BRIEF AAN EEN VERRE VRIENDIN

Met Amsterdamse vrienden, Vossenplein, Brussel, 1971


[Nachten aan de Kant 33. Mei-juni 1979]

Aber das Saitenspiel tönt fern aus Gärten; vielleicht, daß
Dort ein Liebendes spielt oder ein einsamer Mann
Ferner Freunde gedenkt und der Jugendzeit
Friedrich Hölderlin, Brot und Wein

Hoe lang is het geleden dat ik je nog schreef? Meerdere maanden? Daar is maar één verklaring voor: ik kan het niet meer. Mogelijk wil ik het zelfs niet meer. Waarover zou ik wel schrijven? Er is een soort onverschilligheid en zelfs apathie – als het al geen lethargie is – in mijn ziel naar binnengeslopen. Weinig in de wereld boeit me nog werkelijk, weinig van wat om me heen gebeurt weet mijn enthousiasme te wekken. Nog niet zo lang geleden schreef ik brieven in buien van euforie en wat ik vervoering zou durven te noemen. Muziek was dan een belangrijk element om dat enthousiasme aan te zwengelen. Het ritme van wat eerder bedoeld was als achtergrondmuziek bepaalde het ritme van mijn woorden, melodieën kregen contouren en stemmen kleur, en vonden zo de weg naar de zinnen die op het papier verschenen en gingen er deel van uitmaken.

Toch waren mijn epistels niet bepaald verheven. Ik schreef over alledaagse dingen, over wat er in ons huis en in de wereld gebeurde. Mijn leven had zin omdat ik wist dat ik deel was van een groter geheel. Lange tijd voelde ik mij sterk betrokken bij wat tegencultuur werd genoemd. Je herinnert je zeker nog hoe ik dat boek The Making of a Counter Culture van Theodore Roszak heb verslonden? Nu vind ik het moeilijk om de emoties die met dergelijke verwantschap en betrokkenheid gepaard gaan te beschrijven. Een voorbeeld: kwamen studenten in de Verenigde Staten op straat tegen onrecht, zoals naar aanleiding van de brutale moord door de National Guard op een aantal studenten aan de universiteit van Ohio, dan voelde ik mij met hen verbonden. Hun strijd was mijn strijd. De emoties die zich bij hen roerden, roerden zich bij mij ook, of dat vermoedde ik toch.

Nu is dat gevoel van verbondenheid er niet langer: een tegencultuur lijkt niet meer te bestaan, bij een politieke partij, hoe links ook, kan en wil ik me niet aansluiten, terrorisme keur ik af, punk en new wave vind ik oppervlakkig en modieus. Wat er nog aan opstandigheid overblijft lijkt me onecht, niet veel meer dan gestes en poses. Kijk maar eens naar de aansteller Johnny Rotten. Het vuur van de bezetenheid ontbreekt. Waar zijn de enragés? De punks zijn sympathiek maar omdat zij de cultuur in haar geheel lijken te verwerpen kan er van een ware verstandhouding tussen ons geen sprake zijn. Ik heb de indruk dat punks liever spuwen op boeken dan ze te lezen, al zullen er uitzonderingen zijn. Zij begrijpen mij niet en waarschijnlijk begrijp ik hen niet. Als punk al een beweging is dan is ze er een van onbezonnen anarchisten en nihilisten. Van punks hoef ik geen antwoord te verwachten op mijn vraag naar een nieuwe gemeenschap waar ik, zonder mijn eigenheid op te geven, deel van zou kunnen worden. Ik vermoed dat ik zal moeten leren leven met de geestelijke eenzaamheid die nu mijn lot is. Begrijp me niet verkeerd: ik heb heel wat vrienden die me veel geven en die veel voor me betekenen. Een groepje vrienden en genossen – om het woord van Hölderlin te gebruiken – vormt echter geen gemeenschap. [1]

Lieve vriendin, het spijt me dat dit allemaal weinig opbeurend klinkt. Ook al kan ik geen brieven meer schrijven zoek ik toch nog naar andere vormen van communicatie. Voorlopig zonder resultaat. Mijn literaire teksten zijn te ingewikkeld en te idiosyncratisch om ermee tot de andere – ook tot jou – door te dringen, om hem of haar deelachtig te maken aan mijn innerlijke wereld. Mijn vriend Giuseppe zegt al langer dat ik me wat dat betreft in een doodlopend straatje bevind, dat ik eenvoudiger moet gaan schrijven en bij misdaadauteurs zoals Raymond Chandler, Dashiell Hammett en Patricia Highsmith in de leer gaan. Ik weet het niet. Zeker wil ik uit deze toestand van apathie geraken. Ik wil koste wat het kost vermijden dat ik vast kom te zitten. Werken, schrijven dus, betekent samen met liefde en seks voor mij alles. Nee, dat is niet helemaal waar want ik verlang natuurlijk ook naar die andere, voorlopig onbereikbare gemeenschap. Ik wil me blijven verzetten tegen elke vorm van conformisme. Het grootste gevaar dat me bedreigt is berusting in een onleefbare toestand, die waarin het vonkje van de geest voor goed is uitgedoofd. Dat mag niet gebeuren. Het werk bij de filosofische kring Aurora kan me op weg helpen, maar ook daar zijn we geïsoleerd. Filosofen, schrijvers en kunstenaars in een stad van leeghoofden, dichters in een contrei van dronkaards.

Nietzsche in De vrolijke wetenschap: “Ik doe telkens weer dezelfde ervaring op, en ik verzet er me telkens opnieuw tegen, ik wil het niet geloven hoewel de bewijzen voor het grijpen liggen: het overgrote merendeel der mensen heeft geen intellectueel geweten; ik heb zelfs vaak de indruk gehad dat wie iets dergelijks zou willen eisen in de dichtsbevolkte stad zo eenzaam zou zijn als in de woestijn.”

Het ga je goed!

PS: Herinner je je Luc V. en Hilde nog? Vandaag trouwen ze. We gaan naar het feest en het zal nog maar eens een lange nacht worden. Vreugde in het hart en veel dode hersencellen.

