DE SPIJKERS VAN CREATIEVE GEESTLOOSHEID

giotto_di_bondone_-_stygmatyzacja_sw__franciszka_1295-1300.jpg

Donderdag 8  januari 2015, omstreeks half vijf. Aan het kruispunt beneden aan mijn straat zie ik rechts van me tussen de kale bomen een blauw in de lucht zoals ik er nooit tevoren een zag. Het is een onaards blauw, een beetje turkoois, maar nog anders, dieper, mysterieuzer. Het licht van de zielen van de doden in Parijs? Hoewel een geloof in een hiernamaals en een opperwezen me geheel vreemd is.

De aanslag op Charlie Hebdo, een dag eerder, had me diep geraakt. Het is merkwaardig dat woede, afschuw, verdriet, ontreddering soms zo selectief zijn. Want er gebeuren elke dag moorden en aanslagen, ergere zelfs dan die in Parijs. Maar Charlie Hebdo was, hoewel ik het zelden las – ik ben geen trouwe lezer van strips, comics, graphic novels en getekende satire -, een tijdschrift dat bij mijn generatie hoorde, bij de tegencultuur, bij de late jaren zestig en vroege jaren zeventig; de redactie van Charlie Hebdo was een groep kunstenaars die nog altijd die geest uitdrukten, zij het scherper, agressiever, met meer verbittering en meer gevaar voor het eigen leven dan in die gouden dagen. Wolinski heb ik altijd bijzonder geestig gevonden.

Meteen zal de hele islamitische wereld met de vinger gewezen worden, dacht ik bijna meteen nadat ik het nieuws had gehoord. Dat is het tragische gevolg van zulke waanzinnige acties – die waarschijnlijk helemaal niet waanzinnig zijn, maar politiek beredeneerd.

Wat gaan we doen, nu we eigenlijk niet meer werkelijk kunnen spreken? Iedereen heeft wel een mening, maar wat zegt een mening? Onze woorden en ons begripsvermogen zijn al lang niet meer toereikend. De realiteit ontglipt ons. We worden allemaal radicaler, misschien vooral omdat we zo tot zwijgen veroordeeld zijn.

Op dertig jaar tijd van ‘Touche pas à mon pote’, de slogan van Harlem Désir, waar wij ons als antiracisten massaal achter schaarden naar ‘Je suis Charlie’, een uiting van solidariteit maar tegelijk van ontreddering en wanhoop. Overigens kan iedereen zich in ‘Je suis Charlie’ vinden – ikzelf ook – wat zeker niet het geval was met die andere slogan. In Figaro Magazine noemde de mystieke fascist Louis Pauwels de antiracisten debielen die aan geestelijk Aids leden.

Mijn eerste publieke reactie, na de gevoelens van verslagenheid en wanhoop, was een pleidooi houden voor de vrije meningsuiting, omdat dat wellicht de basis is van alle vrijheid. Het vrije woord, waar ik in de jaren negentig voor geijverd heb in het Arkcomité voor het Vrije Woord, dat de gelijknamige jaarlijkse prijs uitreikt. Die reactie was niet beredeneerd. Ik stond er zelfs niet bij stil dat miljoenen mensen hetzelfde zouden doen. Lang moest ik niet zoeken naar John Stuart Stuart Mill’s ‘On Liberty’ (1859). Op facebook plaatste ik dit citaat:

This, then, is the appropriate region of human liberty. It comprises, first, the inward domain of consciousness; demanding liberty of conscience, in the most comprehensive sense; liberty of thought and feeling; absolute freedom of opinion and sentiment on all subjects, practical or speculative, scientific, moral, or theological. The liberty of expressing and publishing opinions may seem to fall under a different principle, since it belongs to that part of the conduct of an individual which concerns other people; but, being almost of as much importance as the liberty of thought itself, and resting in great part on the same reasons, is practically inseparable from it. Secondly, the principle requires liberty of tastes and pursuits; of framing the plan of our life to suit our own character; of doing as we like, subject to such consequences as may follow: without impediment from our fellow-creatures, so long as what we do does not harm them, even though they should think our conduct foolish, perverse, or wrong. Thirdly, from this liberty of each individual, follows the liberty, within the same limits, of combination among individuals; freedom to unite, for any purpose not involving harm to others: the persons combining being supposed to be of full age, and not forced or deceived.

