Begin in weerwil van veel een nieuw begin. Maar kun je dan al je eerste notitie van het jaar aanvangen met klachten over ziekte? Sta me toe te noteren dat 2017 op gebied van gezondheid voor mij ronduit een slecht jaar was. Het kan altijd erger, en dat is het ook voor mij soms geweest. Het dieptepunt was 2011, toen ik drie maanden lang in ziekenhuiskamers verbleef (maar zelfs een septische shock heeft me toen niet klein gekregen)… Nee, zo erg was wat het kwetsbare lichaam betreft het afgelopen jaar niet. Toch waren oktober, november en december maanden van kwellingen, pijn, ongemakken en daarmee samenhangende angsten en depressie. Ten gevolge van dat fysieke en mentale onbehagen sloot ik me nog meer dan anders af voor mijn vrienden en voor elke vorm van sociaal leven. Het kostte me veel moeite om naar theater, concert of de bioscoop te gaan. Tijdens een week in Porto zat ik soms halve dagen in het appartement dat we huurden aan Praça do Marquês de Pombal, niet alleen vanwege de regen. Meerdere afspraken, in Porto, Antwerpen, Brussel, moest ik afzeggen of verplaatsen. Het ergste was misschien nog dat ik op dertig december hoge koorts kreeg, waardoor ik twee van mijn trouwste en oudste vrienden, die ons in Bredene hadden uitgenodigd voor ons traditionele samenzijn tijdens de nieuwjaarsfeestdagen, ongetwijfeld heb teleurgesteld. Maar ik was zo zwak dat ik me niet eens recht kon houden. Tot eten en drinken was ik al helemaal niet in staat. Pure ellende, ook al omdat ik me zo schuldig voelde, terwijl zo’n koortsaanval toch niet iets is waar je voor kiest.
Wat ik in dergelijke situaties probeer te doen is zoveel mogelijk troost putten uit de denkbeelden en visioenen die uit mijn koortsige roes voortkomen. De nacht van dertig december ging ik onder meer terug naar 1975, toen ik pas was gaan samenwonen met A. Haar vader was niet bepaald op me gesteld. Toen A. bij haar vader was weggegaan had hij haar gewaarschuwd dat ze binnen zes maanden, of al veel eerder, terug bij hem zou zijn. De gevoelens die ik daar toen bij had kwamen nu weer helder naar boven. Misschien ging het zelfs om gevoelens die ik toen niet heb gehad, of meteen had verdrongen? Nu voelde ik een diep verdriet. Wat had die man, mijn toekomstige schoonvader, tegen me? Waarom heeft hij me tot zijn dood nooit willen aanvaarden als zijn zoon? Mijn ouders, die toch ook niet de meest vooruitstrevende mensen van België waren, ontvingen A. meteen met open armen.
Troost putten? Terwijl herinneringen als deze me toch ook triest maken. Maar het is een verwarde en zelfs warme melancholie. De denkbeelden vloeien in elkaar over. De herinneringen aan de strenge schoonvader, mijn tedere en gastvrije moeder. Hoe toen ik nog een kind, een puber was, mijn vriendjes bij ons thuis altijd welkom waren. Mijn moeder een en al aandacht en meegaandheid, zonder zich evenwel aan ons op te dringen. Zonder onze jeugdige dromen met allerlei regeltjes en bevelen te beschadigen. Aan mijn broer die ik nooit meer zie. Ja, die verschijnt nu ook op het toneel. Wat verwijdert ons van elkaar? Ik moet zeker nog eens naar hem toe voor de oude familiefoto’s, sommige zijn wel honderd jaar oud. Of ouder. Portretten van familieleden, mensen van wie ik de gezichten niet meer herken, de namen niet heb kunnen onthouden. Of misschien wel. Dat valt nog te bezien.
Nu ik hier in deze roes terechtgekomen ben en de woorden op dikke sneeuwvlokken zijn beginnen te lijken, een ordeloze dwarreling van niet voltrokken gedachten, verneem ik dat Wout Vercammen dood is. Ik ben sprakeloos. De woorden dwarrelen zelfs niet meer. Ze eten zichzelf en elkaar op. De eerste dode van het jaar. Wat kan ik zeggen over Wout? Dat ik hem graag zag? Het is allemaal zo lang geleden. De jaren tachtig in Antwerpen, die glansrijke periode zonder toekomst. Wout was in dat maffe theater een van de protagonisten, een van de pioniers van de nieuwe tijd, die was begonnen met de happenings van provo op het Conscienceplein. De plek waar we elkaar in de jaren zeventig en tachtig nog altijd ontmoetten. In het legendarische Pannenhuis. Nu kom ik nooit meer op dat pleintje. Er is niets meer overgebleven van toen. Alles is opgeofferd aan de vooruitgang, de groei. Het geld. Niet bitter worden, Pulaski. Wout Vercammen is dood. Ik denk aan zijn levensgezellin, Guche. Een dierbare vriendin, een zielsverwante. Een klein stuk uit mijn ziel gehapt, een groot stuk uit die van haar. Wout is dood. Stilte. Maar geen vergeten.
Afbeeldingen: familiefoto’s M.P.