[1]
Indessen dünket mir öfters
Besser zu schlafen, wie so ohne Genossen zu sein,
So zu harren, und was zu tun indes und zu sagen,
Weiß ich nicht, und wozu Dichter in dürftiger Zeit.
Aber sie sind, sagst du, wie des Weingotts heilige Priester,
Welche von Lande zu Land zogen in heiliger Nacht.
Friedrich Höldelin, Brot und Wein

1972: DRAAIKOLK

2020-07-03-varia-rundgren1

Wat vond ik in 1972 boeiende en vernieuwende popmuziek? Welke langspeelplaten hebben wat mij betreft de genadeloze tand des tijds zonder veel schade doorstaan? Die vragen probeer ik te beantwoorden met een alweer lang uitgevallen lijst, voorafgegaan door een aantal bedenkingen om er meer tastbaarheid en zichtbaarheid aan te geven. Om er het ritme van mijn ervaringen aan toe te voegen. Wel wil ik er mij voor hoeden hier geen memoires van te maken. Ik zal nooit memoires schrijven, ik ben sir Winston Churchill niet. Evenmin zal ik prijsgeven wie ik werkelijk ben. Waarom niet? Omdat ik niet weet wie ik ben, ik heb er alleen maar het raden naar. Wat ik schrijf zijn altijd alleen maar flarden, scherven van spiegelbeelden.

Vandaag zijn we zoals gezegd in 1972 aangekomen. Waarmee het erop lijkt dat deze reeks toch chronologisch aan het worden is, wat ik aanvankelijk helemaal niet wilde. Als ik nu terugdenk aan dat jaar, los van mijn leven, lijkt het wel alsof alles toen muziek was, gecomponeerd door zowel god als de duivel. We werden meegesleurd in een muzikale draaikolk, een ervaring die ons in navolging van Pete Townshends Tommy doof, stom en blind maakte. Toen we weer boven water kwamen, ogenschijnlijk gezuiverd, waren we alleen van onze onschuld verlost. We beseften al enigszins dat er geen bevrijding mogelijk was. [1] De echte bevrijdingsbewegingen voltrokken zich in boeken (en films), in de taal. Buiten de boeken bleef het spel van macht en geld de wereld en de samenlevingsvormen beheersen. Hoe kon ik dat alles als muziek ervaren? Waarschijnlijk omdat het allemaal zo muzikaal klonk. Luister maar naar de formulering van enkele gebeurtenissen.

Bloody Sunday in Derry. The Troubles. Richard Nixon bezoekt China en de Sovjet-Unie. Apollo 17 landt op de maan. De laatste maanwandelaars zijn Harrison Schmitt en Eugene Cernan. Andreas Baader, Holger Meins en Ulrike Meinhof gearresteerd. Zwarte september tijdens de 20ste Olympische Spelen in München. Last Tango in Paris van Bernardo Bertolucci, met Marlon Brando en Maria Schneider. Deliverance van John Boorman, een film zonder vrouwen maar wel met dueling banjos. The Getaway van Sam Peckinpah, met Ali McGraw en Steve McQueen. Toots Thielemans. A Clockwork Orange van Stanley Kubrick. Dr. Brodsky: Sin? What’s all this about sin? Alex: That! Using Ludwig van like that! He did no harm to anyone. Beethoven just wrote music! Dr. Brodsky: Are you referring to the background score? Le charme discret de la bourgeoisie van Luis Buñuel. Aguirre, der Zorn Gottes van Werner Herzog. Fear and Loathing in Las Vegas van Hunter S. Thompson. Dood: Mahalia Jackson, Clyde McPhatter, Ezra Pound, Danny Whitten en Kenny Dorham.

clockwork2

Onzekerheid, verwarring en chaos beïnvloeden de stijl in mode en popmuziek. Zijn de meisjes nog sexy, dragen ze nog minirokjes? Veeleer bell bottoms (“olifantenpijpen”) en plateauschoenen. Maar nog altijd geen beha’s, zoals je kunt zien op de hoes van Carly Simons No Secrets. Uniseks. Glam rock en Blaxploitation. De baanbrekende elpee Nuggets: Original Artyfacts from the First Psychedelic Era, 1965–1968, samengesteld door Lenny Kaye, verschijnt dat jaar. De daarop verzamelde songs liggen mee aan de basis van punk rock, een stroming die pas enkele jaren later populair zal worden.

In juni 1972 wordt ingebroken in het hoofdkwartier van de democratische partij in Washington. De gevolgen van Watergate zijn vandaag nog steeds voelbaar. Mogelijk begon toen de eindtijd, waar we nu in leven.

Ons privéleven draaide rond alternatieven voor de massacultuur. Antiautoritaire opvoeding, nieuwe ideeën over het huwelijk en het gezin. Belangrijke namen waren Summerhill, Germaine Greer, Roel van Duijn, Kropotkin, Theodore Roszak, Angela Davis, George Jackson, George Ohsawa (zen-macrobiotiek), Ronald Laing, Jan Foudraine, et cetera. Benevens veel filosofische werken om onze studie tot een goed einde te kunnen brengen. Leopold Flam, onze belangrijkste professor filosofie, stimuleerde me om nog meer – en anders – te lezen dan ik al deed. Hij wekte bij mij interesse op voor dromen en sprookjes. Ik ging een dag- en een nachtboek bijhouden. Hij drukte mij op het hart dat ik bij het schrijven mijn verbeelding de vrije loop zou laten gaan. Van die vrije loop ben ik later teruggekomen. Een uur per week liet de professor ons klassieke muziek en avant-garde beluisteren.

Ons kleine gezin woonde nu samen met een aantal vrienden in een pand in Watermaal-Bosvoorde. Onze benedenbuur Rudi S. liet me Nick Drake horen, waar ik toen niet warm voor liep. Dat kwam pas veel later. Dank zij hem ontdekte ik de eerste elpee van Roxy Music, die me meteen beviel. Glam heeft me verder nooit veel gezegd. Toch begon ik in de ban van David Bowie te komen en was Transformer van Lou Reed een van de elpees die in die dagen mijn hoofd het meest op hol brachten. Maar Lou Reed was altijd al veel meer dan glam geweest. Minder glamoureus, meer van de aarde, klonk de muziek van de nieuwe band Manassas van Stephen Stills en Chris Hillman, waarvan het debuut daar bij ons in de Visélaan vaak werd gedraaid. Hoogst bewonderenswaardig vond ik Todd Rundgren omdat hij zoveel kon en dat allemaal zo perfect deed. Something/Anything was een synthese van ongeveer alle popmuziek die ik tot dan had gehoord. Zoals Todd Rundgren leek te willen versmelten met de opnamestudio waarin hij musiceerde en met de instrumenten die hij bespeelde zo wilde ik samenvloeien met mijn beste vrienden en met onze rode muziekkamer en met de klanken die uit de luidsprekers stroomden.