Dat moest volstaan. Ik had er verder geen mening over. Wat is een mening? Wel dacht ik al aan de noodlottige gevolgen van alle georganiseerde religies, van de politieke interpretaties van zogenaamd heilige teksten.  Ik heb me lang en intensief met religie beziggehouden, onder meer toen ik Milan Ryzls ‘Zoeken naar God’ heb vertaald en bewerkt.

Zonder ‘mening’ kon ik alleen nog soelaas zoeken in beelden en muziek. Ik beluisterde ‘Dead Souls’ van Joy Division. De krachtige song kan over veel gaan; ik hoor vooral innerlijke strijd en zeker ook wanhoop, dezelfde wanhoop die mij zo verlamde – en dat nu nog altijd voor een deel doet:
Someone take these dreams away
That point me to another day
A duel of personalities
They stretch all true realities.

Denis_Diderot.PNG

Op facebook plaatste ik een portret van  Denis Diderot, als symbool van de waarden van de Verlichting, met name van de vrije meningsuiting, en een reproductie van ‘De parabel der blinden’ van Pieter Bruegel de Oude uit 1568. Dat werk vind ik interessant omdat het over bijbelinterpretatie gaat, met name of je al dan niet verplicht bent om je handen te wassen voor het eten. Bij mijn zoon, die in Parijs woont en werkt, vond ik een treffende tekening van de ‘Je suis Charlie’-slogan, die ik deelde.

< Een dag later, op 9 januari, was mijn woede niet verwerkt. Ik nam weer mijn toevlucht tot muziek, en wel tot ‘Religion’ van Public Image Limited. John Lydon valt de katholieke kerk aan, maar de razernij is universeel.

Fat pig priest
Sanctimonious smiles
He takes the money
You take the lies

Boven de link naar het nummer schreef ik dit:

Misschien kan kunst de wereld niet redden. Maar religie kan de wereld alleen maar verwoesten. Judaïsme, christendom, islam, hindoeïsme, allemaal hetzelfde bedrog, allemaal leidend tot verblinding, fanatisme, geweld, oorlog.

Mijn woede was mede gevoed door het bekijken van een aflevering van Reyers Laat. Op een lagere en schofterige manier dan daar gebeurde kun je niet met de tragische dood van twaalf mensen omgaan. Bart De Wever zat er met zijn kop van pure haat de schuld voor de aanslag in de schoenen van gelovigen, communisten en socialisten te schuiven en samen met Mia Doornaert de hele islamitische wereld naar de verdoemenis te wensen. Zonder ook maar een ogenblik een poging te doen om iets te begrijpen van de context, de achtergrond, de geschiedenis van die weerzinwekkende gebeurtenis.

Nadat er wat kritische opmerkingen waren geformuleerd bij mijn atheïstische stellingname vond ik het nodig dat uitgangspunt te nuanceren. Niet omdat ik mijn kritiek van de godsdiensten wilde afzwakken, maar ter verduidelijking. Ik voegde eraan toe dat ik, nogmaals, een verdediger ben van de vrijheid van meningsuiting en bijgevolg ook van godsdienstvrijheid. Maar ik was en ben ervan overtuigd dat geen enkele godsdienst of belijder van een godsdienst het vrije woord, in welke vorm dan ook, mag belemmeren. Ik voegde er eveneens aan toe dat ik me nu niet opeens als de vijand van de moslims zag, ook al moeten we ons verzetten tegen elke vorm van fanatisme en tegen alle fanatici, waar ze ook vandaan komen. Ik schreef – in weerwil van mijn sprakeloosheid, van het gevoel dat de woorden niet meer volstonden – dat we zoveel mogelijk moesten nuanceren, naar elkaar luisteren, met elkaar praten.

Wolinski had ik horen zeggen dat humor altijd links en vrijdenkend is. Rechts is verbitterd en zuur. Kijk maar naar de Antwerpse burgemeester en naar Marine Le Pen. Misschien zijn ze wel verstandig, slim, gewiekst, maar ze hebben geen gevoel voor humor. Hebben ze wel een ziel? Ik maakte inderdaad een onderscheid tussen links en rechts, met duidelijke sympathie voor de gauchisten van Charlie Hebdo, maar vond toch tegelijk dat we polarisatie moesten vermijden. Je kunt niet in alles consequent zijn.

