“Ze wilde jong blijven en niet door haar kinderen aan haar leeftijd worden herinnerd”. De zoon over de hippiemoeder, in ‘Elementärteilchen’ (2006), een Duitse film van Oskar Roehler gebaseerd op de roman ‘Les particules élémentaires’ (1998) van de omstreden auteur Michel Houellebecq.
Deze tijd is een tijd van onduidelijkheid, onzekerheid, morsige passies, warrige verlangens en onbestemde angsten. Een poos geleden stond ik in de Bozar, het vroegere Paleis voor Schone Kunsten, Corona’s te drinken tijdens de finissage van de tentoonstelling ‘Boeddha’s Glimach’, over 1600 jaar boeddhistische kunst in Korea. Na het ledigen van enkele flessen – zoals altijd vrezend voor bacteriën of giftige stoffen op de schil van de citroenpartjes – begaf ik mij onwillekeurig naar de dansvloer. Vrouwelijke deejays draaiden elektro en techno, wat voor mij geen muziek is, maar wel een hoogtechnologische opeenvolging van ritmes waar je – desondanks – op kunt dansen. Niet lang echter, want het gaat gauw vervelen, zoals seks zonder liefde of geweldfilms zonder inhoud of plot. Het is zielloos machinegeluid. Ik wil hiermee niet zeggen dat in een oubollige kunstentempel geen hedendaagse geluiden mogen worden geproduceerd. Het is alleen maar verwarrend, waarschijnlijk omdat het zo kunstmatig is, zo vals. Het is duidelijk een valstrik voor jonge mensen “die niet in kunst geïnteresseerd zijn” (volgens de statistieken, die niet één kunstenaar au sérieux neemt). Wat lager in de stad, je rug naar het afschuwelijke Fortisgebouw gekeerd, ligt een andere tempel: de AB (Ancienne Belgique voor de Vlamingen). Het bier is er onbetaalbaar, de wijn van onduidelijke herkomst (en nog veel duurder). In die exclusieve concertzaal, de inkomhal is een technologisch ‘hoogstandje’, treden groepen op als Fleet Foxes, van wie de muziek qua stijl nauwelijks verschilt van wat in het begin van de jaren zeventig the Band, the Beach Boys, en Crosby, Stills & Nash brachten. Langharige reactionaire hippies in de AB, een coole concertzaal, die met haar programmatie al decennia lang inspeelt op nieuwe trends? Dat klopt natuurlijk niet: Fleet Foxes is geen stel reactionaire hippies: zij spelen muziek van deze tijd, die weliswaar verankerd is in het recente verleden. Maat het contrast met wat in de Bozar gebeurt is groot. Het credo van de AB lijkt: voor elk wat wils.
De traditonalist en vermoedelijke communist Ry Cooder treedt binnenkort op in de Elizabethzaal in Antwerpen. Hoezeer ik ook van zijn werk houd (zijn eerste elpee heb ik gekocht van geld dat ik verdiend had met op straat te tekenen), ik ga er niet naartoe: de kaartjes kosten ongeveer honderd euro. Ik kan dat voorlopig nog wel betalen, maar ik weiger het. Als zelfs Dylan voor vijftig euro kan optreden, dan moet Ry Cooder dat ook kunnen. Toch heb ik mij een hele tijd afgevraagd: should I stay or should I go. Heel wat vrienden en kennissen van me gaan, en ik zal thuis zitten kniezen.
Vreemd is ook aan de ene kant de afkeer van een populaire en voortreffelijke (zij het moreel betwistbare) schrijver als de hierboven al genoemde Michel Houellebecq voor de ‘hippiecultuur’ en alles wat daar mee samenhangt en aan de andere kant de bijna gelijktijdige terugkeer van een hippie-achtig verschijnsel, dat neo-folk, weird folk, enz. wordt genoemd, maar gebaseerd is op ongeveer dezelfde principes als die van de hippies in de jaren zestig en zeventig.
Een van die principes was de terugkeer naar de natuur, wat toen ook al niet nieuw was: filosofen als Rousseau en Thoreau hadden er al tenminste een eeuw eerder voor gepleit. Een van de iconen van de rock ‘n’ roll, die dat principe trouw is gebleven is Neil Young. Hij woont op zijn ranch in Californië, met zijn paarden, ezels, geiten, kippen en cowboys. Hij is net zoals Bruce Springsteen en veel andere populaire muzikanten een peacenik, wat alleen maar toegejuicht kan worden. Maar ook bij hem zie je het winstbejag. Het principe van de vrije markt, het extreme kapitalisme, wat blijk uit onder meer de dure toegangskaarten, cd’s en dvd’s (en allerlei andere parafernalia). Tegelijkertijd wordt hij bewonderd door mensen, zoals ikzelf, die de vrije markt bestrijden, die de hoge prijzen van geluidsdragers, van concerten, van festivals niet langer aanvaarden. Neil Young zien zij als een godfather van alles wat tegendraads is, roestige snaren en ontstemde gitaren inbegrepen.
Ik kan zo nog een tijdje doorgaan. Er zijn bijzonder veel voorbeelden te vinden in de wereld rondom ons van dergelijk tegenstellingen en moeilijk te vatten culturele en economische verschijnselen. Wijst dit erop dat er iets nieuws, iets beters aan het ontstaan is, of zijn het stuiptrekkingen van een soort die zich blindelings in de afgrond stort? Ecce homo!