Keep the good, leave the bad
Take a few of these, the sweeter memories
Don’t forget them please, the sweeter memories [2]

2020-07-03-transformer1

  1. Something/Anything – Todd Rundgren
  2. Lou Reed / Transformer – Lou Reed
  3. Exile On Main Street – The Rolling Stones
  4. Can’t Buy a Thrill – Steely Dan
  5. Clear Spot / The Spotlight Kid – Captain Beefheart and His Magic Band
  6. Sail Away – Randy Newman
  7. Into The Purple Valley / Boomer’s Story – Ry Cooder
  8. Ululu – Jesse Ed Davis
  9. John’s Gumbo – Dr. John
  10. Roxy Music – Roxy Music
  11. Harvest – Neil Young
  12. Saint Dominic’s Preview – Van Morrison
  13. Manassas – Stephen Stills & Manassas
  14. Eat A Peach – The Allman Brothers Band
  15. Bobby Charles – Bobby Charles
  16. Diamonds In The Rough – John Prine
  17. Who Came First – Pete Townshend
  18. Naturally / Really – J.J. Cale
  19. Jackson Browne (Saturate Before Using) – Jackson Browne
  20. Rhymes And Reasons – Carole King
  21. Recall The Beginning… A Journey From Eden – Steve Miller Band
  22. The Rise And Fall of Ziggy Stardust And The Spiders From Mars – David Bowie
  23. All the Young Dudes – Mott the Hoople
  24. Pink Moon – Nick Drake
  25. Fanny Hill – Fanny
  26. Thank You For… – Bridget St. John
  27. Jackie – Jackie DeShannon
  28. Never A Dull Moment – Rod Stewart
  29. Young, Gifted and Black – Aretha Franklin
  30. Talking Book / Music of My Mind – Stevie Wonder
  31. Superfly – Curtis Mayfield
  32. I’m Still in Love With You / Let’s Stay Together – Al Green
  33. Carney – Leon Russell
  34. Third Down, 110 To Go – Jesse Winchester
  35. Will The Circle Be Unbroken – Nitty Gritty Dirt Band
  36. #1 Record – Big Star
  37. Stealers Wheel – Stealers Wheel
  38. Hendrix in the West – Jimi Hendrix
  39. Rock of Ages – The Band
  40. Hot Licks, Cold Steel & Truckers’ Favorites – Commander Cody & His Lost Planet Airmen
  41. Back Stabbers – The O’Jays
  42. Understanding – Bobby Womack
  43. Some Time In New York City – John Lennon & Yoko Ono
  44. The Academy In Peril – John Cale
  45. Et Si Je M’en Vais Avant Toi – Françoise Hardy
  46. For the Roses – Joni Mitchell
  47. Sailin’ Shoes – Little Feat
  48. Everybody’s In Show-Biz – The Kinks
  49. Carl And The Passions – So Tough – The Beach Boys
  50. Whatevershebringswesing – Kevin Ayers
  51. No Secrets – Carly Simon
  52. Greetings From L.A. – Tim Buckley
  53. Matching Mole – Matching Mole
  54. Toulouse Street – The Doobie Brothers
  55. Play The Blues – Buddy Guy & Junior Wells
  56. Trouble Man – Marvin Gaye
  57. The Train I’m On – Tony Joe White
  58. Paul Simon – Paul Simon
  59. Son Of Schmilsson – Harry Nilsson
  60. Tigers Will Survive – Ian Matthews
  61. Mordicai Jones – Link Wray
  62. The Late Great Townes Van Zandt / High, Low And In Between – Townes Van Zandt
  63. Historical Figures And Ancient Heads – Canned Heat
  64. Life, Love And Faith – Allen Toussaint
  65. Discover America – Van Dyke Parks
  66. Burgers – Hot Tuna
  67. Greenhouse – Leo Kottke
  68. Garden Party – Rick Nelson & The Stone Canyon Band
  69. Long John Silver – Jefferson Airplane
  70. Gypsy Cowboy / Powerglide – New Riders Of The Purple Sage
  71. 1 + 1 – Grin
  72. Blue River – Eric Andersen
  73. Machine Gun Co. – Mike Cooper
  74. Wind of Change – Peter Frampton
  75. Seven Bridges Road – Steve Young
  76. Candi Staton – Candi Staton
  77. Bobby Whitlock – Bobby Whitlock
  78. Rockpile – Dave Edmunds
  79. In Search Of Amelia Earhart – Plainsong
  80. The Harder They Come – Jimmy Cliff

Al deze langspeelplaten zou je in de categorie popmuziek of rock kunnen onderbrengen. Andere genres heb ik niet in de lijst opgenomen. Niet wegens aversie maar wegens gebrek aan kennis. Niet alle vermelde albums heb ik al in 1972 leren waarderen. Voor sommige ervan heeft het tien, twintig jaar geduurd eer ik ze heb ontdekt. Dat geldt vooral voor soul en nogal wat folk.

  1. Last tango7

[1] Ik besef nu dat het solodebuut van John Lennon, John Lennon/Plastic Ono Band, verschenen op 11 december 1970, dergelijke (voor)gevoelens al gestalte had gegeven. The dream is over…

[2] Todd Rundgren, Sweeter Memories

1971: INDIANEN EN OUTLAWS

jessewinchester

Opgedragen aan Roen Hetzwoen.

Om mijn lijst van uitverkoren elpees van 1971 wat context te geven laat ik eerst enkele vermeldenswaardige historische en autobiografische gebeurtenissen de revue passeren.
Alan Shepard maakt een wandeling op de maan. Dat avontuur lijkt nog maar weinig aardbewoners te interesseren. Igor Stravinski overlijdt. Brussel wordt onder de voet gelopen door boze boeren. Er breekt een oorlog uit tussen India en Pakistan. Het vroegere Oost-Pakistan wordt onafhankelijk en krijgt de naam Bangla Desh. Greenpeace wordt opgericht.  Congo heet voortaan Zaïre – tot het weer Congo wordt. Pablo Neruda, dichter van Canto General, ontvangt de Nobelprijs voor literatuur. Op 3 juli wordt Jim Morrison in Parijs dood aangetroffen in zijn badkuip. Na een periode van verdriet om het vroegtijdig overlijden van de geliefde zanger krijg ik last van een nieuwe fobie: de angst om te sterven in een ligbad.

