DE RAMSHOORN SCHALT

Lissabon, 23 december 2014. Rivier van de tijd, rivier van het leven.

Vandaag bestaat hoochiekoochie achttien jaar. Ik heb er geen idee van hoe dat is kunnen gebeuren. Wat was mijn bedoeling? Waar wilde ik met dat soort van publicatie naartoe? Zette ik gewoon maar wat aarzelende passen op drijfzand, bestaande uit miljarden superkleine www-korrels? Was dat vermetel of naïef van me? Zou er ooit iemand zo gek zijn om ook nog te lezen wat ik ging schrijven? Er waren zo al zoveel boeken, om nog maar te zwijgen van kranten- en tijdschriftartikels en columns.

Wat speelde er in mijn hoofd op 8 maart 2005? Had ik al een idee van de thema’s die ik wilde behandelen? Van de stijl? Van de genres? Zou ik me alleen maar aan proza, aan non-fiction wagen, of ook ruimte en tijd geven aan verhalen, dromen, theaterdialogen, en aan het hoogste, aan poëzie? Zou ik zo realistisch en zo eerlijk mogelijk schrijven, een keuze die ik gemaakt had na het lezen van de verhalen van Raymond Carver in het midden van de jaren tachtig [1], en, een hele tijd later, de Bekentenissen van Jean-Jacques Rousseau? Dat proces was al wat eerder begonnen, en wel met de lectuur van Dashiell Hammett, Raymond Chandler, James M. Cain en Ross McDonald. De hardboiled-stijl. Mogelijk begon mijn ommekeer van toen met de neo-noir film Hammett (1982) van Wim Wenders. Tot dan had ik in een stijl/vorm geschreven die met de term ander proza [2] werd aangeduid. Dat was een doodlopend spoor gebleken. Literatuur die de meeste schrijvers en recensenten verwierpen en zelfs haatten. Literatuur als een vorm van zelfmoord. Denk bijvoorbeeld aan het tragische einde van de schrijver Daniel Robberechts. Zou ik nu dankzij dit nieuw medium opnieuw met de taal die mij gegeven was en die ik mij had toegeëigend gaan experimenteren?

Vandaag vermoed ik dat ik het helemaal niet wist. Dat ik niets wist. Weet je ooit iets, beste lezer? Dat ik goed en snel kon typen, daar was ik zeker van. Sneller dan Billy the Kid kon schieten. Ik beschikte over een voorraad behoorlijke teksten, waaraan ik doorgaans lang had gewerkt. Met af en toe een onderbreking hield ik een dagboek bij. De inhoud daarvan zal soms boeiend geweest zijn, soms niet meer dan gezeur. Mocht ik stilvallen in mijn productie dan had ik alvast een reservoir. Al wilde ik helemaal niet en nooit stilvallen? Overigens, wat was er mis met af een toe een lange minuut stilte?

Ondertussen heeft de tijd niet stilgestaan. Een groot deel van de mensheid leeft in zo goed als volstrekt andere omstandigheden dan in 2005, al werden de rampen en catastrofes en crisissen die zich nu voordoen toen zeker al wel aangekondigd. Mensen, dieren, planten, alle soorten zijn met uitsterven bedreigd. Het lot van de aarde is onzeker. Hoe lang zal zij nog bestaan? Hoe lang zal het universum nog bestaan? De angst voor de bom die ons als kind wakker hield is terug. Mij resten niet veel levensjaren meer. Een groot deel van mijn generatiegenoten, die smalend boomers worden genoemd, hoewel wij allemaal anders zijn (“I am large, I contain multitudes”), is dood. Heel wat van mijn vrienden zijn vertrokken naar een van de onbekende woestenijen in het Altijd Elders.

Mijn woorden en zinnen van na 2005, sommige ouder, staan hier nog. Lange en korte paragrafen. Geslaagde, minder geslaagde, verwenste. Hoe lang nog, dat weet niemand.

