DENK JE SOMS NOG AAN MIJ?

No, fly me, fly me, far as pole from pole;
Rise Alps between us! and whole oceans roll!
Ah, come not, write not, think not once of me,
Nor share one pang of all I felt for thee.
Thy oaths I quit, thy memory resign;
Forget, renounce me, hate whate’er was mine.
Alexander Pope, Eloisa to Abelard, an Epistle

Vrijwel altijd als ik aan vergetelheid denk, denk ik aan herinnering. Zonder herinneringen heb je geen waardevol leven. Heel zeker schrijf je zonder herinneringen geen verhalen of gedichten. Zonder herinneringen weet je niet wat liefde is, wat haat. Je ervaringen hebben geen betekenis. Een magnifieke autobiografie van de actrice Bulle Ogier heet J’ai oublié. Daarin beschrijft ze zeer gedetailleerd personen die ze in haar lange leven heeft gekend en plaatsen die ze heeft bezocht. Dat mag paradoxaal klinken maar is het niet. Wat je je herinnert is niet wat en hoe het was. De ervaringen zijn onder lagen tijd bedolven, als scherven porselein onder modder. Het zijn verbleekte foto’s. Ze hebben nog wat kleur maar tegelijk zijn ze flets geworden. Herinneringen blijven je niet lang trouw.

Je kent het verhaal van Jorge Luis Borges over Ireneo Funes, de man die alles onthoudt. Dat onthouden van hem is eerder een vloek dan een zegen. “Denken is verschillen vergeten”, schrijft Borges, “is generaliseren, abstraheren. In de stampvolle wereld van Funes bestonden alleen maar details, die elkaar bijna verdrongen.” Te veel vergeten is een nadeel voor het leven; als je je te veel herinnert kun je daaraan ten onder gaan.

In ‘Over nut en nadeel van de geschiedenis voor het leven’, schrijft Nietzsche dat alleen dieren gelukkig zijn omdat zij alles meteen vergeten. Het dier leeft onhistorisch. Zo ook het kind dat de wending ‘er was’ nog niet begrijpt. [1] Maar een pleidooi voor vergetelheid zonder meer is die beschouwing niet. De geschiedenis mag evenwel niet te zwaar door gaan wegen. Je moet kunnen vergeten om het nieuwe mogelijk te maken. Wie zich blind staart op de grote voorbeelden uit het verleden wordt passief en onvruchtbaar.

Zoals zowat iedereen uit ervaring weet is kunnen vergeten vaak heilzaam. Het gaat dan niet over blijvend vergeten, maar tijdelijk loslaten. Het is niet aangewezen je herinneringen voor altijd uit te wissen zoals in de film The Eternal Sunshine Of The Spotless Mind. Toch lost liefdesverdriet alleen maar op als je de vroegere geliefde kunt vergeten. Al is het maar tijdelijk en gedeeltelijk. Anderzijds wil hij die liefheeft dat het object van zijn liefde, zelfs als zij in werkelijkheid niet meer van hem houdt en zelfs helemaal niets meer voor hem voelt, altijd aan hem denkt. Of indien niet altijd, dan toch af en toe, zoals in de woorden van Fred Neil en Tim Buckley (en vele anderen): And sometimes I wonder / Do you ever think of me?

Weet je nog hoe mooi de dagen waren toen we elkaar liefhadden, hoe de wereld tegelijk helemaal helder werd, hoe alles waar onze blik op viel duidelijke contouren kreeg, als Donatello’s beeld van David in Florence, maar hoe dat ook allemaal als door een magische spreuk verdween als we elkaar omhelsden of alleen nog maar in de ogen keken? Herinner je je dat nog?

[1] En toch moet het [kind, MP] in zijn spel gestoord worden: maar al te vroeg wordt het uit de vergetelheid naar boven geroepen. Dan leert het de wending ‘er was’ te begrijpen, het wachtwoord waarmee strijd, lijden en verveling de mens naderkomen, om hem eraan te herinneren wat zijn existentie in de grond van de zaak is – een nooit te voltooien imperfectum.
Friedrich Nietzsche, Over nut en nadeel van de historie voor het leven, in: Oneigentijdse beschouwingen.

ZERO DE CONDUITE: VERGETEN

Foto: Martin Pulaski, Op zee, februari 2023

Zéro de conduite is een muziekprogramma waarin songs uit de popcultuur met zachte hand in het keurslijf van thema’s worden ingerijgd. Woekerende chaos wordt met liefde en toewijding overzichtelijk gemaakt. Alle zogeheten populaire genres komen aan bod, al ligt de nadruk op Angelsaksische folk, blues, country, soul en rock-‘n-roll. Onbevooroordeelde muziekliefhebbers noemen het allemaal pop. Elke eerste zaterdag van de maand, van 6 tot 8 uur ’s avonds kan je ernaar luisteren op Radio Centraal 106.7 fm en streaming. Meer informatie over de zender en zijn medewerkers en programma’s vind je hier.

