DE STEM VAN RITA

Rita Plettinx. Foto: M.P.

Dit is geen grafsteen. Dit zijn wat vluchtige woorden. Ik schreef ze voor jou, Rita. En voor jou, Jules.
Ik herinner mij nu de blik van Rita, haar ogen zoals ik ze voor het eerst zag, in de zomer van 1975. Ogen met een glimlach in het midden, open voor wat haar vertrouwd en wat haar vreemd was. Haar blik was onbevangen en sprak niet gauw een oordeel uit. Ik leerde Rita kennen in boekhandel Corman in Brussel, waarvan zij de ziel en het hart was. Wij vertrouwden elkaar meteen. Haar ogen stonden geen wantrouwen toe. En dan was er haar stem, even ontvankelijk als haar blik. In elke zin die ze uitsprak hoorde je dat ze plaats liet om er jouw gedachten aan toe te voegen. Rita gaf je altijd denktijd, ademruimte. Bij nogal wat mensen voelde ik mij niet zo goed in mijn vel, geremd, aan mezelf overgelaten. Nooit bij Rita.

Rita en Jules werden al gauw onze vrienden. Met de jaren zijn ze onze beste vrienden geworden. Het gaat om jaren die je niet kunt tellen. Elke mooie vriendschap heeft iets magisch, iets betoverends. De tijd lijkt er niet te bestaan. Dat vriendschap de tijd opheft wordt wel vaker gezegd. En het is waar. Ik heb het met Rita en Jules meegemaakt. Wij hoefden elkaar niet met regelmaat te zien om te weten dat we er voor elkaar waren. Natuurlijk was er veel water naar de zee gestroomd als we elkaar na drie maanden, een half jaar weer eens terugzagen. Er waren allerlei dingen gebeurd. Waarover hadden we anders kunnen praten? We waren veranderd maar tegelijk waren we dezelfde Rita, Jules, Agnes en Matti gebleven. Voor mij had de periode tussen twee ontmoetingen maar een oogwenk geduurd. Voor Rita zal dat niet anders geweest zijn. We waren elkaar altijd nabij.

Hoe kun je zulke goede vrienden worden en blijven? Je kunt gemeenschappelijke interesses hebben, in ons geval onder meer literatuur, boeken en reizen. Maar dat volstaat niet. Er moet iets meer zijn. Er moet zielsverwantschap zijn. Die was er, is er, tussen Rita en mij, tussen Jules en mij. Tussen Rita en Jules en Agnes en mij. Wij, vier vrienden in en buiten de tijd. De ruimte tussen ons in is er een van genegenheid, warmte en begrip.

Als ik nu aan Rita denk, denk ik aan empathie, aan mededogen, aan gemeenschapszin. Zo asociaal als ik ben, zo sociaal was Rita. Zo sociaal zal ze ook altijd blijven in de gedachten en herinneringen van iedereen die haar heeft gekend. Zij was al zo sociaal in 1975 in die legendarische boekenwinkel en dat is ze altijd gebleven. Hoewel Rita zo van boeken hield was zij toch geen vrouw om na haar pensioen thuis te blijven, bijvoorbeeld om zoveel mogelijk te kunnen lezen, wat je logischerwijs had kunnen verwachten. Rita wilde actief blijven, zich tussen de mensen ophouden. Zij werd vrijwilliger. Ze ging werken in musea in Brussel, onder meer in het Muziek Instrumenten Museum, en in de fijne concertzaal De Roma in Borgerhout. Op die manier bracht zij altijd weer leven mee naar huis en naar onze gesprekken. Altijd had zij iets wonderlijks in een of ander klein voorval of ding opgemerkt. Er viel haar altijd iets boeiends op, iets om een typisch Rita-verhaal over te vertellen. Haar stem liet telkens weer horen dat zij begaan was met het lot van al die ‘kleine’ (en soms ‘grote’) mensen. Haar stem verraadde haar ziel. Het is die stem van Rita die ik nu nog hoor. De echo ervan. Ik denk dat veel mensen die haar hebben ontmoet, die met haar hebben gesproken, zich die warme stem van haar nog lang zullen herinneren.
Ik herinner mij nu weer hoe intens we met zijn vieren genoten van kleine uitstapjes naar Sint-Amands aan de Schelde, om er te wandelen, om er paling te eten, om er te praten. Het was altijd mooi weer als we in Sint-Amands waren. We wandelden langs het water, keken naar de fraaie bocht in de rivier, bleven even staan, in stilte, droomden van de vele dagen in het verschiet. Stiltes tussen ons waren altijd licht. Het waren rustpauzes. Punten op het einde van een lange zin. Waarna weer een volgende begon. Of een nieuw hoofdstuk.

Ik herinner mij nu weer hoe we elkaar in Praag tegen het lijf liepen. We hadden daar pas een dag later afgesproken, maar het toeval maakte dat onze wegen zich al vroeger kruisten. Een moment van grote euforie daar op het Oude Stadsplein in die heerlijke stad. Hé Agnes, hé Matti, riep Rita in blijdschap uit. De warme, begripvolle glimlach van Jules in harmonie met Rita’s woorden. Dat was nog voor de fluwelen revolutie. We vierden ons weerzien met veel frisse wijn van de streek op een terras op het Wenceslausplein. Het leek erop of dergelijke momenten zich nog vaak zouden voordoen. Het leek erop alsof de tijd niet bestond en dat het leven geen einde kent. Het leek erop dat Rita er voor altijd zou zijn. Dat is niet het geval. Dromen zijn bedrog. En toch. En toch hoor ik haar stem, zal ik haar stem blijven horen. En zullen Jules en Agnes haar stem altijd blijven horen. De gloedvolle stem van Rita.