Het gaat niet goed met de literatuur, las ik alweer in de krant. Als mijn blog literatuur is, en dat is het geval, dan zou het daar bijgevolg ook niet goed mee gaan. Ondanks de bewering van drie jaar geleden dat ik meer hits heb dan the Beatles, Elvis en La Esterella samen. Gaat het niet goed met hoochiekoochie? Ook dat weet ik niet. Al krijgen mijn kamers nog bezoekers en is er nog aandacht voor mijn greatest hits.

Ik heb nooit van het woord blog gehouden. Het klinkt mij te log. Maar zo heet dit schrijfding nu eenmaal. Voor de merknaam hoochiekoochie loop ik evenmin warm. Te snel gekozen, maar na achttien jaar kan ik hem onmogelijk veranderen. Wie mijn blog niet kent zal in de eerste plaats denken dat het hier al blues is wat de klok slaat, terwijl ik het in wezen alleen maar over seks en alcohol wil hebben. Hoe langer hoe minder over alcohol, hoe langer hoe meer over seks. Al zie je dat niet meteen. Is niet alle schrijven, is niet alle kunst seks, of om het wat mooier uit te drukken, zijn wij niet met zijn allen dienaars (m/v) van eros? Zingen wij niet met zijn allen in het dissonante en min of meer dronken koor van het verlangen?

Nu zou ik een naam kiezen als beeldverlies (naar een woord van Peter Handke). Ik denk ook al lang aan scherven. Schemerzone is niet slecht. Maar het is en blijft hoochiekoochie en dat is ook goed.



[1] Raymond Carver, The Stories of Raymond Carver, Picador, 1985

[2] De titel Ander proza was gekozen omdat deze minder pretentieus en ‘aanstootgevend’ was dan experimenteel of modernistisch. Ik dacht toen ook aan de destijds bij ons bekende Zwitserse bloemlezing Poésie à l’écart, Poésie der Abseitigen. Sybren Polet, De revisor, jaargang 30.

Lissabon, 23 december 2014. Op zoek naar een magische drank.

NEW ORLEANS, SPOOKSTAD

Ik hoorde in het ochtendnieuws dat de laatste inwoners van New Orleans nu uit hun huizen worden verjaagd. Sommigen willen niet weg, omdat ze geen afscheid kunnen nemen van hun woning, van hun weinige bezittingen, of van bepaalde dierbare voorwerpen, en vooral omdat ze hun hond of poes niet mogen meenemen. Maar als ze niet vrijwillig vertrekken worden ze hardhandig uit hun woningen gehaald.
Het water dat de stad heeft overspoeld stinkt kennelijk heel erg, en is bijzonder giftig. Vreselijke ziektes liggen op de loer.
Ik herinner me de zoete geur van magnolia’s en subtropische flora. Blues op de pleinen, marching bands op straat, jazz in Louis Armstrong park. De raderboten op de bruine Mississippi, sinds mijn kinderjaren de rivier van mijn dromen. Mark Twain’s Huckleberry Finn heeft mij toen ik een kleine jongen was en nog maar net kon lezen de weg gewezen. Later verslond ik Life On the Mississippi.
Toen ik in New Orleans aankwam was het alsof ik thuis kwam… En nu… Ik kan me deze Apocalyps nog altijd niet voorstellen. De levendigste stad op aarde is in een spookstad veranderd. Een vreselijke stank van dieren- en mensenlijken, van uitwerpselen, van de rottende inhoud van diepvriezers en koelkasten hangt in de hete, vochtige straten, tussen de met exotische bloemen begroeide ijzeren balkons. Zal Pretty Baby ooit nog eens terugkeren naar dit verloren paradijs?

miss mississippi

Foto: betere dagen, Laura aan de Mississippi in 1993.

