Een middag en avond met A. en mijn vrienden Maria Jesus (Menchu), Carmen, Harvey en Juan. Menchu is een en al liefde, caritas, passie, ze is voor mij al sinds 1999 de ziel van Cadiz. Na zeventien jaar nog steeds dezelfde fonkelende ogen.
Zoveel woorden aan politiek verspild. Menchu, Carmen en A. houden zich wat dat betreft enigszins afzijdig. Vooral de mannen voeren het woord. De blijvende corruptie in Spanje… Maar is corruptie niet van alle tijden en woekert ze niet in de harten van miljoenen mensen? Maakt ze niet telkens weer hele samenlevingen kapot? Corruptie en afgunst, de twee grote kwalen. In Cadiz is Podemos aan de macht gekomen. Mijn vrienden vragen zich af of er nu iets veranderen zal. De Panama Papers geven aanleiding tot veel achterdocht en zelfs paranoia. Mijn vrienden zijn al bij al pessimistisch: de grote massa blijft voor de Partido Popular stemmen, zeggen ze.
Ik verneem dat er weinig moslims in Andalusië leven. Degenen die hier destijds zijn aangekomen – ik heb ooit een groot schip vol Afrikaanse vluchtelingen in Algeciras zien binnenvaren – zijn naar andere streken vertrokken, vooral naar Duitsland, België, Nederland. Nogal wat meisjes en jonge vrouwen belanden in de prostitutie in Madrid en Barcelona. Ik hoor de onuitgesproken vraag of West-Europa zoals Spanje in 711 veroverd zal worden door de Arabieren? Zo’n vaart zal het niet lopen, maar we kunnen de toekomst niet voorspellen. Ik heb geen problemen met moslims, zeg ik. (Dat lijkt bijna een racistische uitspraak. Als je geen problemen met de moslims hebt hoeft dat ook niet verwoord te worden. Maar we praten Engels en Spaans ‘zonder moeite’, dan druk je je niet bepaald subtiel uit.)
Harvey, een Canadees die al tientallen jaren in Spanje woont, was in 1973 in onze hoofdstad. Je zou de stad niet herkennen, zeg ik. Zelf ben ik in Brussel in de herfst van 1969 aangekomen. Een groot dorp was het hier, of zo leek het toch. Hoewel de stad nog steeds, zoals in de tijd van Lautréamont, Baudelaire en Marx, een internationaal subversief bolwerk was: ik herinner me Living Theatre, Mothers Of Invention, Free Press Book Shop, et cetera. Harvey herinnert zich dan weer dat de Brusselse Vlamingen gastvrij en open van geest waren.
Juan en Menchu hebben weinig mogelijkheden om te reizen. Ze gaan graag naar Marokko, houden van de lekkere maghrebijnse keuken. Essaouira is hun droombestemming. Maar ze zijn ook trots op hun Andalucia, en in het bijzonder op Granada, die parel aan de Andalusische kroon. Menchu is met ziekteverlof geweest, een depressie door omstandigheden op het werk. Haar baas is een fundamentalistische katholiek. Ja, die bestaan ook. Ik kom niet te weten wat Juan doet. Hij is intelligent en spreekt veel beter Engels zonder moeite dan ik. Carmen, uit Barcelona afkomstig, schildert. Ze is vol lof over Rafael Alberti uit Malaga. Ik herinner me dat ik ooit een boekje van hem las, ‘De 8 namen van Picasso’, maar dat krijg ik moeilijk uitgelegd. Rafael Alberti was een goede vriend van Picasso, hoewel hij twintig jaar jonger was dan de grootmeester van het kubisme. En dan bestellen we nog een rondje en lachen nog wat en worden wat melancholisch. Inmiddels is het donker geworden. We werpen ongemakkelijke blikken op de openstaande deur en denken aan de wegen die elk van ons in eenzaamheid zal moeten begaan, aan de vragen waarop niemand van ons een antwoord zal vinden.
Foto’s: Martin Pulaski, Cadiz, april 2016