Ik weet niet wat ik van deze uitzending kan of moet verwachten. Na drie jaar zal ik, als alles meevalt, vandaag opnieuw de trein naar Antwerpen nemen en in levenden lijve in de studio aanwezig zijn. Als ik er tegen dan nog een heb zal mijn stem opnieuw te horen zijn. Na drie jaar stilte, of liever: na drie jaar alleen maar muziek.
Het thema voor deze aflevering is vergeten. Eigenlijk is het meer een rode draad, of een leidmotief. Niet alle geselecteerde songs gaan letterlijk over vergeten. Maar ze komen in de buurt. Er passeren nogal wat doden de revue, zij die niet mogen vergeten worden. De voorbije maanden zijn er te veel geliefden gestorven. Ik noem nu alleen maar Nanci Griffith, Tom Verlaine, Wayne Shorter, David Lindley, Johan Leysen en Keith Reid.

Bijna altijd als ik aan vergeten denk, denk ik aan herinneren. Zonder herinneringen ben je niets. En heel zeker schrijf je zonder herinneringen geen verhalen of gedichten, of wat dan ook. Een erg mooie autobiografie van de actrice Bulle Ogier, nog steeds onder ons, heet J’ai oublié. Daarin beschrijft ze zeer gedetailleerd personen die ze in haar lange leven heeft gekend en plaatsen die ze heeft bezocht. Dat mag paradoxaal klinken maar is het niet. Wat je je herinnert is niet wat en hoe het was. De ervaringen zijn onder lagen zand of modder van de tijd bedolven. Ze hebben nog kleur maar tegelijk zijn ze flets geworden. Er is het verhaal van Borges over Ireneo Funes, de man die alles onthoudt. Dat onthouden van hem is eerder een vloek dan een zegen. “Denken is verschillen vergeten”, schrijft Borges, “is generaliseren, abstraheren. In de stampvolle wereld van Funes bestonden alleen maar details, die elkaar bijna verdrongen.”
In ‘Over nut en nadeel van de geschiedenis voor het leven’, schrijft Nietzsche dat alleen dieren gelukkig zijn omdat zijn meteen alles vergeten. Maar een pleidooi voor vergetelheid is die beschouwing niet. De geschiedenis mag evenwel niet te zwaar door gaan wegen. Je moet kunnen vergeten om het nieuwe mogelijk te maken. Wie zich blindstaart op de grote voorbeelden uit het verleden wordt passief en onvruchtbaar.

Zoals zowat iedereen uit ervaring weet is kunnen vergeten vaak heilzaam. Het gaat dan niet over definitief vergeten, maar over tijdelijk loslaten. Liefdesverdriet lost alleen maar op als je de vroegere geliefde kunt vergeten. Anderzijds wil degene die liefheeft dat zijn of haar geliefde altijd aan hem of haar denkt. Of in de woorden van Fred Neil en Tim Buckley (en vele anderen): And sometimes I wonder / Do you ever think of me?

Veel luisterplezier.

Billie Holiday, 1947

I Forgot More Than You’ll Ever Know – The Davis Sisters -Nashville Classics: The 50’s – Cecil Null – RCA 1953

Am I That Easy To Forget? – Leon Russell – Hank Wilson’s Back – Stevenson/Carl Belew – 1973

I Forgot To Remember To Forget – Elvis Presley – Sunrise: The Sun Recordings – Charlie Feathers/Stan Kesler – 1955

I’m Beginning To Forget You – Elvis Presley – Platinum:  A Life In Music – W. Phelps – 1959

Frank Forgets – Leo Kottke – Burnt Lips – Leo Kottke – 1978

Sometimes She Forgets – Steve Earle – Train A Comin’ – Steve Earle – 1995

Goodbye – Emmylou Harris – Wrecking Ball – Steve Earle – 1995

Don’t Forget About Me – Nanci Griffith – Flyer – James Hooker/Nanci Griffith – 1994

Don’t Forget About Me – Dusty Springfield – Dusty In Memphis – Gerry Goffin/Carole King – 1969

There’s Always Something There To Remind Me – Dionne Warwick – The Windows Of The World – Bacharach/David – 1967

I’m Gonna Forget About You – Arthur Conley – I’m Living Good – Arthur Conley – 1966

Red Red Wine – Tony Tribe – A Solitary Man: The Early Songs of Neil Diamond – Neil Diamond – 1968

Do Re Mi (Forget About The Do And Think About Me) – Georgie Fame & The Blue Flames – 20 Beat Classics – Earl King – 1964

Find ‘em, Fool ‘em And Forget ‘em – George Jackson – The Fame Studio Story 1961-1973: Home Of The Muscle Shoals Sound  – Rick Hall/George Jackson – 1969

Know What I Mean? – Cannonball Adderley With Bill Evans – Know What I Mean? – Bill Evans – 1961

Footprints – Wayne Shorter – Adam’s Apple [Rudy Van Gelder Edition] – Wayne Shorter – 1966

I Didn’t Know What Time It Was – Billie Holiday – Songs For Distingué Lovers – Richard Rodgers – 1957

Don’t Forget Me – Harry Nilsson – Pussy Cats – Harry Nilsson – 1974

Forget Marie – Lee Hazlewood – Love And Other Crimes – Lee Hazlewood – 1968

I Went To Sleep – The Beach Boys – 20/20 – Brian Wilson/Carl Wilson – 1969

Teach Me To Forget – The Outsiders – Outsiders – Splinter/Tax – 1967

Oh Death – Kaleidoscope – Side Trips –  J. Reedy – 1967

Don’t You Forget It – Allah-Las – Allah-Las – Dunham/Siadatian/Michaud/Correia/Waterhouse – 2012

