeel dat werken je gelukkig kan maken. Als het werk is waar je jezelf in herkent. Ongelukkig maakt werken je als je het doet omdat het moet en meer nog als het voor geld of roem is.

Die akelige bijna-dood ervaring had mij doen beseffen dat ik mijn leven, of toch zeker mijn levenswijze moest veranderen. Ik moest minder gaan drinken, zelfs dagen inlassen zonder alcohol, en helemaal stoppen met amfetamine.

Tijdens mijn korte rustperiode werd in de kelder bij de Filosofische Kring Aurora een gruwelijke ontdekking gedaan. De man die we de Spanjaard noemden, waarom weet ik niet meer, vond het lichaam van een vrouw in staat van ontbinding. Senga vertelde me dat de dode daar al drie weken had gelegen. Het bleek de stiefdochter van de oude mijnheer Aerts te zijn, die in het pand aan de Lange Leemstraat op de bovenste verdieping woonde. De vrouw had zelfmoord gepleegd. Naast het lijk vond de politie drie lege whiskyflessen en een aantal al even lege pillendoosjes, waarschijnlijk barbituraten. Drie weken hadden wij boven die doodskelder zitten werken aan het volgende nummer van Aurora (toevallig had ik toen net mijn ‘Brief over de dood’ geschreven). Jesse, mijn zoontje van zeven, was bij ons op vakantie geweest en had samen met zijn vriendinnetje Vera bij Aurora allerlei ludieke spelletjes gespeeld. Of zijn spelletjes altijd ludiek? Wat een geluk dat ze toen niet in de kelder zijn afgedaald.

Nog voor de ontdekking van het lijk in de kelder was Jesse al terug bij zijn moeder in Brussel. Na al die jaren kan ik mij niet meer herinneren of we erover gepraat hebben. Best mogelijk dat we het wel hebben gedaan, want de dood was een geliefkoosd gespreksonderwerp. Toch hoop ik nu van niet, al weet ik niet goed waarom. In mijn dagboek vind ik er niets over. Veel geklaag over kwalen en dokters en allerlei angsten, dat wel.

Nu zou er veel gaan veranderen, nam ik mij voor. Ik besefte dat ik mijn leven niet moest opofferen voor een of andere al dan niet obscure tekst. Als het schrijven niet zonder artificiële energie kon, dan maar helemaal geen schrijven. Maar kon ik wel léven zonder die middelen, alledaagse handelingen verrichten, was ik niet verslaafd geraakt?

Filosofische Kring Aurora, Lange Leemstraat, Antwerpen


[1] Zoo maakt het peinzen lafaards van ons allen,
En wordt de frissche blos van ’t kloek besluit
Verzieklijkt door ’t onechte bleek van ’t mijm’ren;
En ’t streven van den hooggezwollen moed,
Door deze omzichtigheid van stroom verandrend,
Verbeurt den naam van hand’ling
Shakespeare, Hamlet, vertaling van Burgersdijk

[2] In een vriendelijke reactie op Kleine bevrijdingen en schaduwen van de dood vroeg Luc Aerts zich af of de uitspraak Ne travaillez jamais niet van Guy Debord was. Ik had ze toegeschreven aan Isidore Isou, Debords aanvankelijk medestrijder en latere rivaal. Ik ben het nog eens gaan opzoeken en Luc Aerts heeft gelijk. Al heeft Debord de mosterd waarschijnlijk bij Rimbaud gehaald  («Jamais je ne travaillerai» , en is het mogelijk dat Ne travaillez jamais een uitspraak was die alle leden van Situationniste Internationale onderschreven.

OVER LEZEN IN TIJDEN VAN COVID-19 (2021)

Vanwege de letterlijk hartverscheurende omstandigheden die het leven van Agnes en mezelf in het voorjaar ontwrichtten, had ik weinig tijd om iets anders te doen dan voor mijn geliefde te zorgen. Af en toe las ik wel wat, maar dat was eerder sporadisch en niet echt met mijn hoofd erbij. Vanaf juni kwam ik wat literatuur betreft opnieuw op gang. Lezen gaat bij mij altijd samen met schrijven. Het lukte mij opnieuw om wat ‘op papier’ te zetten. Ik nam de draad van Nachten aan de Kant (of ook Antwerpse Nachten) weer op, met een zonnige onderbreking in de vorm van herinneringen aan een verblijf in de Provence.