Voor mezelf en mijn toenmalige vrouw was 26 mei de mooiste en gelukzaligste dag van heel dat jaar:  in hospitaal Solbosch in Elsene werd ons eerste en enige kind geboren, een zoontje. Wij gaven hem een ‘muzikale’ en voor die tijd in onze streken ongewone voornaam. Om nu mogelijk niet meer zo duidelijke redenen waren we fans van zowel Jesse Ed Davis als van Jesse Winchester. Jesse Ed Davis, een supergitarist, was een Kiowa Indiaan, wat in die tijd betekende dat hij door velen – the silent majority – als een outsider werd beschouwd. Hij had Taj Mahal [1] begeleid op diens debuut en eind 1970 was zijn eerste eigen album uitgekomen. In die eerste maanden van 1971 leek Jesse Davis! geen afscheid te willen nemen van mijn platenspeler. Euforisch werd ik vooral van Every Night Is Saturday Night, melancholisch van Rock ‘n’ Roll Gypsies, een nummer van Roger Tillison. Alleen al de hoes kon ik urenlang als in een roes zitten bestuderen. Ik was echter niet alleen een fan van Jesse Ed Davis, ik was ook sterk begaan met het lot van de Amerikaanse Indianen. Het boek Bury My Heart at Wounded Knee: An Indian History of the American West (1970) [2] van Dee Brown had op mij diepe indruk gemaakt. Ook de film Soldier Blue (1970) van Ralph Nelson [3] maakte duidelijk dat wat de Verenigde Staten in Vietnam uitvraten in het verlengde lag van de systematische uitroeiing van de oorspronkelijke bewoners van hun ‘eigen land’. De titelsong was van de Amerikaans-Indiaanse singer-songwriter en activiste Buffy Saint-Marie.

sitting-bull
Sitting Bull

Jesse Winchester, geboren in Louisiana en opgegroeid in Tennessee, was in 1967 om aan de militaire dienst en de oorlog in Vietnam te ontsnappen naar Canada gevlucht. In 1970 was op het Bearsville-label zijn schitterende debuutplaat uitgekomen. Daarop werd hij begeleid door Robbie Robertson en Levon Helm van the Band, in die dagen een van drie of vier groepen waar ik het meest naar opkeek. Luister een keer naar Payday, Biloxi, The Brand New Tennessee Waltz, Yankee Lady en Black Dog, stuk voor stuk tijdloze songs.
En dan was er nog de brutale westernheld Jesse James. Net als Bob Dylan in zijn John Wesley Harding had ik een nogal geïdealiseerd beeld van revolverhelden uit de Far West. Jesse James was niet echt een koelbloedige moordenaar, vond ik. Immers, hij stal van de rijken en gaf het geld aan de armen.

Jesse was a man, a friend to the poor,
He’d never rob a mother or a child,
There never was a man with the law in his hand,
That could take Jesse James alive.

Zo klonk het in het de oude folksong Jesse James, die we kenden in de versie van Woody Guthrie. Hij kwam ook al ter sprake in Bob Dylans Outlaw Blues: Well, I might look like Robert Ford / But I feel just like a Jesse James. Robert Ford was de verrader die Jesse James in de rug schoot.

jessejames
Jesse James

Zelf was ik ook graag een outlaw geweest. Maar ik was na een jaar rondhangen in de Brusselse urban jungle, onder meer als barman in De Dolle Mol, toen nog op de Kaasmarkt,  toch al een beetje op het rechte pad geraakt: op het einde van de zomer van 1971 schreven wij, zowel mijn vrouw als ikzelf, ons in voor de kandidatuur filosofie aan VUB. Wat ik naast de gebruikelijke filosofische werken bestudeerde was voornamelijk de tegencultuur: op die manier was ik dan toch nog een beetje een outlaw.

We hadden dat zalige jaar veel tijd voor muziek, maar weinig geld voor platen. Voorlopig bleven we nog arme schooiers met vage toekomstplannen. Tot onze vrienden rekenden we geen Jesse James-achtige rovers en weldoeners. Wel hadden we nu studiebeurzen en kindergeld en vrienden die net als wij ook platen kochten, vaak tweedehands, op het Vossenplein of in de koopjesbakken van de vele platenwinkels die Brussel toen nog rijk was. In heel wat van die winkels werkte personeel dat geen flauw idee had van de waarde van de platen die er werden aangeboden. Zeker niet van wat underground, alternatief, progressief werd genoemd. Dat soort albums belandde al heel snel in die koopjesbakken.

Tussen het schrijven van deze tekst en het maken van de onderstaande lange lijst door lees ik wat in Sandro Veronesi’s nieuwe roman, De Kolibrie. Op pagina 98-99 ligt Marco Carrera, het hoofdpersonage, op zijn bed te luisteren naar David Crosby’s Laughing, het laatste nummer van kant 1 van diens debuut, If I Could Only Remember My Name. De naald blijft dreigend in de laatste groef krassen. Laat dat nu toevallig of niet een van de mooiste songs van 1971 zijn.
Met de meeste albums in de lijst ben ik al een halve eeuw vertrouwd, andere heb ik pas later ontdekt en leren waarderen. Ik heb geen elpees geselecteerd die me niets zeggen of nooit heb gehoord.