Forget The Flowers (Remastered) – Wilco – Being There (Deluxe Edition) – Jeff Tweedy  – 1996

True Love Tends To Forget – Bob Dylan – Street Legal – Bob Dylan/Dylan – 1978

Don’t Forget Me – Neko Case – Middle Cyclone – Neko Case – 2009

Souvenir From A Dream – Tom Verlaine – Tom Verlaine – Tom Verlaine – 1979

Can’t Forget – Yo La Tengo – Fakebook –  Ira Kaplan – 1990

Once In A Lifetime – Talking Heads – Remain In Light – Brian Eno/Chris Frantz/David Byrne/Jerry Harrison/Tina Weymouth – 1980

I Remember Nothing – Joy Division – Unknown Pleasures – Ian Curtis/Stephen Morris/Bernard Sumner/Peter Hook – 1979

Memories – Public Image Ltd. – Metal Box – Richard Dudanski – 1979

Don’t Forget Me – Mark Lanegan – Field Songs – Mark Lanegan – 2001

The Pianos Part II: Do Not Forget… – John Cale – N’Oublie Pas Que Tu Vas Mourir (Bande Originale du Film) – John Cale – 1995

Am I That Easy To Forget? – Charlie Feathers – Wild Side Of Life: Rare And Unissued Recordings Vol. 1 -Stevenson/Carl Belew – 2008

Chiara Mastroianni in N’oublie pas que tu vas mourir

Research en samenstelling: Martin Pulaski
Techniek: Istvan Leel-Össy

NACHTMERRIE EN MUZIEK

dylan-parijs

Bob Dylan lijkt in zijn nieuw werk, Murder Most Foul, muziek als een mogelijkheid te zien om uit de nachtmerrie van de recente geschiedenis te kunnen ontwaken. Die hypothese roept bij mij nogal wat denkbeelden en associaties op. Ik laat ze hier als toevallig opgeraapte steentjes en schelpen op dit geschreven pad neervallen, als een Klein Duimpje verloren gelopen in de bloedhete straten van Laredo. Of was het Nuevo Laredo? Een Klein Duimpje onderhevig aan de blues.

In een nachtmerrie kijken duizenden toe op een tragische gebeurtenis, maar geen stervende ziel ziet iets. Alleman, Jan zonder Vrees, Judge Priest, Julia Dixon en Rhett Butler waren erbij; ze stonden dicht bij het podium, maar niemand onder hen ving van wat dan ook een glimp op. Het leek of deze toeschouwers – en wij met zijn allen, die het van ver maar op de voet volgden – blind geboren waren. In zekere zin doofstom. Niet moeilijk om zo je weg te verliezen. Te verdwalen, strompelend van paradijs naar hel, als in de nachtmerrie van een kamer vol donkere spiegels.

Uit enkele akkoorden en een eenvoudige melodie komen handen tevoorschijn; het zijn die van John, Paul, George en Ringo. Kijk hoe ze je nu vasthouden, meisje, hoe ze je de zo gemiste warmte schenken. Komm gib mir, gib mir. Een lang ogenblik lang omhelzen de vier jongens je. Nee, niet zijzelf, hun stemmen doen dat.

Een heel eind daarvandaan, in het verre Amerika, waar de paarden in onze dromen veel ruimte vinden voor hun galop, verandert een akelige lange zwarte limousine in een troostende melodie, vanuit de ziel in de richting van de hemel gezongen. Het geluid van de fatale schoten op de president wordt een zotte dans van Junior Walker & the All Stars. Shoot ‘em ‘fore he run now do the jerk baby do the jerk now. Vrijheid is niet langer iets om na te streven, als het dat al ooit was. Vrijheid is bedrog, mijn zoon. De enige echte vrijheid is de dood, verklaart Bob Dylan in zijn lied. Dat wisten de joden in de concentratiekampen maar al te goed. Rook naar de hemel. Another word for nothing left to lose, jongen.

De dag dat John Fitzgerald Kennedy stierf overleed ook de New Frontier. Talking stopped, someone shouted, what / I ran out to the street. Wat kun je in deze nachtmerrie nog doen voor je land? Heb je nog wel een land? Tenzij een land van duizend deuntjes en duizend dansen. Het land dat Patti Smith al bezong toen zij nog maar een wat schriele rijzende ster was. Het zorgeloze land dat Christophe Kenner in New Orleans aan de vooravond van de koningsmoord bedacht. New Orleans, het enige koninkrijk dat de Amerika heeft gekend, met de Zulu King dansend in de straten genaamd St. Claude en Dumaine, met de Voodoo Queen Marie Laveau en met de lekkere Lady Marmalade. Getcha, getcha ya, ya, da, da. Getcha, getcha ya, ya, here. Het land waar je in goede en kwade dagen over de grond rolt van het lachen. New Orleans, een heel ander rijk dan dat van de eenzame ster en de onheilspellende olievelden. Waar Lyndon B. Johnson het daglicht en JFK de ultieme duisternis zag. Waar Bob Wills nog steeds de koning is.