In die eerste maanden heb ik vooral genoten van de bitterzoete autobiografie van Bulle Ogier, J’ai oublié. Het enige boek waarover ik dit jaar een stuk schreef. Daarin onder meer dit: “J’ai oublié heeft mij zin gegeven om alles wat ik het voorbije jaar op Netflix – en andere streaming-diensten – heb gezien, meteen te vergeten. Wat was de cultuurwereld die Bulle Ogier beschrijft rijk in vergelijking met de opgewarmde, smakeloze kost die ons nu wordt voorgeschoteld.”
In dezelfde periode las ik De opgang van Stefan Hertmans, zijn beste fictie tot nu toe. In dat boek trekt hij al zijn registers open; zijn schrijfkunst, inzichten en kennis bereiken daarin hun zenit. Erg mooi en goed geschreven vond ik Al het blauw, van Peter Terrin. Herkenbaar en toch bevreemdend. Hoewel de plaatsen van handeling naamloos blijven lijken we ze toch goed te kennen.

Van mijn vriend en geestverwant Pascal Cornet, die ik jammer genoeg nog altijd niet in het echte leven heb ontmoet, las ik twee delen van zijn voortreffelijke en diepgravende autobiografie. Hij heeft ze in eigen beheer moeten uitgeven. Zijn er dan geen uitgevers meer die een originele stem herkennen? Het beste en welsprekendste boek over kunst was Funny Weather van Olivia Laing. Ik weet niet weer hoe ik haar heb ‘ontdekt’. Mijn keuzes zijn nogal willekeurig; ze hangen meestal van het toeval af. Soms laat ik mij iets aanbevelen of laat ik mij leiden door een recensie. Olivia Laing schrijft in een subjectieve stijl over Patricia Highsmith, Jean-Michel Basquiat, David Bowie, Agnes Martin, vrouwelijke schrijvers die drinken, Patti Smiths ‘Land’, Wolfgang Tilmans, etc.

In literair opzicht zal 2021 voor mij altijd het jaar van Joan Didion blijven. Al is altijd een relatief begrip. Ik ben haar werk veel te laat beginnen te lezen, daartoe verleid door de schitterende documentaire ‘Joan Didion: The Center Will Not Hold’ van Didions neef, Griffin Dunne. Tot voor enkele dagen was ik nog verdiept in Blue Nights, over de dood van haar dochter Quintana en haar eigen aftakeling. Nu is ze er zelf ook al niet meer. Over schrijven deed ze deze opmerkelijke uitspraak: “In many ways writing is the act of saying I, of imposing oneself upon other people, of saying listen to me, see it my way, change your mind. It’s an aggressive, even a hostile act. You can disguise its qualifiers and tentative subjunctives, with ellipses and evasions —with the whole manner of intimating rather than claiming, of alluding rather than stating—but there’s no getting around the fact that setting words on paper is the tactic of a secret bully, an invasion, an imposition of the writer’s sensibility on the reader’s most private space.” [Uit ‘Why I Write’, terug te vinden in de verzamelbundel ‘Let me tell you what I mean’.]

Mogelijk door de opkomst en groei van extreemrechts en de populariteit van allerhande fascisten en volksmenners in dit land en elders in Europa en de Verenigde Staten, ben ik mij wat gaan verdiepen in nazi-Duitsland. Onthullend vond ik vooral LTI, De taal van het derde rijk, van Victor Klemperer. Ik zag veel overeenkomst met de taal die we op sociale media lezen en met die van nogal wat nationalistische politici. Een uitdrukking als ‘dor hout’ voor oudere en zwakkere mensen, om maar één voorbeeld te geven, is ronduit nazistisch. Meeslepend en aangrijpend was voor mij de fictie van Hans Fallada. Zijn Alleen in Berlijn (Jeder stirbt fur sich allein) is een waarschuwing voor wat ons opnieuw te wachten staat. Je ziet de voortekenen overal. Het spinnenweb, het debuut van Joseph Roth, is even onheilspellend, al behoort het niet tot zijn beste werken.