  1. Sticky Fingers – The Rolling Stones
  2. Tapestry – Carole King
  3. Who’s Next – The Who
  4. If I Could Only Remember My Name – David Crosby
  5. Tupelo Honey – Van Morrison
  6. Surf’s Up – The Beach Boys
  7. 20 Granite Creek – Moby Grape
  8. Blue – Joni Mitchell
  9. Stephen Stills 2 – Stephen Stills
  10. John Prine – John Prine
  11. Crazy Horse – Crazy Horse
  12. Naturally – J.J. Cale
  13. The Return Of Doug Saldaña – Sir Douglas Quintet
  14. There’s A Riot Goin’ On – Sly And The Family Stone
  15. White Light – Gene Clark
  16. Flying Burrito Brothers – The Flying Burrito Brothers
  17. L.A. Woman – The Doors
  18. Cahoots – The Band
  19. Pearl – Janis Joplin
  20. Quicksilver – Quicksilver Messenger Service
  21. New Riders Of The Purple Sage – New Riders Of The Purple Sage
  22. Smash Your Head Against The Wall – John Entwistle
  23. Roots – Curtis Mayfield
  24. The Low Spark of High Heeled Boys – Traffic
  25. Rainbow Bridge / The Cry of Love – Jimi Hendrix
  26. Judee Sill – Judee Sill
  27. Tony Joe White – Tony Joe White
  28. Byrdmaniax / Farther Along – The Byrds
  29. Lost In The Ozone – Commander Cody & His Lost Planet Airmen
  30. Anticipation – Carly Simon
  31. At Fillmore East – The Allman Brothers Band
  32. Imagine – John Lennon
  33. Muswell Hillbillies – The Kinks
  34. Hunky Dory – David Bowie
  35. Grin – Grin
  36. Boz Scaggs & Band / Moments – Boz Scaggs
  37. Brain Capers / Wildlife – Mott The Hoople
  38. Little Feat – Little Feat
  39. Songs For Beginners – Graham Nash
  40. Bonnie Raitt – Bonnie Raitt
  41. In My Own Time – Karen Dalton
  42. Getting Ready – Freddie King
  43. Here Comes The Sun – Nina Simone
  44. What’s Going On – Marvin Gaye
  45. Al Green Gets Next to You – Al Green
  46. She Used To Wanna Be A Ballerina – Buffy Sainte-Marie
  47. La Question – Françoise Hardy
  48. Ram – Paul and Linda McCartney
  49. Nilsson Schmilsson – Nilsson
  50. Every Picture Tells A Story – Rod Stewart
  51. Rudy The Fifth – Rick Nelson
  52. Leon Russell And The Shelter People – Leon Russell
  53. Anne Briggs / The Time Has Come – Anne Briggs
  54. Linda Ronstadt – Linda Ronstadt
  55. Link Wray – Link Wray
  56. Aretha Live at Fillmore West – Aretha Franklin
  57. 4 Way Street – Crosby, Stills, Nash & Young
  58. Long Player – Faces
  59. Can I Have My Money Back? – Gerry Rafferty
  60. Bark – Jefferson Airplane
  61. Led Zeppelin IV – Led Zeppelin
  62. Delta Momma Blues – Townes Van Zandt
  63. Bryter Layter – Nick Drake
  64. ‘Frisco Mabel Joy – Mickey Newbury
  65. Live In Cook County Jail – B.B. King
  66. The Sun, Moon And Herbs – Dr. John
  67. Motel Shot – Delaney & Bonnie
  68. Deliverin’ / From The Inside – Poco
  69. If You Saw Thro’ My Eyes – Ian Matthews
  70. Doctor Hook – Dr. Hook And The Medicine Show
  71. Histoire De Melody Nelson – Serge Gainsbourg
  72. “Polnareff’s” – Michel Polnareff
  73. Journey In Satchidananda – Alice Coltrane
  74. Part Time Love – Ann Peebles
  75. Elvis Country (I’m 10,000 Years Old) – Elvis Presley
  76. The Silver Tongued Devil And I – Kris Kristofferson
  77. Gonna Take A Miracle – Laura Nyro & Labelle
  78. All Day Music – War
  79. One Year – Colin Blunstone
  80. The Concert For Bangladesh – George Harrison & Friends
  81. The North Star Grassman And The Ravens – Sandy Denny
  82. Shaft – Isaac Hayes
  83. Patchwork – Bobbie Gentry
  84. Songs For The Gentle Man – Bridget St. John
  85. America – John Fahey
  86. Mudlark – Leo Kottke
  87. Wrecked Again – Michael Chapman
  88. Bird On A Wire – Tim Hardin
  89. 200 Motels – The Mothers Of Invention
  90. Nevada Fighter – Michael Nesmith & The First National Band
  91. Performance: Rockin’ The Fillmore – Humble Pie
  92. Rock On – Humble Pie
  93. Hooker ‘N Heat – John Lee Hooker & Canned Heat
  94. Rosemary Lane – Bert Jansch
  95. From A Whisper To A Scream – Esther Phillips
  96. Live In Paris / ‘Nuff Said- Ike & Tina Turner
  97. Merry Clayton – Merry Clayton
  98. Sunfighter – Paul Kantner & Grace Slick
  99. Papa John Creach – Papa John Creach
  100. Rita Coolidge – Rita Coolidge

frankford
Robert Ford

[1] Zijn echte naam was Henry Saint Clair Fredericks. Henry bewonderde Gandhi en was gefascineerd door Indië, vandaar het pseudoniem. Het debuut van Taj Mahal verscheen in 1968 op Columbia. De band is te zien in de film The Rolling Stones Rock and Roll Circus. Jesse Ed Davis speelde ook nog op The Natch’l Blues (1968) en Giant Step (1969).

[2] The book expresses details of the history of American expansionism from a point of view that is critical of its effects on the Native Americans. Brown describes Native Americans’ displacement through forced relocations and years of warfare waged by the United States federal government. The government’s dealings are portrayed as a continuing effort to destroy the culture, religion, and way of life of Native American peoples. (Wikipedia)

[3] For Nelson’s portrayal of the boys in blue as blood crazed maniacs, who blow children’s brains out and women, shattered for ever one of America’s most enduring movie myths – that of the cavalry as good guys riding to the rescue – and rendered Soldier Blue one of the most radical films in the history of American cinema. P. B. Hurst, The Most Savage Film: Soldier Blue, Cinematic Violence and the Horrors of War, 2008

jesse-ed-davis-aa

 

VERMOEIDE STRIJDERS

 

enfant secret 2

Enkele dagen geleden zag  ik L’enfant secret van Philippe Garrel, een autobiografische film uit 1979 met Anne Wiazemsky, Henri de Maublanc, Elli Medeiros en Bambou. De soundtrack is van Faton Cahen, bekend of niet bekend van de Franse progressieve-rockband Magma. In L’enfant secret vertelt Garrel een liefdesverhaal gebaseerd op zijn relatie met de zangeres Nico. De titel verwijst naar het zoontje van Nico, Ari, dat door zijn vader, Alain Delon, nooit werd erkend.
Met Philippe Garrels filmstijl ben ik vertrouwd. Ik houd van zijn zwartwit, zijn lange stiltes, zijn trage camerabewegingen, zijn schaarse maar veelzeggende dialogen, zijn herhalingen. Zoals in al zijn films doen ook in L’enfant secret de acteurs en actrices aan underacting. Geen duidelijk zichtbare emoties bij de personages, wat niet belet dat je als toeschouwer toch met ze meevoelt. De film heeft vooral door zijn ritme en het vele donker een hypnose-effect. Je raakt bedwelmd: de kleine wereld die je op het scherm ziet en hoort wordt jouw eigen kleine wereld.