Met kleine Susanna in de cinema genaamd Texas Theatre in Dallas vind je maar tijdelijk vermaak. Het is niet veel meer dan een vlucht in een camera obscura, zoals die van Lee Harvey Oswald. Wat je nodig hebt zijn liedjes, gekke liedjes, mooie liedjes, wonderlijke liedjes. Ook al duren ze niet lang. Kijk maar naar het levenslied genaamd Patsy Cline. Een korte wandeling na middernacht, een beetje gek gedoe, maar de ochtend haalt ze niet. Buddy Holly, Otis Redding, zovele anderen. Ze halen de dageraad niet. Zij brachten soelaas maar redden het zelf niet. Jimi Hendrix, Duane Allman, Janis Joplin, Alan Wilson. Je kent de namen. Mozart, Schubert. Brandon DeWilde, die van Shane, vriend van de cowboy engel Gram Parsons. Luister nog een keer naar In My Hour Of Darkness.
Tommy is doof, stom en blind. Hij hoort je niet en ziet je niet. Nog zo een. Een andere koningin, mishandeld, niet uit New Orleans afkomstig, zit aan de acid. Haar door Pete Towshend aangereikt. De man in de witte katoenen overall, uitvinder van muzikaal gestotter, erfgenaam van de vuilnismannen, van surfende vogels. Het zijn maar woorden, mijn vriend, wees gerust. Het is nog altijd geen echte muziek. Nu hoor je opeens het wild geraas van Shots, opnieuw en opnieuw, in een oud lied van Neil Young. De aarde is nu bijna een wilde hemel. Bif Bang Pow!

Niemand bevindt zich ver van het graf. Het einde is altijd in zicht. Veel verder dan zes mijl is het niet. Zo dacht Hank Williams erover. Misschien nog een geluk dat een dode Kennedy geen gedachten heeft. Als hij die toch had, zouden het er wellicht over vers fruit en rotte groenten zijn, wormen, pulpfictie.

Wat dacht je van de dithyramben van Nietzsche, van zijn antichrist, zijn Dionysos, zijn geboorte van de tragedie uit de geest van de muziek? Hem is het niet om de zuivere schoonheid te doen maar om kunst die onthult. Zie je de naakte waarheid? Onmogelijk, dat kan niet. Nu gaat alles zo hard trillen dat het zwart voor de ogen wordt. Zie je Nietzsches Mansion on the Hill? Je hebt niet goed gekeken. Het is een gesticht in Bazel. Hoor je de leugens die zijn zuster Elisabeth over hem vertelt? Luister er niet naar. Luister naar zijn muziek. Hoe hij zijn piano te lijf gaat. Het lijkt wel John Cale, John Cage, John Lennon, een Beatle. Heeft een piano een lijf? Een lijf dat met zijn zwarte en witte vingers naar de eeuwigheid reikt.

Mooie liedjes duren niet lang? Bob Dylan denkt daar, geloof ik, anders over. De moderne ridder Wolfman Jack, de Ideale DJ, wijst de weg. Elke single die hij zinderend en sidderend de aardedonkere of vollemaanverlichte nacht instuurt biedt troost. Zelfs het eenvoudigste akkoord heft de tijd op en schudt het hart wakker.

In Junior Parker’s Mystery Train zien we nog steeds de betreurde doden zitten; zie je ze naar ons wuiven, Martin Luther King, Robert Kennedy, Malcolm X, Curtis Mayfield, Frances Farmer, Sister Rosetta Tharpe en Casey Jones? Er zitten nog veel meer reizigers in deze trein. Hobo’s, zwervers, swingende troubadours, componisten, parels van zangeressen, prinselijke zangers, muzikanten, hun koffertjes vol tekstvellen en partituren, vol demo’s en dromen. De mysterieuze trein die we zo goed herkennen is de trein van de lust die eeuwigheid wil. Kopen we een kaartje om daarmee samen aan deze nachtmerrie te ontkomen?

jimmorrison-graf

Foto’s: Martin Pulaski, Parijs. Boven: Bob Dylan, onder Jim Morrisons graf.

NIETZSCHE ALS OPVOEDER

Friedrich-Nietzsche 5

Zodra ik naar de universiteit ging om er mij in filosofie te verdiepen, besefte ik dat ik mijn manier van lezen ernstiger en systematischer moest gaan aanpakken. [1] Op korte tijd probeerde ik zoveel mogelijk achterstand in te halen, niet alleen op gebied van wijsbegeerte maar ook van literatuur, poëzie, theater. Een aantal professoren, in de eerste plaats Leopold Flam, stimuleerden mij in mijn leeshonger en gaven mij een beter inzicht in wat essentiële boeken waren en wat bijkomstige of triviale. Ook tijdens gesprekken met vrienden en medestudenten ontdekte ik ‘nieuwe’ boeken en auteurs. (Het plezier in het triviale heb ik echter nooit opgegeven.)