Om mij te ontspannen las ik nogal wat biografieën. Jennifer Otter Bickerdike’s You are beautiful and you are alone is een uitstekende biografie van fotomodel, actrice, zangeres en songschrijver Nico. In de zeer leesbare maar weinig opzienbarende biografie The double life of Bob Dylan – 1941-1966, alweer een lijvig boek over Dylan van de betweter Clinton Heylin, vind je weinig nieuwe informatie. Mijn probleem is dat ik, eens voorbij pagina 30, boeken bijna altijd uitlees. Er zijn ergere problemen, ook al is tijdschaarste er een van.

Opnieuw stelde ik vast dat ik te vaak online zit te lezen en dat ik die teksten, hoe magnifiek ze soms ook mogen wezen, meestal meteen weer vergeet. Mijn voornemen is om dat minder te gaan doen. Mijn andere voornemen is om opnieuw gedichten te gaan lezen. Toen ik jonger was, was ik verslaafd aan poëzie. Nu blijven die mooie dunne boekjes gesloten. Wat een verloochening is van bijna alles waar ik sinds mijn vijftiende voor sta. Je moet je leven veranderen. Maar kun je dat nog? Je hebt zo weinig zelf in handen.



Boeken 2021 (geen chronologische lijst)

Joseph Roth, Tarrabas

Joseph Roth, Het spinnenweb

Elena Ferrante, Het verhaal van het verloren kind. Napolitaanse romans 4

Stefan Hertmans, De opgang

Annie Ernaux, De jaren

Bulle Ogier, J’ai oublié

Herman Melville, Moby Dick (vertaald door Barber van de Pol)

Margot Vanderstraeten, Mazzel Tov

Peter Terrin, Al het blauw

Tommy Wieringa, De heilige Rita

Sylvie Simmons, I’m your man. The life of Leonard Cohen

Olivia Laing, Funny Weather. Art in an emergency

Victor Klemperer, LTI. De taal van het derde rijk

Hermann Broch, Barbara. Novelle

Joan Didion, Where I was from

Joan Didion, Play it as it lays

Joan Didion, South and West

Joan Didion, De verhalen die we onszelf vertellen

Joan Didion, The year of magical thinking

Joan Didion, Blue Nights

Haruki Murakami, Eerste persoon enkelvoud

Tracy Thorn, My rock ‘n’ roll friend

Jennifer Otter Bickerdike, You are beautiful and you are alone. The biography of Nico

Clinton Heylin, The double life of Bob Dylan – 1941-1966. A restless, hungry feeling

Pascal Cornet, De elfde teen

Pascal Cornet, Populierendreef 29

Hans Fallada, Alleen in Berlijn

Hans Fallada, Wat nu, kleine man

Robert Walser, De bediende

Burhan Sönmez, Labyrint
James Salter, De kunst van fictie

Dave Eggers, Het Alles

Harrie Lemmens, Licht op Lissabon. Stadsverhalen

HET GEWICHT VAN DE DAGEN

P1030610

Veel soortgenoten lopen gebukt onder het gewicht van de dagen. Sommigen lijken geen last te hebben van de dagelijkse sleur van hun arbeid, ze lijken energie in overvloed te hebben.Ik heb er zelf zo gekend op het werk. Misschien zien zij niet dat er naast het werk het ‘echte’ leven is. Ik begrijp dat iemand zijn werk graag kan doen, maar ook dat het je uitput en je vaak belet je ‘echte’ leven te leven. Je ‘echte’ leven is geen hersenschim, maar is alles wat je graag doet, alles waar je naar verlangt.