TRANEN VOOR NEW ORLEANS

neworleans-levees

Voor wat er in New Orleans en grote omgeving is gebeurd en nog steeds gaande is vind ik nauwelijks woorden. Arme mensen, kinderen, ouderen, zieken, stervenden worden door de overheid aan hitte, stank, honger en uitdroging prijsgegeven. In de ziekenhuizen liggen de patiënten dood te gaan. De fijnste, de warmhartigste stad van de Verenigde Staten wordt blijkbaar opgeofferd door Bush en zijn trawanten. De welgestelden en de zeer mobielen zijn op tijd vertrokken, de anderen, zij die weinig of niets hebben, of niemand om hen te helpen bleven achter en stierven of zagen de lijken voor hun deuren en ramen voorbijdrijven. Bijna al een week lang werden de overlevenden aan hun lot overgelaten. De regering is van mening dat de plunderaars moeten worden bestreden. Shoot to kill. De soldaten die niet in Irak zitten trekken het gebied binnen en beginnen een oorlog tegen hun eigen bevolking. Het moet van de president. Een prachtige stad, waarvan men wist dat ze kwetsbaar was en op heel veel vlakken dringend moest worden hersteld, is zwaar gehavend. De vriendelijkste, meest opgewekte en muzikale mensen die ik ooit heb ontmoet zijn hun warme lach kwijt. De hitte van New Orleans, vroeger een aantrekkingskracht, is nu een verschrikking. De geur van magnolia’s en Spaans mos is verjaagd door die van industrieel vervuild water, open riolen en lijken van dieren en mensen. Het restaurant Mulate’s met modder bedekt, geen Breaux Bridge Playboys meer, geen blueszangers op Jackson Square in de buurt van café Madeleine. Geen geurige koffie in het Coffee Museum in Decatur Street. Alle platenverzamelingen van de grote New Orleansmuzikanten vernield door het water. Is Fats Domino al teruggevonden? En hoe zit het met Eddie Bo, die we zagen optreden voor een zevenkoppig publiek in Storyville Club in Decatur Street? Eddie Bo heeft Slippin’ and Slidin’ voor Little Richard geschreven, heel lang geleden. En wat is er met de beruchte club Tipitina’s gebeurd? De vroegere vast klant van die ‘joint’, Dr. John, zal wel in Hollywood wonen, of in New York. Maar de minder bekende muzikanten, die soms nog beter zijn? En de Neville Brothers en al hun kinderen en kleinkinderen. De Mardi Gras-kostuums, waar zo zorgvuldig aan wordt gewerkt. Het binnenkoertje in Royal Street, waar je lekker kunt eten. Het café Du Monde, waar alles destijds maar 80 cent kostte. De topless bars in Bourbon Street. Wat staat er in de Times Picayune? Alleen verschrikkingen? Is er nog wel een krant in New Orleans? The Land of 1000 Dances. De kerkhoven, waaronder het Lafayette Cemetery, waar Marie Laveaux begraven ligt (ook te zien in de film Easy Rider). De doden werden toen al boven de grond begraven, uit voorzorgsmaatregel (verrotting, besmetting). De St Charles Streetcar met als bestemming het lieflijke Garden District waar een straat luistert naar de naam Pleasant Street. De flamingo’s bij het water aan de Loyola universiteit. Hank Williams die op een van de kerkhoven I’m so lonesome I could cry en Jambalaya schreef. De kaaimannen die graag ‘kip’ eten. Die zullen nog wel in leven zijn, de kaaimannen. De one shot shacks. De rustige uren in Armstrong Park. Morgen Labour day, dan zijn er andere jaren overal optredens, feesten. Nu natuurlijk niet. The Rebirth Brass Band. Duizenden cajun, zydeco en blues bands. Jazz op alle straathoeken. Basin Street Blues van Louis Armstrong. Irma Thomas, Huey Piano Smith, Eddie Lejeune, Beausoleil, de studio van Daniel Lanois.

Hoe diep bedroevend allemaal. Help deze mensen!

[Foto van de dvd van Spike Lee’s documentaire film When The Levees Broke later toegevoegd aan dit artikel.]