Brussel, 19 januari 2022

Naschrift

Rita Plettinx werd geboren te Wilrijk op 8 mei 1949 en overleed te Antwerpen op 17 januari 2022. Ze was de echtgenote van Jules Van Camp. Rita werkte vele jaren bij de meertalige boekhandel Corman in de Ravensteinstraat in Brussel. Na de sluiting van Corman Brussel ging ze aan de slag bij boekwinkel Het Landschap in Antwerpen.
Tijdens haar pensioen deed Rita vrijwilligerswerk in het Brussels Muziek Instrumenten Museum en het Museum voor Kunst en Geschiedenis, daarna in het Museum voor Oude Kunst. Bovendien was ze bedrijvig in de legendarische concertzaal De Roma in Borgerhout.

VAARWEL CLARA HAESAERT

clara - 1994 001 (3)

Natuurlijk zou Clara Haesaert niet eeuwig leven. Desondanks ging ik ervan uit dat er ooit een moment zou komen dat ik haar nog eens zou kunnen terugzien. Of afscheid van haar nemen. Dat moment is er niet gekomen. Clara is dood, ze is 94 geworden.
Clara was een van de weinige vrouwen aan wie ik veel te danken heb. Toen ik kennis met haar maakte voelde ik me al een oudere man, ik was tenslotte al 39. Clara zal ongeveer vijfenzestig geweest zijn. Bekeken vanuit het nu was zij nog bijna net zo jong als ik was. Relativeren wordt gaandeweg kinderspel. Waarschijnlijk is Clara altijd jong geweest.
Nu ik aan haar terugdenk komen tientallen verhalen en anekdotes weer naar boven. Teveel om op dit ogenblik aan het papier toe te vertrouwen, hoezeer ik dat ook zou willen doen. Mijn lijf is uitgeput en mijn hersenen draaien op volle toeren. De weken in Berlijn hebben een zware tol geëist. Die ik met genoegen heb betaald (en nog dagenlang zal afbetalen). Maar Clara…

Hoe is die altijd opgewekte en inspirerende muze uit mijn leven kunnen verdwijnen? De vrouw die me ertoe aangezet heeft mijn enige boek te publiceren, een vaardigheid waar ik nooit enige aanleg voor heb gehad en ook nooit zal hebben. Ik ben passief, ik kan nauwelijks vechten (al heb ik dat in mijn jeugd wel veel gedaan). Clara heeft in mijn plaats volgehouden, het boek is er gekomen. Kamertjeszonden, mogelijk mijn enige bij een ‘echte’ uitgeverij verschenen werk. Een uitgeverij die kort na die publicatie failliet is gegaan. Dat lange en bizarre verhaal moet ik zeker een keer vertellen. En net zo goed dat van ons tijdschrift Brutaal, hoewel Clara daar alleen maar in het begin bij betrokken was. Toch was zij wat literaire en kunsttijdschriften betreft een ervaringsdeskundige. Denk maar aan het baanbrekende De Meridiaan, dat zij samen met haar man Gentil Haesaert en Maurice Wyckaert in 1951 oprichtte. Dat was een jaar na mijn geboorte. Haar romantisch verhaal over de ontmoeting met die echtgenoot verdient evenzeer navertelling. Dat van haar vele opmonterende, inspirerende en soms wat flirterige bezoeken aan mijn werkplek bij de Dienst voor Openbaar Bibliotheekwerk, waar mijn leven als functionaris begonnen is (en dat van haar geëindigd). Dat van de middagen van de poëzie hier in Brussel, die zij samen met de dichter Frank De Crits organiseerde. Dat van haar souterrain in Schaarbeek, waar we soms vergaderden. Hoe ze mij bij het Arkcomité van het vrije woord heeft geïntroduceerd. Waar ik me als een hond in kegelspel voelde (maar wel een rashond, een soort van hazewind, geloof ik). Overigens is dat niets bijzonders: net als Groucho Marx voel ik mij in geen enkele club thuis en al helemaal niet in een club van cynische mannen. Was Clara Haesaert niet het enige vrouwelijke lid? Ik weet het niet meer zeker.

Mijn afscheid van datzelfde Arkcomité van het vrije woord, na de dood van Michel Oukhow, valt samen met de breuk met Clara. Al is breuk in dit geval een veel te sterk woord. We hebben nooit een conflict gehad, de scheiding is er vanzelf, bijna ongemerkt, gekomen. Ik heb altijd gedacht dat we elkaar terug zouden zien. Dat er dat moment zou komen dat ik hierboven al noemde.
Clara is nu alleen nog maar herinnering, stof voor toekomstige verhalen over het mooie en vaak opwindende verleden.

clara - levenslang 001

Afbeeldingen: Clara Haesaert bij de voorstelling van mijn dichtbundel Kamertjeszonden, oktober 1994 in Zuidpooltheater, Antwerpen; verzamelbundel Clara Haesaert, verschenen in 1993.