Als ik aan die grote vermoeidheid denk, waar zovelen in dreigen te verzinken, schaam ik me voor mijn zelfbeklag. Hoe kan ik soms zo blind zijn voor de zorgen van anderen, hoe kan ik zo opgesloten zitten in mijn begeerte, in mijn verlangen? Misschien werd ik als kind, als jongeman te zeer verwend, misschien kreeg ik te veel aandacht en te veel liefde en is er daardoor gewenning opgetreden, waardoor ik niet meer zonder grote hoeveelheden kan. Ja, ik geloof dat mijn honger te groot is, mijn zelf-honger, daar komt het wellicht op neer.

Zal ik nog kunnen veranderen? Ik blijf me aan het onmogelijke vastklampen, als ik dat niet zou doen, zou ik niet graag meer leven, denk ik. Ik moet sterk zijn, oefenen. Echt zwak voel ik me niet, alleen ergert het mij dat ik sommige dingen niet aankan, dat mijn lichaam zo veranderd is sinds 25 mei, dat mijn geheugen niet meer even goed werkt.

Veel te vaak voel ik me eenzaam.En als ik me eenzaam voel, komt dat door de gewenning waar ik het hierboven over had. Ik ben eenzaam als ik mij schitterende dagen herinner, alleen doorgebracht, of met een vriend of een geliefde. Ik kan heel goed alleen zijn, als ik maar weet dat er ergens iemand is die misschien met tederheid aan me denkt. Als ik weet dat er ergens iemand is die om me geeft.

Ik ben ongeduldig. Ik wil nu al sterk zijn. Ik wil kunnen dansen, reizen, mijn ‘echte’ leven leiden (zelfs ik doe dat niet, ook al werk ik niet). Schrijven wil ik, lezen, luisteren, spreken, mezelf geven, mezelf verliezen, je in mijn armen houden, je de adem benemen. Zo sterk zijn dat ik me niet meer voor mijn zwakte hoef te schamen.

 

JE MOET JE LEVEN VERANDEREN

brief_encounter.jpg
Brief Encounter – David Lean: verboden liefde in 1945.

Notities september 2011

Waarom schrijf ik niet meer? Heb ik na die bijna vier maanden nog altijd geen energie? Misschien is het alleen maar het opnieuw beginnen wat me dwars zit. Ik heb het altijd  moeilijk om op gang te komen, dat had ik ook al als leerling en student, bijvoorbeeld na een zomervakantie. En ik heb nooit graag voor iemand anders gewerkt. Niet dat ik lui ben: hier liggen duizenden pagina’s tekst van me stof te vergaren. En ik heb er geen idee van hoeveel er op harde schijven, intern en extern, dvd’s, cd’s, floppy’s en weet ik veel wat nog meer staat. Maar nu wil het maar niet gebeuren. De woorden houden zich stil, verschuilen zich in het struikgewas van mijn dromen en nachtmerries.

Soms vind ik het jammer dat ik auto noch huis heb. Niet voor het bezit, maar voor het comfort. Als ik vandaag een auto had gehad was ik zeker ergens naartoe gereden, naar  Limburg, naar de Maas, waar ik zoveel van houd, of naar Luik, ook al aan de Maas. Heel graag zou ik nog een keer naar Amsterdam gaan, langs de grachten flaneren, en in boekwinkels rondhangen.

Maar nu ben ik binnen gebleven en heb ik gelezen en wat muziek beluisterd en geslapen. Ik voelde me niet slecht maar een beetje verveeld. Nog altijd dat binnenzitten, zo eentonig.

Gisteren heb ik ‘Brief Encounter’ opnieuw bekeken, die klassieker van David Lean. Een wat verouderde, maar mooie, melancholische film over ‘verboden’ liefde. Schuldgevoelens maken een dagelijkse sleur doorbrekende romance kapot. Schuldgevoelens zijn nergens goed voor. Het zijn zelfs geen echte schuldgevoelens in Brief Encounter. Britten tonen geen gevoelens. Het gaat meer om een bijna objectieve schuld, en om schaamte over de transgressie, het (bijna) breken met de burgerlijke normen en waarden van die na-oorlogse, door angst gedisciplineerde maatschappij.

