GROTE PLANNEN, TOEKOMSTDROMEN, VERLANGENS

Natuurlijk denk ik nog aan de vele mooie dingen die de wereld heeft te bieden. Maar ik ben in de war, het is moeilijk om alles op een rij te zetten, orde te brengen in de chaos van mijn denken en voelen. Ik zou op dit ogenblik graag mooie volzinnen formuleren, maar dat is me voorlopig niet gegund. Alsof dat een toepassing is, die gewist is. Ik slaap, eet, drink en luister wat naar muziek. ’s Avonds bekijk ik een film, een aflevering van Berlin Alexanderplatz (maar daar zit ik bijna aan het tragische einde, aflevering 13). Het is een vreselijk verhaal, dat me heel vaak woedend maakt. Ik bedoel met ‘vreselijk verhaal’ niet dat het slecht geschreven is of zo, integendeel. Het is vreesaanjagend, het doet je werkelijk pijn. Hoe kan iemand zo blind op zijn noodlot toestappen – ik wil die Franz Biberkopf toeroepen: niet doen, niet doen! Maar dat heeft geen zin, dat weet ik ook wel, ik ben geen kind dat naar een poppenkastvoorstelling zit te kijken. En wat zit ik in met die onschuldige Mieze, met haar roze strikje in haar haren. Wat een fijne actrice ook, Barbara Sukowa. Ze is even oud als ik en woont samen met de kunstenaar Robert Longo. Maar Mieze toch! Biberkopf! Fassbinder heeft ons daar een mooi vergiftigd geschenk gegeven… Dank je, Rainer Werner.

Ik zou graag naar Canada reizen, maar niet nu, volgende zomer. Ik heb er een nichtje, veel ouder dan ik, met een dochter die al volwassen is. Sinds mijn vijfde of zesde jaar heb ik Josephine niet gezien. Toen was ik verliefd op haar, nu zal ze al heel wat rimpels hebben, wat verschroeid zijn van de Canadese zon. In Toronto wil ik ook graag een keer Stephanie Fysh gaan bezoeken, een fascinerende vrouw. Ik denk dat we veel zouden lachen, samen. Ja, Canada. Met een bus door het land rijden en de landschappen aanschouwen die Neil Young bezingt, de landschappen die Atom Egoyan in beeld brengt, het land van Joni Mitchell en the Band.

Net zo graag wil ik naar Porto, maar dat kan al in de lente, dan is het daar al warm. In Porto heb ik mijn hart verloren. Daar langs de Douro wandelen tot waar hij in de oceaan stroomt, en tegen zonsondergang terugkeren naar het centrum, langs de vissers lopen, en langs mannen die eenzaam in hun auto’s naar de zonsondergang zitten te kijken, alsof ze wachten op een mirakel. Mooiere dingen kun je niet doen. En ’s avonds ga je met Cristina naar een bar, ingericht in seventies stijl, en drink je een amêndoa amarga, en een paar glazen koel bier, en je praat over de films van Roman Polanski, die jullie beiden bewonderen. Ik ben gek op Cul de Sac en Repulsion, Cristina bekijkt één keer per week Rosemary’s Baby. We lezen graag, Murakami, Virginia Woolf.

Maar je zou niet in Canada, niet in Porto kunnen blijven. Op een dag zou je je koffers moeten pakken en terugkeren naar dit mooie land België waar je maar niet kunt aarden. Dit onvriendelijke land waar ongeveer iedereen de toekomst schijnt vergeten te zijn en waar het moeilijk is om nog mannen en vrouwen te ontmoeten die grote plannen hebben en grote dromen. Waar hartstochtelijk leven naar het asiel of het kerkhof leidt. Of is dat maar een idee van mij, perceptie, zoals de politici graag zeggen? Ja, het is allemaal perceptie, zeggen zij, en zeggen de journalisten hen na. Die mooipraters, die papegaaien. En op televisie kwist men er lustig op los; bekende Vlamingen, weduwen en wezen, allemaal kwissen ze er lustig op los. En toch is dit een mooi land. Dat zag ik nog op een foto van een eenzame wandelaar. En hier zit ik nu in mijn kamer en luister wat afwezig naar The Reminder van Feist.