Het is mogelijk dat niet iedereen intimistische films als die van Philippe Garrel zo beleeft. Sommigen zullen zich ergeren aan de tegendraadsheid en de traagheid. Toen ik er gisteravond in het sprookjesachtige Warandepark met op de achtergrond de exotische muziek van de Feeërieën nog eens over nadacht besefte ik dat ik zelf ook in zo’n kleine wereld heb geleefd, en dat – in mindere mate – nog steeds doe. Een andere omgeving, een andere stijl, dat zeker, maar er zijn nogal wat overeenkomsten met die van de donkere setting waar Garrel ons mee naartoe neemt.
Aan het einde van de jaren zeventig en zeker in de jaren tachtig leefde ik net zo geïsoleerd, net zo opgesloten in mezelf en in de zelfgekozen microkosmos van verwante zielen. In zoverre we dat zelf al kunnen kiezen. Het was de nasleep van de tegencultuur. We waren vermoeide strijders die nooit hadden gestreden maar wel de oorlog verloren.
De muziek waar ik van hield hoorde je weinig op de radio (tenzij in het onvolprezen programma Domino, leerschool van heel wat muziekminnaars). Mijn favoriete films, die van Terrence Malick, Yasujiro Ozu, Shohei Imamura, de jonge Wim Wenders, Rainer Werner Fassbinder, Jacques Rivette en die van oude meesters als Friedrich Wilhelm Murnau, Jean Epstein en Robert Bresson, zag je alleen in cinefiele filmhuizen zoals Cartoon’s en Monty in Antwerpen en in het Brusselse Filmmuseum. Ik las geen bestsellers, geen boeken van bekende Nederlandse schrijvers (en van onbekende ook maar heel weinig). Wel ging mijn liefde naar romantische auteurs: Shelley, Keats en Kleist (die ik tot de romantici rekende). Ik had een grote bewondering voor Hölderlin en voor Antonin Artaud. Ik geloof dat ik maar één Nederlandse dichter las, H. H. ter Balkt alias Habakuk II de Balker, die ik als een Captain Beefheart van de Lage Landen beschouw(de). Mogelijk ben ik enkele dichters vergeten. Maar hoe het ook zij: ik verachtte het literaire wereldje van toen. Dat van de salons en boekenbeurzen en de praatprogramma’s (het bestaan waarvan ik pas in 1984, na aanschaf van een televisietoestel, ontdekte). Ik las geen kranten. Hoewel ik enkele kunstenaars als goede vrienden beschouwde interesseerde hedendaagse kunst me weinig. Ik liftte naar Firenze, Rome, Venetië en Padua om er de grote meesters uit de renaissance te bestuderen. De mooiste herinneringen heb ik aan een kort verblijf in Tübingen, en dan vooral aan mijn bezoek aan de toren waar Hölderlin de laatste zevenendertig jaar van zijn leven sleet. Hoewel de toren die er in 1979 stond niet meer de originele was, voelde ik er toch de aanwezigheid van de grote tragische dichter. Door een raam zag ik de Neckar stromen, dezelfde en toch niet dezelfde rivier die Hölderlin zo vaak zoveel troost had geschonken. Ja, grotendeels leefde ik in de negentiende eeuw en voor de rest in het boek The Romantic Agony [1] van Mario Praz, een tijdlang mijn literair-esthetische bijbel. Mijn kijk op de renaissance was negentiende-eeuws, de manier waarop ik naar muziek luisterde was dat vermoedelijk ook.
Op een dag echter gingen misdaadromans in mijn lezend leven ook een grote rol spelen . Hoe ik daartoe gekomen ben weet ik niet goed meer. Mogelijk kwam het door mijn vele gesprekken met mijn vriend Jos. Mogelijk raakte ik eraan verslingerd nadat ik de film Hammett van Wim Wenders had gezien. Voortaan vond ik het heerlijk om de hard-boiled romans van Dashiell Hammett, Raymond Chandler, Ross McDonald en vooral James Cain te lezen; een ware verrukking als ik een kater had. Wat later kwamen Sjöwall en Wahlöö het groepje misdaadverzinners vervoegen. Die had Jos mij aangeraden, dat weet ik wel zeker. In het begin aarzelde ik nog wat, onder meer omdat die twee schrijvers, een echtpaar, zulke rare namen hadden en ook wel omdat het zo’n lelijke Zwarte Beertjes waren. Maar zodra ik er één gelezen had volgde de rest.

Van alles wat ik hier heb opgesomd komt er zo goed als niets ter sprake in L’enfant secret. En toch, en toch is er die geestelijke verwantschap met Philippe Garrel – en met andere vergelijkbare kunstenaars. Ik denk dat gevoelens van afzondering, eenzaamheid en melancholie daar de grondtonen van zijn. Net als Philippe Garrel leefde ik in die tijd in een milieu waarin waanzin, psychiatrische instellingen, zelfmoord, amfetamine en morfine schering en inslag waren in de levens van sommige van mijn vrienden, de meest tragische van de vermoeide strijders tegen de toen heersende cultuur. Noem mijn generatie niet de generatie van vrijheid-blijheid. Als er al zoiets bestaat als mijn generatie. De deelgeneratie waar ik toe behoor zou je een nieuwe verloren generatie kunnen noemen, vergelijkbaar met die uit de jaren dertig, die van F. Scott Fitzgerald, Ernest Hemingway en Ezra Pound. De meesten van ons waren beautiful losers. Maar ik ben een overlever, ook al verafschuw ik die uitdrukking en ook al voel ik me nog steeds nergens thuis.

1978-1980-AURORA 15 DROMEN 001_editedb

[1] Lezers die in die dagen geen Italiaans kenden moesten hun toevlucht zoeken tot de Engelse vertaling van wat oorspronkelijk ‘La carne, la morte e il diavolo nella letteratura romantica’. Het boek werd later in het Nederlands vertaald als ‘Lust, dood en duivel in de literatuur van de Romantiek’.

Afbeeldingen: Anne Wiazemsky en Henri de Maublanc in L’enfant secret; schrijver dezes en Agnes (toen Senga) omstreeks 1979.

ZERO DE CONDUITE: UNDERGROUND!

king&queen (3)

Zéro de conduite is een sfeervol, (meestal) thematisch programma gewijd aan pop/cultuur op Radio Centraal in Antwerpen. Elke eerste zaterdag van de maand, van 6 tot 8 uur ’s avonds. Een muzikaal evenement van ongeëvenaarde kwaliteit! Stem af op Radio Centraal 106.7 FM: uniek in het zich steeds verder uitdijende universum.
Je kunt Zéro via streaming beluisteren. Hier vind je meer informatie over Radio Centraal en andere radiomakers.