Overal waar ik kom bezoek ik kruidtuinen. Ik ben er gek op. Het zijn altijd andere, kleinere werelden, weg van de steden. Alles is er helder en ordelijk. Ik heb er veel mooie herinneringen aan, even helder als de kruidtuinen zelf. Maar zal het nog lang zo helder blijven? Soms ben ik bang voor geheugenverlies, Alzheimer en ander onheil. Stel je voor dat ik niemand meer zou herkennen.

Ik wil tevreden zijn, ik wil dat die droefheid van me af valt. Als je leven je niet bevalt kun je het veranderen. Dat ben ik nu aan het lezen in een boek Peter Sloterdijk, ‘Je moet je leven veranderen’. De titel verwijst naar een regel van Rainer Maria Rilke. Opgelet: het is niet de bedoeling dat je ‘het’ leven verandert. Ik zit nog niet in de helft van het lijvige boek maar heb er toch al heel wat uit geleerd. Zo besef ik nu veel beter dat oefeningen (elke dag kinésitherapie, na de middag lezen) mij goed doen. En dat er niets mis is met de liefde. Maar dat wist ik al langer (en Arthur Japin heeft het daar voortdurend over. Als het donker is lees ik nu in zijn Vaslav – over Nijinski.)

Ja, ik schreef het hier boven al: Ik beluister weer meer muziek. Ik heb de jongste cd’s van Ry Cooder, Beirut, My Morning Jacket en the Jayhawks. Aan Ry Cooder beleef ik het meeste plezier, vooral omdat hij zich zo boos maakt, op bankiers en andere parasieten van de ‘gewone’ mens. Ry Cooders woede biedt veel troost aan deze boze man.

“Identiteit levert (…) de superhabitus voor allen die willen zijn zoals ze op grond van hun lokale invloeden zijn geworden, en die denken dat dat ook goed is. Op deze manier verzekeren de identieken zich ervan dat ze buiten gehoorsafstand zijn als er onverhoopt weer ergens de imperatief ‘Je moet je leven veranderen’ te beluisteren valt.”
Peter Sloterdijk, Je moet je leven veranden, 200.

briefencounter2.jpg
Brief Encounter, David Lean: twee vrouwen in één.

ZANGZAAD IN UTOPIA

utopia

Zoals sommige van je vrienden en helden van vroeger, die symbolisch verdronken zijn, zoals de vlinder van Boudewijn De Groot, heb je nu ook wel eens zin om je aan de goede ouderwetse morfine over te geven en in een roes – die je nooit hebt gekend – op een wolk van vergetelheid ver van hier weg te zweven. Naar een land waar zelfs geen goede prinsen heersen, een land waar goden gedichten schrijven zonder er ook maar een ogenblik trots op te zijn. Een groen land, een ijsland. Maar je hebt geen morfine bij de hand en gaat er ook niet naar op zoek. Zo’n land bestaat trouwens niet. Je leeft hier en nu, met in je achterhoofd het verleden en in je voorhoofd de mogelijkheden van de toekomst. Je hebt altijd affiniteit gehad met het begrip ‘het mogelijke’, dat je wellicht voor het eerst bij Ernst Bloch hebt aangetroffen.

Het is waar dat je je dagenlang, soms weken, onttrekt aan de ‘realiteit’ en soelaas zoekt in wijn en muziek – wat natuurlijk ook een realiteit is. Maar nu moet de gemeenschap voorrang krijgen op de eenzaamheid van het individu. De machtigen, de superrijken, tussen de twee en de vijf procent van de mensheid, geloof ik, die denken eeuwig te zullen leven, hebben het in hun hoofd gehaald ons nog veel meer uit te buiten dan ze ooit hebben gedaan. Hun families hebben hele continenten onvruchtbaar en ziek gemaakt, alsof ze de aliens waren van Stephen Hawking. In die uitgeputte streken valt echter niet zoveel meer te rapen. Nu is het ‘oude Europa’ en het ‘Rijk van het Kwaad’ aan de beurt. Portugal, Griekenland, Spanje, Ierland, België, Oost-Europa… Niemand weet waar het ophoudt, en niemand weet heel precies welke wapens de uitbuiters hanteren. Ze hebben de beurzen, de media, het goud. En als het erop aankomt hebben ze ook de wapens en de huurlingen.