Sinds mijn zesde levensjaar was ik vooral zoet geweest met stripverhalen en avonturenromans en was ik al gauw een dagdromer geworden. De ene dag was ik Buffalo Bill, de andere dag Sitting Bull, dan weer Ivanhoe, de Rode Ridder of Shane. Nadat ik de film Spartacus had gezien was ik, hoe kan het ook anders, zeker enkele weken lang Spartacus.
Ik las veel maar zonder systeem en zonder begeleiding. Mijn moeder had me leren lezen maar deed dat zelf nog maar nauwelijks. Het dagelijks leven als schippersvrouw eiste te veel van haar tijd en energie. In haar jeugd had ze vooral boeken van Abraham Hans gelezen, een schrijver van ongeveer honderdzeventig volksromans en massa’s kinderverhalen, en tevens journalist voor Het Laatste Nieuws en De Telegraaf. Mijn vader had nooit veel gelezen. Na de lagere school was hij in Eisden in de mijn gaan werken en daarna als scheepsknecht op binnenvaartschepen op de Zuid-Willemsvaart aan de slag gegaan, wat hij bleef doen tot hij mijn moeder ontmoette en zelfstandig schipper werd. In mijn kindertijd heb ik hem alleen oorlogsromans zien lezen en de krant Het Laatste Nieuws.
Omdat ik tot mijn achtste levensjaar meestal alleen was, kon niemand mij advies geven over wat ‘goede boeken’ en ‘slechte boeken’ waren. Mogelijk was dat een meevaller. Na de lagere school in het Kinderdorp Molenberg in de bossen van Rekem, waar ik voornamelijk Kuifje, Suske en Wiske, Nero en het tijdschrift Robbedoes las, belandde ik eerst in Eisden en daarna, voor de middelbare school, in Tongeren. Daarover had ik het al in eerdere teksten in deze reeks.

ecce homo - nietzsche 001

Een van de boeken die mijn eerste jaren aan de VUB het best markeren is Ecce Homo van Friedrich Nietzsche, al heeft hij uiteraard belangrijker werk geschreven, met name De geboorte van de tragedie uit de geest van de muziek, De vrolijke wetenschap, Voorbij goed en kwaad en Aldus sprak Zarathustra.
Het geloof in de eigen genialiteit, de grootheidswaanzin, de opgewonden stijl – eigenschappen die van Ecce Homo zo’n uitzonderlijk boek maken – vond ik als jonge, onzekere filosofiestudent vermetel en eigenlijk verrukkelijk. De toon van het werk riep herinneringen op aan Dali’s ‘Mijn leven als genie’ dat ik in mijn Tongerse periode had gelezen. De lectuur van Ecce Homo verrijkte mijn leven; ik besefte dat het niet altijd nodig is om bescheiden te zijn, wat gemakkelijker gezegd was dan gedaan. Voor Nietzsche echter was het kinderspel: op bijna elke pagina van Ecce Homo voerde hij bewijzen aan voor zijn uitmuntendheid, zijn aardse verhevenheid. Op elke pagina las je waarom hij zo wijs was, waarom hij zo knap was en waarom hij zulke goede boeken schreef.

Talloos zijn in Ecce Homo de metaforen waarin lucht en bergen, sneeuw, hygiëne, gezondheid voorkomen. Deze filosofische autobiografie gaf mij het gevoel dat ik zienderogen beter kon ademhalen, dat ik gezonder werd, sterker, beter opgewassen tegen de vele fratsen die het noodlot nog voor mij in petto had. Het mag duidelijk zijn: ik identificeerde mij met de verteller-held-filosoof. Mijn twijfels en onzekerheden smolten weg als op de allerwarmste zomerdagen sneeuw in de Alpen. Sils-Maria in het Zwitserse kanton Graubünden, waar Nietzsche van 1881 tot 1888 zijn zomers doorbracht, heeft voor mij nog steeds een magische klank. Altijd al heb ik er naartoe willen reizen maar het zal er waarschijnlijk nooit van komen: koekoeksklokken en koebellen houden mij op een veilige afstand.
Nu ik het toch over sneeuw heb: nooit zal ik vergeten wat Nietzsche in dit late werk over ziekte en ressentiment schrijft. Nietzsche was fysiek zwak en vaak ziek. De remedie daartegen was volgens hem wat hij Russisch fatalisme noemde, “dat fatalisme zonder wrok, waarmee de Russische soldaat, voor wie de veldtocht te zwaar wordt, ten slotte liggen gaat in de sneeuw.” [2] Het komt neer op het reduceren van de stofwisseling. Gevoelens van ressentiment branden je sneller op. Ergernis, dorst naar wraak, dat “gifschijten in alle betekenissen” is voor iemand die aan het einde van zijn krachten is de meest nadelige manier van redeneren. “Ressentiment is voor een zieke het taboe bij uitstek, voor zijn geval het Kwaad: maar helaas zijn meest natuurlijke neiging.” De ziel bevrijden van het ressentiment is de eerste stap op weg naar gezondheid, want dat affect is voor niemand nadeliger dan voor de zwakke en de zieke zelf.
Ecce Homo bevat overigens niet alleen gezondheids- en hygiënemetaforen, het boek geeft ook tips om gezond te leven. Wat te eten (geen vet), wat te drinken (geen alcohol, geen koffie, weinig – en zeker geen slappe – thee, veel bronwater) en wat te doen met je lijf en leden (veel bewegen). Zitvlees is een zonde tegen de heilige geest, aldus Nietzsche.
Ecce Homo is meteen ook een goede inleiding tot het werk van Nietzsche omdat hij er zijn boeken in samenvat en in een samenhangend geheel plaatst. Na de lectuur van dit kleine meesterwerk ben ik de Duitse filosoof blijven lezen, zij het met oplettendheid en voorzichtigheid, wat echt wel een vereiste is. Zijn herenmoraal is explosief materiaal, gevaarlijk voor de onbevangen en weinig kritische geest.
Van Nietzsche leerde ik het lichaam te koesteren. Ik besefte dat creativiteit samenhangt met lust en levensbeaming, dat een goede conditie een voorwaarde is om een (kunst)werk van lange adem tot een goed einde te brengen, dat dansen misschien wel de essentie van het leven is en dat je in alles geduld moet hebben, hoe onrustig je ‘van nature’ ook mag wezen.