Vanavond draaien we underground [1]. Muziek die behoorde tot de tegencultuur, tot het kleine stukje van mijn generatie waar ik deel van uitmaakte. Van dat kleine stukje of groepje, bedoel ik, dat zich afzette tegen de moraal, politiek, mode en kunst van zijn tijd, de jaren vijftig en zestig. Wanneer precies die underground tot stand kwam valt moeilijk te zeggen. Ik denk dat de stad San Francisco met zijn beat generation een belangrijke rol speelde, maar ook swinging Londen, het Parijs van de bohémiens en surrealisten, en de provo’s in Amsterdam. Wie er meer over wil weten van iemand die die opwindende periode niet zelf meemaakte maar er toch met veel kennis van zaken en veel empathie over schrijft raad ik het schitterende boek ‘De jaren zestig’ van Geert Buelens aan.
Voor mij is deze aflevering van Zéro de conduite vooral een emotionele aangelegenheid, een reis terug in de tijd en de ruimte. Een reis terug naar Tongeren, naar mijn vrienden Jan De Pooter, Henry Janssen, Guy Bleus en Luc Verjans. Daar waar het voor mij allemaal begon. En naar Maastricht waar ik de platen en de wierook kocht. En naar Neerharen waar ik veel van deze undergroundmuziek beluisterde en waar ik droomde van een mooie toekomst – een droom waar vandaag alleen maar vlijmscherpe scherven van overblijven. Het lijkt erop dat de dromen die we toen koesterden naïef en kortzichtig waren. Dat er niets van verwezenlijkt is. Maar niets is wat het lijkt. Ook deze sombere, walgelijke tijd gaat voorbij en er komen betere dagen. Veel van het goede dat er nu nog overblijft is in de periode die ik die van de underground noem ontstaan. Met die grondstof kan vandaag ook nog een betere toekomst worden opgebouwd.
De muziek van de vroegere betere dagen, die van de jaren zestig, zit nog altijd vol leven en belofte.

Opgedragen aan Joop Roelofs en Marty Balin.

Veel luisterplezier.

the-rock-machine-turns-you-on

Break On Through (To The Other Side) [Live] – The Doors – Essential Rarities – Jim Morrison, Robert Krieger, John Densmore, Raymond Manzarek – 4:44
Trouble Every Day – Frank Zappa & The Mothers Of Invention – Freak Out! – Frank Zappa – 5:50
Hard Coming Love – The United States Of America – The United States Of America – Dorothy Moskowitz, Joseph Byrd – 4:41
Dropout Boogie – Captain Beefheart & The Magic Band – Safe As Milk – Don Van Vliet, Herb Bermann – 2:32
Save Yourself – Soft Machine – The Soft Machine: Volume One – Robert Wyatt – 2:25
Eyes of Amber – Buffy Sainte-Marie – It’s My Way! – Buffy Saint-Marie – 2:18
Fly High – Bridget St John – Thank You For… – L. Stevenson, Bridget St John – 3:23
I Couldn’t Get High – The Fugs – The Fugs First Album – Ken Weaver – 2:08
Mountain Song – Insect Trust – The Insect Trust – The Insect Trust – 2:57
Summer Thoughts In A Field Of Weed – Q’65 – Revolution – Wim Bieler, Frank Nuyens, Jay Baar – 2:25
Zsarrahh – The Outsiders – C.Q. – Outsiders- 3:28
Down Is Up – Moondog – Moondog 2 – Moondog – 1:10
Why? (The King Of Love Is Dead) – Nina Simone – Nuff Said – Eugene Taylor – 5:45
Never Too Far – Gandalf – Gandalf – Tim Hardin – 1:56
Goin’ Down Slow – Electric Flag – Old Glory: The Best of Electric Flag – James B. Oden – 4:47
The Red Wind – Tucker Zimmerman – Ten Songs By Tucker Zimmerman – Tucker Zimmerman – 3:35
Vegetable Man – Pink Floyd – The Early Years 1965-1967: Cambridge Station – Syd Barrett – 2:32
Balloon Burning – The Pretty Things – S. F. Sorrow – May, Taylor, Waller, Povey – 3:50
Dawn of Majic – Twink – Think Pink – Twink – 1:45
Dino’s Song – Quicksilver Messenger Service – Quicksilver Messenger Service – Dino Valenti – 3:10
Section 43 – Country Joe & The Fish – Electric Music For The Mind And Body – Country Joe McDonald – 7:28
Cosmic Charlie – Grateful Dead – Aoxomoxoa – Jerry Garcia & Robert Hunter – 5:44
Corrina, Corrina – Rising Sons – Rising Sons – Traditional – 2:58
Sitting By The Window – Moby Grape – Moby Grape – P.S. Lewis – 2:48
I Need A Man To Love – Big Brother & The Holding Company – Cheap Thrills – J. Joplin, S. Andrew – 4:55
Comin’ Back To Me – Jefferson Airplane – Surrealistic Pillow – Marty Balin – 5:23
Cripple Creek – Skip Spence – Oar – Skip Spence – 2:16
Sisters Of Mercy – Leonard Cohen – Songs Of Leonard Cohen – Leonard Cohen – 3:37

Bonus Tracks

Soapstone Mountain – It’s A Beautiful Day – Marrying Maiden – David Laflamme – 4:17
Gave My Love An Apple – Dr. Strangely Strange – Heavy Petting – Tim Booth – 6:08
Face Behind The Sun – The Plastic Cloud – The Plastic Cloud – The Plastic Cloud – 4:51
Mountain In The Clouds – Miroslav Vitouš – Infinite Search – Miroslav Vitouš – 1:52
Folk Tale – Ornette Coleman Quartet – This Is Our Music – Ornette Coleman – 4:45
Sun Watcher – Albert Ayler – New Grass – Albert Ayler – 7:30
Miss Free Spirit – Herbie Mann – Stone Flute – Herbie Mann – 12:41

Research & presentatie: Martin Pulaski.
Techniek: Sofie Sap

Foto’s: In King & Queen in Tongeren (het meisje van King & Queen, Luc Verjans, Martin Pulaski, Jan De Pooter); The Rock Machine Turns You On; Electric Music For the Mind and the Body.