Een van hun – met ‘hun’ verwijs ik naar die kleine groep parasieten – wapens is zeker het virus van de verlamming. Ons zover brengen dat we denken dat niets kan worden veranderd, dat er geen mogelijkheden zijn. Dat we hard moeten werken, onze belastingen betalen en naar spektakelfilms uit Hollywood kijken (waarin op cynische wijze onze levens worden nagebootst)… en kort daarna het ziekenhuis, de ziekenhuisbacteriën en het vuur van het crematorium. Niet in de grond: we hebben teveel van hun antidepressiva en antibiotica geslikt en van hun giftig voedsel gegeten, waardoor we de weinige vruchtbare grond die er nog is wel eens zouden kunnen vervuilen met ons dood vlees.

Ik klink somber, maar ik ben niet somber. Omdat ik in het mogelijke geloof. Ik weet dat het een abstract, vaag begrip is. Maar als je erover nadenkt, als je er met je kameraden over praat wordt dat begrip al heel wat begrijpelijker en concreter. Ik bedoel dat we het gesprek en de dialoog nodig hebben om deze georkestreerde, spectaculaire ‘crisis’ te kunnen en durven ontmaskeren… en dat we op die manier met veel inzet en inspanning en verbeelding van de wereld een vruchtbare tuin kunnen maken, waar we met z’n allen onszelf kunnen verwezenlijken. (Ik geloof echter niet in een utopie, in een wereld zonder haat, jaloezie, conflicten, etcetera. Maar gelijkertijd geloof ik wel in een wereld van broeder- en zusterschap, een muzikale wereld.) Een tuin leggen we aan, waar mogelijk mooie vogels zullen zingen. Hun gezang, en dat van onszelf, zal papavervelden en kalasjnikovs overbodig maken. Er zal zangzaad worden geoogst. En we zullen samenwerken en samen plezier maken en het leven leven dat ons toebehoort.

 

HAPPY TRAILS IN 2009

the way young lovers do

Deze young lovers – die wij nog altijd in ons meedragen – wensen alle lezers van hoochiekoochie een gelukkig en voorspoedig 2009.

Ω

Kijk wat we gevonden hebben. De toekomst is het verleden, wat slecht is, is goed en tranen van verdriet maken gelukkig. Er is geen centrum in ons en in de wereld. De kern is overal en het uiteenvallen van wat hem omringt valt nooit stil. Zelfs niet als doodsklokken luiden of uit sommige moskeeën tot vrede wordt opgeroepen. We zijn tot geluk en ongeluk gedoemd. Neem nog maar een stukje van mijn hart, zingt de zangeres tot de geliefde of tot een soort goddelijk opperdier.

Haten wij elkaar? Nee, wij haten elkaar niet. Er zijn krachten en energieën in ons die we nog moeten ontdekken. Hadden we naar Timothy Leary moeten luisteren, als halfdove schapen? Ook niet. We hadden onze plan moeten trekken. We hebben onze plan getrokken. Maar als je verliest, verlies je alleen. Niemand wil de laatste eurocenten van de verliezende gokker. Hij krijgt een broodje gratis en dan de stad uit met hem. Vergeten! Hadden we naar de filosofen moeten luisteren, Kant, Hegel, Rousseau? Nee. We moesten zelf onze weg zoeken. We zoeken zelf onze weg en ontmoeten elkaar als de maan zich achter een wolk verbergt. Dan vallen we elkaar in de armen en zeggen: ik heb je lief. Hoe kun je ook anders, zo alleen, zonder reisgezellen, tijdens een reis naar daar waar nooit iemand van terug is gekomen? Je weet wat het betekent zo zonder reisgenoten, vrienden te zijn.

Ik wil graag je reisgenoot zijn, je vriend, je vriendin, je geliefde. Je armoedzaaier. Maar nooit zal ik je onverschillige zijn. Ik wens je geluk, vreugde, gezondheid, ondanks alles vrede en voorspoed. Wij moeten de wereld veranderen.