[1] De voorbije weken schreef ik in een reeks die ik geestelijke genealogie noem reeds korte beschouwingen over Edgar Allan Poe, Louis Paul Boon, Franz Kafka, dichters en poëzie, en Knut Hamsun. Dit is het zesde deel.

[2] Citaten uit Friedrich Nietzsche, Ecce Homo. Hoe iemand wordt wat hij is. Vertaald door Pé Hawinkels. In de reeks Privé-Domein, 1969.

NIETZSCHE 1

NATIES

europe_1911 (1).jpg

Europa in 1911

“Naties: mensen die eenzelfde taal spreken en dezelfde kranten lezen, noemen zich heden “naties”, en willen ook maar al te gaarne dezelfde afkomst en geschiedenis hebben: wat zelfs bij de ergste vervalsing van het verleden nooit gelukt is.”

Nietzsche, Aus dem Nachlass, 1886.

“Dezelfde burgerlijke magie op alle plekken waar de postkoets ons afzet! De eerste de beste natuurkundige voelt aan dat het niet meer mogelijk is te leven in die persoonlijke sfeer, die mist van fysieke wroeging, die al ergerlijk is voor wie haar opmerkt.”

Rimbaud, Illuminations, 1886

IN DE STAART GEBETEN

friedrich nietzsche II

Nog een illustratie bij de voorgaande fragmenten. Nietzsche hield ooit maar van een vrouw, Lou Andreas-Salomé. Zij schreef dit boek over hem. Nee, ik zou liegen. Hield hij ook niet van Cosima Wagner, de echtgenote van zijn beste vriend en grootste vijand, Richard Wagner? Wie was eigenlijk zijn Ariadne? Lou of Cosima? Zullen we het ooit weten en heeft het belang? Ik vond de geschiedenis interessant omdat Andreas-Salomé een soort van begin- en eindpunt op een cirkel was, een slangachtig wezen, in wier staart heel wat geniale mannen graag hun tanden zetten. Of had zij voor elke gelegenheid een andere staart?

EEUWIGE TERUGKEER

éternel retour

Ik wil toch nog even terugkomen op de Oeroboros en de vicieuze cirkel. In de Wikipedia las ik dat vicieuze cirkel niet noodzakelijk een negatieve betekenis heeft. De term is afgeleid, zo staat er, van het Latijnse circulus viciosus, waarbij viciosus ‘wederkerig’ betekent. Het ene leidt tot het andere waarbij het andere weer tot het ene leidt. De verwarring ontstaat doordat ‘vicieus’ ook een afleiding kan zijn van het Latijnse vitiosus, ‘schadelijk’. Als gevolg van deze verwarring wordt de term tegenwoordig meestal wel als negatief opgevat. Aldus de Wikipedia. De Vicious Circle van Lou Reed is duidelijk een negatieve constructie, de eeuwige terugkeer van Nietzsche niet.

In ‘Het boek van de denkbeeldige wezens’ schrijf Borges over de Uroboros (zijn spelling) onder meer het volgende:

“Heraclitus had gezegd dat bij een cirkelomtrek het begin en het einde hetzelfde punt zijn. Op een Griekse amulet uit de derde eeuw die in het British Museum wordt bewaard, staat een afbeelding waardoor die oneindigheid beter voor ons wordt geïllustreerd: de slang die in zijn eigen staart bijt, of zoals Martinez Estrada het fraai zegt ‘die bij het eind van zijn staart begint’. Uroboros (hij die zijn staart verslindt) is de technische naam van dit monster die later door de alchimisten werd verspreid.”

De illustratie hierboven is een kopie van pagina’s 54 en 55 uit mijn exemplaar van Pierre Klossowki’s ‘Nietzsche et le cercle vicieux’. Ik lees daar nu het volgende:
Or, à partir de l’expérience de l’Eternel Retour, qui s’énonce en tant qu’une rupture de l’irréversible une fois pour toutes, se développe aussi une version nouvelle de la fatalité: celle du Cercle vicieux qui, précisément, supprime le but et le sens, le commencement et la fin se trouvant toujours confondus l’un dans l’autre.” Ook hier bijt de slang weer in zijn eigen staart.
De Britse filosoof Roger Scruton, die wat op Brian Jones lijkt, hoorde ik op televisie ooit beweren dat de zeventig jaar die je krijgt – in de veronderstelling dat je zeventig wordt – volledig de jouwe zijn. Ze zijn voor alle eeuwigheid van jou. In zekere zin is die gedachte zeer verwant aan de eeuwige terugkeer van Nietzsche, en zo zijn we terug bij de circulus viciosus en bij het begin dat tevens het einde is. Voorlopig toch.