< Iemand vond dat ik de religie in een te negatief licht plaatste. Jezus, Mohammed en Boeddha predikten an sich gewoon liefde, schreef ze. Mijn aanval was inderdaad op de georganiseerde religies gericht, die vooral ideologisch en politiek gebruikt worden, meestal als dekmantel voor verwoestingen en veroveringen. De ‘strijders voor het geloof’ zijn blind voor de boodschappen van liefde van Jezus, Mohammed, Boeddha en andere ‘wereldverbeteraars’. Ze kennen geen liefde, alleen haat en wraakzucht. Of de wil tot macht, tot bezit. Het zijn veroveraars, of huurlingen van veroveraars. Als ze al lezen zijn het gesimplificeerde en verminkte internetversies van de heilige geschriften. Overigens: wie van ons leest Job? Prediker? Het Hooglied? Ik weet alvast dat Nick Cave ‘Het Evangelie van Marcus’ heeft gelezen. “Christus sprak tot me door Zijn isolement, door de druk van Zijn aanstaande dood, door Zijn woede over het afgezaagde, door zijn Verdriet. Christus, zo leek het, was het slachtoffer geworden van het gebrek aan verbeeldingskracht onder de mensheid, en was aan het kruis genageld met de spijkers van creatieve geesteloosheid.” Zo schrijft Nick Cave in het voorwoord bij het ‘Het Evangelie van Marcus’.

Alle religies bevatten waardevolle morele stelregels. Mensen met goede bedoelingen hebben ze bedacht, omdat ze van het leven hielden en van de andere mensen, van de kinderen, de dieren, de aarde. Ze mogen dan wel gedroomd hebben van verre paradijzen: bijna altijd ging het om dromen van paradijzen hier en nu. Denk aan Julian Beck’s ‘Paradise Now’. Maar zolang de religies bestaan zijn ze misbruikt om mensen te onderdrukken en uit te buiten, om ze tegen elkaar op te zetten, om onverdraagzaamheid en oorlogszucht aan te wakkeren.  Het is niets nieuws en het gebeurt nog steeds.

In alles wat ik doe blijf ik streven naar bevrijding van wat Bob Marley ‘mental slavery’ noemde. Mij lijkt de hypothese dat de vrije gedachte een hogere vorm van  bewustzijn is dan een denken dat zich onderwerpt aan instellingen, machtsstructuren, economische systemen, godsdiensten, et cetera, geen vorm van cultureel snobisme of elitarisme.  Maar het streven naar een universeel vrij denken, een werkelijk vrije gedachte, kan niet op fanatieke wijze gebeuren, dat is evenzeer duidelijk. Er is openheid van geest voor nodig, geduld, dialoog, luisterbereidheid, begrip.

De volgende dagen kon ik er niet aan weerstaan de vele stemmen die zinnige en onzinnige verhalen lieten horen over de aanslag op Charlie Hebdo en de andere tragische gebeurtenissen te beluisteren. Tientallen verhalen, boos, verontwaardigd, begripvol (niet voor de terreur, uiteraard), inzichtelijk, esoterisch, literair, historisch… Bij veel van wat ik las zat ik te knikken, soms met tranen in de ogen, soms met woede in het hart, soms tot nieuwe inzichten komend.

Een duidelijk en helder en juist statement vond ik bij een van mijn favoriete schrijvers, Ian McEwan:

“Murderous and self-sanctifying, radical Islam has become a global attractor for psychopaths. It has never been embarrassed to proclaim its list of hatreds: education, tolerance, plurality, pleasure and, above all, freedom of expression — the freedom that underpins all others. Even more important than the abstractions are the people that jihadists hate and have killed: children, schoolgirls, gays, women, atheists, non-Muslims, and many, many Muslims. To that list we must now add the brave and lively staff of Charlie Hebdo, who hoped to face down hatred with laughter. The slaughter in Paris is a tragedy for the open society. On a dark night for mental freedom, a few fragile points of light: the calm, determined crowds gathered in cities across France; the hope that the general revulsion at these murders might have a unifying effect; the fact that a cult rooted in hate is a frail thing and cannot last; the fact that the psychopaths are vastly outnumbered.”