[1] The term “underground music” has been applied to various artistic movements, for instance the psychedelic music movement of the mid-1960s, but the term has in more recent decades come to be defined by any musicians who tend to avoid the trappings of the mainstream commercial music industry otherwise it tells only truth through the music. Frank Zappa attempted to define “underground” by noting that the “mainstream comes to you, but you have to go to the underground.” In the 1960s, the term “underground” was associated with the hippie counterculture of young people who had dropped out of college and their middle class life to live in an off-the-grid commune of free love and cannabis.

[2] Enige uitleg bij de hoes van The Rock Machine Turns You On (1968): “The Rock Machine Turns You On influenced a generation of music fans. At the time, what was then called “underground music” was starting to achieve some commercial success in Europe, bolstered by new radio and TV programmes such as John Peel’s “Top Gear”. CBS competed actively for this new market against other “progressive” labels such as Elektra, Island, Immediate, and the EMI subsidiary Harvest, who followed with similar samplers of their acts. Although some of the featured artists were already stars, others such as Leonard Cohen and Spirit were only starting to become known in Europe, and the album made a major contribution to their success.”
Uiteraard speelde voor ons niet alleen Top Gear een rol, maar zeker ook tv-programma’s als Beat-Club, Vibrato, het radioprogramma Superclean Dream Machine, de tijdschriften Teenbeat, Hitweek en Aloha, en zo meer.

IN EUROPA EN ELDERS

Gisteren heb ik van mijn vrienden Brecht en Bart een mooi en interessant boek als verjaardagscadeau gekregen: ‘In Europa’, van Geert Mak. Afgelopen nacht heb ik er al wat zitten in lezen, onder meer las ik een treffend hoofdstuk over de verwoesting van Brussel en over het provincialisme van de eentaligheid van mijn stad. Brusselaars scoren zeer slecht op meertaligheid, maar ook op vriendelijkheid en gastvrijheid. Overigens hebben we gisteren – naar aanleiding van Brechts en mijn verjaardagen – met z’n drieën bijzonder lekker geluncht in een Italiaans wijnrestaurant aan de Naamse Poort. (Waar ik hier geen reclame voor wens te maken.) De spijzen en dranken uit Italië waren een genot, en ik besef maar al te goed wat een voorrecht het is op deze manier te kunnen leven. Ook de conversatie met mijn vrienden gaf me weer meer zin om mijn leven van de zonnige kant te bekijken!

Na het lezen in Geert Mak en een nogal middelmatige psychologische film op televisie (K-Pax, met Kevin Spacey en Jeff Bridges) heb ik me teruggetrokken op mijn kamer. Mijn dokter heeft me aanbevolen veel water te drinken maar ook zoveel mogelijk zaad te lozen: dat is goed voor mijn gezondheid. Het probleem is nu dat mijn levensgezellin wel begrip heeft voor die medische adviezen, maar niet elk uur van de dag bereid is om een handje te helpen bij het nastreven van dat doel. Ik mag niet zo afhankelijk zijn van anderen in mijn pogen om gezonder te worden. Ik heb dan maar wat op het internet zitten surfen met het oog op wat opwindend materiaal. Wat ik tijdens mijn traject de revue heb zien passeren tart zeker niet de verbeelding, maar ligt zeer voor de hand. Ik heb een zwak voor mooie vrouwen, ook zonder kleren en zelfs in opwindende poses. In uiterste nood kan ik het nog wel hebben dat ze worden gepenetreerd, maar dat moet dan toch in een voldoende esthetisch kader gebeuren. Wat ik echter zag was van een zeer uitsprekelijke goorheid, platheid en wanstaltigheid, zodat ik mijn toevlucht gezocht heb bij wat foto’s van Isabelle Huppert. Dat is puur esthetisch genot. Het was dan al twee uur in de nacht. In onze straat was alles stil en donker. Iedereen leek te slapen. Ook ik ben dan maar naar bed gegaan, want ik had slaap nodig.
Maar mijn lichaam blijft gespannen, mijn geest actief. Mijn verbeelding slaat op hol. Ik ben extreem onrustig. Wat is er met me aan de hand? Ik voel me niet slecht, drink liters water, ben moe en toch kan ik de slaap niet vatten. Ik probeer dan nog wat te lezen, maar kan me niet meer concentreren. Dat alles heeft voor gevolg dat ik vandaag als zombie naar de Delhaize stap en later met een verward hoofd de krant doorneem. Daarin lees ik een interview met Geert Mak (ook toevallig). Hij heeft het daarin onder meer over de jaren zestig van de vorige eeuw. Volgens Mak werd toen (in Nederland dan toch) het begrip ‘nationale identiteit volledig’ gebagatelliseerd. “Dat werd weggewuifd. Wat logisch was, na de opgeblazenheid van de jaren dertig en het sombere polderse nationalisme van de jaren vijftig. Maar daardoor ontstond er wel een leegte. Bijna niemand wist nog wat het betekende Nederlander te zijn. Wie zijn wij met z’n allen? Dat wijgevoel is door de generatie van de jaren zestig – mijn generatie – volstrekt verwaarloosd. Dat terrein is helemaal aan rechts en ultra-rechts overgelaten.” Ik denk dat hij gelijk heeft, en dat het ook voor België en zeker voor Vlaanderen opgaat, ondanks het studentenprotest en de betogingen voor Leuven Vlaams. Mijn vrienden en ik gaven het streven naar afsplitsing, Vlaamse onafhankelijkheid en dergelijke meer, van nationale identiteit al, al gauw op. Dat had allemaal zijn tijd gehad, en vooral voor veel ellende gezorgd. Ook de oude cultuur hadden wij opgegeven. Toch hadden wij wel een identiteit, er ontstond niet echt een leegte, er ontstond een tegencultuur, een beweging tegen het establishment. Daar hadden wij onze hoop op gesteld. Ik zal maar niet dieper ingaan op de tragische gevolgen van ons naïef en bijna a-politiek idealisme. De verbittering en treurnis van veel van mijn generatiegenoten (en van mezelf in de eerste plaats) spreekt boekdelen. Overigens zijn de besten van mijn generatie al lang dood, of ze zitten in psychiatrische instellingen en denken dat ze K-Pax of zo zijn. Neen, ik wil er niet verder op ingaan en ik ben er ook veel te moe voor. Hoe sterk echter het verlangen naar een nieuwe, betere wereld, zonder onderdrukking en uitbuiting was, kun je nalezen in ‘1968’ van Mark Kurlansky, een zeer spannend en meeslepend boek.