LIEFDE VOOR DE VER VERWIJDERDEN

Af en toe keren, zonder dat het te voorzien valt, periodes in mijn leven terug tijdens dewelke ik een groot genoegen beleef aan de lectuur van Nietzsche. Waarschijnlijk is er weer zo een aangebroken; maar de bliksemende intensiteit van de jaren ’70 zal ze niet meer hebben. Toen was ik jong, vol van lentekoorts en grootse plannen, nu ben ik ouder en wacht gedwee op het einde van de wereld. In die tijd had ik voortdurend zin om hem te citeren. Alsof ik wilde zeggen, zie je wel. Dat ik heb ik nu toch ook weer een beetje. “De verder verwijderden zijn het, die uw liefde tot de naaste betalen; en reeds wanneer gij met uw vijven bij elkaar zijt, moet er altijd een zesde sterven.” (Zarathoestra, 61). De christelijke naastenliefde was niets voor Nietzsche. Volgens Nietzsche is onze naaste niets anders dan een beeld. Wij zijn zelf ook een beeld. Ons zelf, waarvan wij ons bewust zijn, is dat ook geen beeld? Iets wat buiten ons bestaat? Wij raken niets anders aan dan dat beeld, niet ons zelf. De term ‘zelf’ betekent voor Nietzsche het lichaam zoals het in werkelijkheid is (waarvan het ‘ik’ slechts een aspect is, een product; het lichaam creëert het ‘ik’, als een instrument dat voor de samenhang moet zorgen). De gespletenheid die wij nu kennen zou moeten worden overwonnen: lichaam en denken zouden opnieuw samen moeten vallen.
Die gedachte is ook al bij Heinrich von Kleist terug te vinden, vooral in het zeer moderne essay ‘Uber das Marionettentheater’.

Beschouw dit als een voetnoot bij mijn vorige notitie. En het einde van de wereld mag nog wat uitblijven. Het gras mag nog wat blijven groeien, de tulpen en andere bloemen blijven bloeien.

PATTY HEARST EN HET ONZUIVERE LEVEN

sla,televisie,steely dan,raf,onzuiver,tegenstellingen,patty hearst,nietzsche,filosofie,naastenliefde

Ik ben volop bezig onzuiver te leven. Dat is ook niet slecht. Wat wit is is zwart en wat zwart is is wit. De woestijn een oceaan, de oceaan een woestijn. In mijn hart liefde voor degene die ver weg is, zoals Nietzsche me voorhoudt. Geen christelijke naastenliefde. Vriendschap dat wel. Maar de sneeuw is niet meer zoals vroeger. Dat wisten wel al, en elke dag weten we het beter. We kijken televisie, documentaires over de Rote Armee Fraktion, Rode Brigades, Symbionese Liberation Army met de charmante Patty Hearst als slachtoffer en ster, we zien de levende oorsprong van zowat alle hedendaagse muziek ten ondergaan in de zondvloed genaamd Katrina. Irma Thomas onverslagen bij haar verwoest huis, bij haar verpulpte inboedel. We kijken televisie en leven onzuiver. Not living the pure. Dat kan niet, in de vuile lucht, met leugenaars en dieven om ons heen. Gevaarlijke gekken op elke hoek van de straat. De groep Steely Dan bezong deze verschijnselen al in het begin van de jaren ’70 van de vorige eeuw.

OVER DE ANGST VOOR HET VERGETEN

angst,once upon a time in america,vergeten,funes,samenvatten,schrijven,romanpersonages,er was eens,nietzsche