In heel die periode was ik ziek. Ik had bronchitis, koorts. Op 29 december had Agnes op straat haar pols gebroken; ze was gestruikeld op de terugweg van de supermarkt. Ik moest mijn dagelijks leven geheel anders inrichten. Voor het eerst in lange tijd moest ik mij geheel inzetten voor iemand anders, op elk gebied, en voor mezelf. Het was en is moeilijk. Soms was ik blij met die nieuwe opdracht, soms stak de wanhoop weer de kop op. Door de ziekte was mij ook de mogelijkheid ontnomen vrienden te ontmoeten, te praten, te luisteren naar wat zij dachten en voelden.

Lezen is bijna altijd een vorm van troost. Ik las de voorbije dagen het meesterwerk ‘Light Years’ (1975) van James Salter. Een verbluffend boek, vol treffende beschouwingen over de aard van de mens en zijn omgang met wat er rest van de natuur en de seizoenen. Een boek over momenten van intens geluk, eros en liefde en over ontgoocheling, teleurstelling, verbittering, melancholie. Over diepe, bleke wanhoop. Het prachtige boek kon me niet troosten, integendeel. Maar ik putte er desondanks moed uit en citeerde dit:

“We preserve ourselves as if that were important, and always at the expense of others. We hoard ourselves. We succeed if they fail, we are wise if they are foolish, and we go onward, clutching, until there is no one – we are left with no companion save God. In whom we do not believe. Who we know does not exist.”

Na het beluisteren van zoveel stemmen, na het treuren, na de optocht van miljoenen sympathisanten van Charlie Hebdo, lijkt de stilte nog te zijn toegenomen. Het lijkt op een rouwproces maar het kan net zo goed een periode van bezinning zijn. Ondertussen is de wind opgehouden met rukken en wordt de hemel weer helder. Gelukkig zie ik op dit ogenblik dat uitzinnige, onwereldse blauw niet.
je suis charlie jean julien.jpg

Interessante artikels:

https://decorrespondent.nl/2324/Zo-bewijs-je-Charlie-Hebdo-misschien-wel-de-meeste-eer/17887105236-48fe7417
http://www.knack.be/nieuws/wereld/wat-we-misschien-van-de-duivelsverzen-kunnen-leren/article-opinion-524185.html
http://www.independent.co.uk/voices/comment/charlie-hebdo-paris-attack-brothers-campaign-of-terror-can-be-traced-back-to-algeria-in-1954-9969184.html
http://www.newyorker.com/news/news-desk/blame-for-charlie-hebdo-murders
http://www.salon.com/2014/11/23/karen_armstrong_sam_harris_anti_islam_talk_fills_me_with_despair/
http://www.liberation.fr/societe/2015/01/07/cohn-bendit-charlie-c-est-la-radicalite-anticlericale-c-est-pour-ca-qu-ils-ont-ete-tues_1175497
http://www.rferl.mobi/a/iran-journalists-demonstration-charlie-hebdo-massacre/26783226.html
http://www.rferl.mobi/a/iran-journalists-demonstration-charlie-hebdo-massacre/26783226.html
http://www.globalinfo.nl/Achtergrond/de-kleine-tegenstemmen-van-jenesuispascharlie.html

FILM ALS VLUCHT IN DE WERKELIJKHEID

thegeneral

De voorbije dagen heb ik veel films gezien. Wellicht  wilde ik mijn eigen dagelijks leven en mijn existentiële problemen niet onder ogen zien en vluchtte ik daarom weg in fictieve werelden. Maar als dat zo is, waarom koos ik dan voor grotendeels wrede, gewelddadige werelden?