 

 

 

SLAAPSTOORNISSEN EN LEGE AGENDA’S

fietsen in 2006

Het verdient aanbeveling je uit te spreken, niet zo vaak zoveel voor je te houden. Je emoties en je gedachten moet je veruiterlijken. Als je iemand graag ziet, moet je dat zeggen. Iemand eens een keer knuffelen, dat moet gewoon. Als iemand je kwetst of beledigt, mag je je niet laten doen, je moet je verdedigen. Je mag je niet in een hoekje laten drummen. Je moet echt je gedachten en indrukken uiten, niet alleen maar alles verinnerlijken en opsparen. Al wat je niet uitspreekt vindt op een andere, vaak zelfdestructieve manier een uitweg, soms in bepaalde stoornissen, kwalen en obsessies, in ergernis, neerslachtigheid en melancholie.

Je moet je eigen weg gaan, doen waar je zin in hebt, zonder anderen te kwetsen of te benadelen. Als je zin krijgt om aan sport te doen, doe je dat toch gewoon, in plaats van te wikken en te weggen en er uiteindelijk van af te zien. Van uitstel komt afstel, zeggen de mensen en ze hebben gelijk. Als je zin hebt om naar de film te gaan, ga je naar de film en wacht je niet tot je een partner vindt om je te vergezellen. Zo kun je nog lang wachten. Een tentoonstelling, een concert, een wandeling in het bos: hetzelfde.

Het is voor jou echter heel moeilijk om dingen alleen te doen, om ergens op je eentje naartoe te gaan, om zonder gezelschap een vriend, kennis of familielid een bezoek te brengen. Je bent niet bepaald jong meer maar dat zou je toch moeten aanleren, of opnieuw aanleren. En ook het positieve gevoel van in eenzaamheid te genieten van om het even wat. Schoonheid openbaart zich wellicht nog het vaakst en in de beste omstandigheden aan de eenzame wandelaar.

Ik doorbladerde gisteren mijn agenda van 2006 en stelde tot mijn verbijstering vast dat mijn actief leven op één jaar zienderogen is afgenomen. Nu is het bijna een passief leven geworden; het is alsof ik een metamorfose heb ondergaan. Ik ben een kever geworden en lig op mijn rug. Sinds januari 2006 heb ik geen film meer gezien in de bioscoop. Ik ben nochtans een passioneel filmliefhebber. Theaterbezoek neemt ook af. Ik zit meer en meer thuis. Ik bekijk films op dvd, ik beluister muziek, ik lees een beetje, ik zit voor mijn computer en krijg zitvlees. Waar zijn mijn fietstochten gebleven, mijn wandelingen in het Zoniënwoud? En wat is er met mijn slaap gebeurd? Ik slaap gemiddeld nog drie uur, de rest is onrust, een soort mentaal geklapwiek. Lachen zou ik moeten doen, vanuit de buik, daar schijn je goed van te kunnen slapen. Heel graag zou ik ’s morgens eens uitgerust opstaan en rustig een kop koffie drinken. Nee, nogmaals, ik moet mijn leven opnieuw veranderen. Kan iemand mij helpen?

Foto: Martin Pulaski

AFSCHEID VAN EEN VRIEND?