Op Andere Woorden las ik net in fragment iets over de angst voor het vergeten. Het is een angst die bij mij heel sterk aanwezig is. Wat vaak de ziel wordt genoemd is misschien wel het geheugen. Wat is een mensenleven waard zonder geheugen en zonder herinneringen? Woorden betekenen dan niets, beelden al evenmin. Misschien kun je nog naar muziek luisteren en van de melodie of van het ritme genieten. Misschien kun je de lekkere wijn nog proeven. Maar kan de wijn lekker zijn als je niet weet wat het is en er niets over kunt zeggen? Mijn moeder is oud geworden, maar de laatste jaren van haar leven heeft ze in een soort van mentale duisternis doorgebracht. Op het einde herkende ze mij niet meer. Ze herkende niemand meer, wist niets meer. Misschien zag ze nog wel het verschil tussen de dag en de nacht, maar veel meer was er niet in haar leven, denk ik.
Mijn eigen geheugen gaat er eveneens op achteruit. Ik zou alle boeken die ik ooit heb gelezen (en goed vond) moeten herlezen, ik weet nauwelijks nog wat er in staat. De verhaallijnen herinner ik me niet meer; hetzelfde geldt voor de meeste personages. Er zijn natuurlijk uitzonderingen, zoals William Wilson, Madame Bovary, Julien Sorel, Leopold Bloom, en zo nog een aantal, waaronder een zekere Funes. Wat was ook weer de voornaam van die Funes? Duizenden personages zijn voorgoed verdwenen uit mijn leven. Van films herinner ik me de dag nadien al bijna niets meer, zeker niet als ik ze op televisie heb gezien. (De buitengewone films vormen hier weer een uitzondering op, zoals L’Atalante of Lost In Translation). Vraag aan mij niet om even een werk van Nietzsche of Kierkegaard samen te vatten, of er de grote lijnen van uiteen te zetten. Ik zou je sprakeloos aankijken. In een zoutzuil veranderen. Wat de laatste tijd lijkt toe te nemen is wat ik ‘naamverlies’ zal noemen. Ik had een goed geheugen voor namen en feiten. Nu gebeurt het vaak dat ik me de naam van een film, boek, schrijver, lied, etcetera, niet meer herinner, of dat ik een bepaald woord niet kan vinden. Ik moet dan hulp zoeken,in de Winkler Prins, via google, of boeken doorbladeren tot ik er hoofdpijn van krijg.

Er zit hoe dan ook immens veel informatie in ons geheugen opgeslagen. Het zal wel een biochemische noodzaak zijn dat daar geregeld in wordt gewist. Maar dat wissen hebben we helaas niet zelf in de hand. Dat is heel jammer, want heel vaak herinneren we ons wel onnozele dingen, maar zijn we de essentiële ‘levenslessen’ vergeten. Toch vergeten we gelukkig ook onaangename dingen en kunnen we op die manier pijnlijke of tragische gebeurtenissen die zich in ons leven of in onze tijd hebben voorgedaan verwerken. Nietzsche beschreef die voordelen van het vergeten in zijn mooi essay ‘Over het nut en nadeel van de historie voor het leven’, terug te vinden in de ‘Oneigentijdse beschouwingen’ Hij gaat er overigens van uit dat dieren geen geheugen hebben, wat onjuist is. Maar dat is in deze context niet belangrijk. Ik zou graag een paar fragmenten uit dit essay citeren:

“De mens vraagt het dier wel eens: waarom vertel je me niet over je geluk en kijk je me alleen maar aan? Het dier wil ook antwoorden en zeggen: dat komt doordat ik altijd meteen vergeet wat ik wilde zeggen – maar toen vergat het ook dit antwoord en zweeg: zodat de mens zich erover verwonderde.
Hij verwonderde zich echter ook over zichzelf: dat hij niet kon leren te vergeten en aldoor aan het voorbije bleef hechten: hij mag nog zo ver, nog zo snel weglopen, de ketting loopt mee. Het is een wonder: het moment, vliegensvlug aanwezig, vliegensvlug voorbij, ervoor een niets, erna een niets, komt toch als spook terug en verstoort de rust van een later moment. Voortdurend laat er een blad los uit de rol van de tijd, valt eruit, fladdert weg – en fladdert plotseling weer terug, in de schoot van de mens. Dan zegt de mens ‘ik herinner mij’ en benijdt het dier, dat onmiddellijk vergeet en ieder ogenblik werkelijk ziet sterven, in nevels en duisternis terugzinken en voor altijd uitdoven.”

Dat spook dat de rust verstoort is belangrijk. Ibsen heeft er een schitterend toneelstuk over geschreven. Het is een essentieel thema in de literatuur en zeker ook in de film, denk bijvoorbeeld maar aan Once Upon A Time In America, waar Noodles het spook genaamd verleden (en verraad) probeert te vergeten, maar waar het toch blijft opduiken ook al is het in een opiumroes.

Nietzsche heeft het wat verder over de gelukzaligheid van het kleine kind “dat nog geen enkel verleden hoeft te verloochenen en gelukzalig-blind tussen de heiningen van verleden en toekomst aan het spelen is. En toch moet het in zijn spel gestoord worden: maar al te vroeg wordt het uit de vergetelheid naar boven geroepen. Dan leert het de wending ‘er was’ te begrijpen, het wachtwoord waarmee strijd, lijden en verveling de mens naderkomen, om hem eraan te herinneren, wat zijn existentie in de grond van de zaak is- een nooit te voltooien imperfectum. Brengt de dood ten slotte het begeerde vergeten, dan verduister hij tevens het heden en het bestaan en drukt daarmee zijn stempel op het inzicht – dat het bestaan alleen een onafgebroken geweest-zijn is, iets dat leeft dank zij het feit dat het zichzelf afwijst en verteert, zichzelf tegenspreekt.”

Ik verontschuldig me voor dit uitgebreid citeren, maar deze woorden betekenen zoveel voor mij en voor mijn kijk op het leven dat ik ze graag met de lezers die tot hier geraken deel. Alleen al dat ‘er was’, er was eens, ‘once upon a time’. ‘Once upon a time you dressed so fine…’!
(Overigens, als je deze fragmenten van Nietzsche leest zou je al bijna blij worden dat je geheugen erop achteruit gaat.)