‘Paradise Now’ uit 2005 van de Palestijnse regisseur Abu-Assad vertelt over de laatste dagen van twee jonge zelfmoordterroristen uit Nabloes. De twee jongens worden niet als fanatici getoond, maar als wanhopige mensen, met veel twijfels en zeer weinig zekerheden.  Terwijl een van beiden afziet van de daad, gaat zijn vriend tot het extreme uiterste en blaast zichzelf op in een bus met Israëlische militairen.  Een van de uitspraken van de regisseur: “Cars kill more people in a day than terror has in years, but people are so afraid of terror. We accept the danger from cars, not terror, and yet something always causes terror. We ignore why and focus only on the consequences. To prevent it, we must think about what creates the evil.” ‘Paradise Now’ is geen film om lekker bij weg te dromen, om je te helpen ontsnappen, maar hij helpt je wel je veelal kleine problemen te relativeren en laat je – eens te meer – beseffen in welke vreselijke omstandigheden velen onder ons moeten leven.

Onmiddellijk na ‘Paradise Now’ zag ik ‘Mar Adentro’, ook uit 2005, van de Spaans-Chileense regisseur Alejandro Amenábar, bekend van ‘Abre los ojos’ en ‘The Others’.  Javier Bardem is een schitterend acteur, ook hier in de rol van een man die al 28 jaar verlamd in bed ligt en strijd voert tegen de Spaanse overheid: hij eist het recht op om waardig te sterven.  Het is een verhaal over familie, lijden, liefde literatuur, verbeelding en dood en toch geen sentimentele lulkoek. Integendeel, ‘Mar Adentro’ is een klein meesterwerk, schitterend gefotografeerd, vol passie, schoonheid en verdriet, een meesterwerk dat naar de keel grijpt en je ogen opent voor het lot van andere mensen. Ook deze film gaf me geen mogelijkheid om uit de woestijn van de werkelijkheid weg te vluchten. Wat ik vooral besefte was dat ik inzake mededogen zelfs op mijn zevenenvijftigste nog veel heb te leren.

‘Black Sunday’ uit 1977 van John Frankenheimer is een lange, meeslepende thriller met Marthe Keller, Bruce Dern en Robert Shaw. Dern en Keller zijn Palestijnse terroristen die een aanslag voorbereiden op de Amerikaanse Superbowl in Florida, Shaw is de onverschrokken Mossad-agent die hen op de hielen zit. Het plan van de terroristen is om vanuit een luchtschip een reusachtige splinterbom in het midden van de Superbowl te droppen, met duizenden doden als gevolg. De film is bijzonder spannend, en in zekere zin ook profetisch, alleen kunnen – in tegenstelling tot 9/11 – in de film de terroristen op tijd worden ‘uitgeschakeld’. Er is wat mij betreft iets vreemds aan de hand met deze film. Ik zat namelijk tot aan het einde, waar het luchtschip een dreigende schaduw werpt op de Superbowl, mee te leven met de terroristen, voornamelijk door de passie – of is het verbetenheid – die uitgaat van het personage gespeeld door Marthe Keller. Veel minder begrip had ik voor de haat- en wraakgevoelens van de Vietnam-veteraan. Bruce Dern speelt die rol dan ook over-the-top. Als de film gedaan is besef je dat je onbewust hebt zitten verlangen naar de dood van duizenden sportliefhebbers.  Op die manier kom je evenmin in een paradijselijke omgeving terecht. Integendeel: je voelt je schuldig voor je vreemd plezier en moet een ernstig gewetensonderzoek doen.

Van lieverlede heb ik dan maar teruggegrepen naar een oude, stomme film, ‘The General’, van Buster Keaton. Het vreemde is dat ik Buster Keaton de allerbeste komiek ooit vind, maar dat ik nooit met  zijn wederwaardigheden kan lachen. Maar uiteraard is ‘The General’ een mijlpaal in de filmgeschiedenis, en biedt het vrij sentimentele liefdesverhaal (een subplot) enige troost.

Ik zag ook nog de documentaire ‘Patti Smith: Dream Of Life’ van Steven Sebring. Over dat indringend portret van een van de belangrijkste kunstenaars van de twintigste eeuw (en van een stuk van de eenentwintigste) moet ik het echter uitgebreid hebben in een volgend artikel.  De film heeft me alvast gesterkt in mijn voornemen om de literaire marathon in Oostende over de beat generation bij te wonen. Ja, beat, in Oostende, in La Bagatelle, op 29 maart. Come rain or come shine.