afscheid

Ik weet dat ik de dingen niet op de juiste wijze aanpak. Soms wel, maar vaak ook niet. Ik ga met vrienden om van wie veel negativiteit uitgaat. Ze stimuleren me niet, ze inspireren me niet. Zijn dat dan wel vrienden? Moet je altijd trouw blijven aan je vrienden, ook als voor hen het eigenbelang de overhand neemt? Door dik en dun, in kwade en in goede dagen, alsof je met hen gehuwd bent? Ik twijfel eraan of ik dat moet doen, als onze ontmoetingen me schade berokkenen. Ik heb goede vrienden gehad die mij de rug hebben toegekeerd omdat ze succes kregen en op televisie kwamen. Ze werden beroemde Vlamingen. Ze dachten waarschijnlijk dat ik ter plaatse bleef trappelen. Ze konden zich niet langer verrijken aan mij. Ze keerden mij de rug toe. Daar heb ik wel van afgezien. Dat geef ik toe. Het is niet prettig dat iemand je de rug toekeert, iemand met wie je bijvoorbeeld bijna wekelijks wandelingen maakte in het Zoniënwoud en met wie je samen liedjes zong. Maar zo is het leven. Waarom zou ik dan op mijn beurt een vriend die me veel schade berokkent niet de rug toekeren? Ben ik bang dat hij zonder mij niet verder kan? Daar moet ik niet bang voor zijn. Hij leidt zijn eigen leven, in een geheel ander milieu, met geheel andere morele regels, met geheel andere codes dan ik. Hij heeft zijn eigen vrienden en kennissen, hoewel hij beweert dat hij eenzaam is. Maar wij zijn allen eenzaam.

Ik heb het nu heel bepaald over een vriend met wie ik een radioprogramma maak. Hij helpt me met de techniek. Hij draait aan de knopjes, zorgt voor het volume. Maar door zijn buitenissig gedrag in de studio is hij bij wijze van spreken een stoorzender. Hij belet me mij te concentreren op mijn thema, op de woorden die ik wil uitspreken. Hij straalt negativisme uit en zet een domper op de sfeer van het programma. De mensen zijn slecht, zegt hij bijna voortdurend, als een litanie, en de muziek ontroert hem niet meer. Ik denk dat hij met me meegaat naar de studio uit vriendschap. Om me tot steun te zijn, zodat ik daar niet alleen moet zitten. Maar zit ik niet beter alleen in die studio? Ga ik niet beter mijn eigen weg? Ik heb een grote angst om in de in de steek gelaten te worden. Dat verdraag ik niet. Maar vanwege die vrees, die neurotische verlatingsangst, laat ik anderen evenmin in de steek. Ik houd me vast. Ik kan geen afscheid nemen. Ik laat niets of niemand los. Ik laat anderen begaan. Neen, ik pak de dingen niet op de juiste wijze aan. Ik moet mijn leven veranderen.

MUZIEK: JE MOET ZELF MAAR KIEZEN WAT JE MOOI VINDT

De website Last-fm laat mij elke week zien welke mijn favoriete muzikanten, elpees en songs zijn. Het is is een soort van alternatief marktonderzoek van mijn ‘onbewuste’ muziekkeuze. Maar houd ik echt zoveel van Vashti Bunyan? Helemaal niet. Ik zou zelfs niet één titel van een lied van deze zangeres kunnen noemen. Dat noemen van titels en namen wordt trouwens hoe langer hoe moeilijker. Think! Maar ik weet weliswaar dat ik van the Rolling Stones, Bob Dylan, the Who, Fairport Convention, Hank Williams en Aretha Franklin nog altijd zonder nadenken tientallen titels zou kunnen noemen.

Ik zit nu na te denken over een bewuste en noodzakelijke – noodlottige – lijst van favoriete platen in plaats van een onbewuste en toevallige. Maar het hangt toch altijd allemaal af van het moment, van het seizoen, van de stand van de sterren en de maan, van de armen van je geliefde en van de inhoud van je glas. Niets is definitief. (Zelfs god is ooit gestorven. Niemand schijnt daar nog wakker van te liggen, maar in de 19de eeuw was dat pagina één-nieuws. Nu hebben we Tom Boonen en Bush.)

Daarnet hoorde ik Shine van Daniel Lanois. Ik kreeg er geen kippenvel van, maar volgende week behoort Lanois wellicht bij mijn select clubje. Te mooi om waar te zijn. Wat me wel tot tranen toe ontroerde vanavond was Innocent When You Dream van Tom Waits, zoals het lied ‘gebruikt’ wordt in Wayne Wangs en Paul Austers morele fabel Smoke. Te waar om mooi te zijn. Tom Waits? Ja. Wayne Wang? Ja. Paul Auster? Ja. Met deze lofbetuiging en deze droom zeg ik u tot ziens, mesdames et messieurs.