DWEPERS

1978-1980-AURORA 14 001

[NACHTEN AAN DE KANT 20]

Inmiddels is het februari geworden. Vanmorgen kwam de huisbaas vragen hoe het zat, komt er nog wat van, van die huishuur. We zullen wel zien. Het is nog maar de achtste. Waar maakt die lieve man zich druk om? Zijn vrouw zal hem wel aanporren. Neen, door huisbazen laat ik me niet opjagen. Vandaag wil ik rust in mijn hoofd.

Een paar dagen geleden vergaderden we met de redactie van Aurora bij de schrijver Wim Meewis. Een beminnelijk man, iemand die ik ten zeerste waardeer. Ik heb de indruk dat het wederzijds is. Hij heeft me al meermaals gezegd dat hij mijn teksten graag leest. Wim en zijn vrouw wonen in een ruime flat op de elfde verdieping van een groot gebouw met een adembenemend uitzicht op de Schelde, de stroom van gelukkige momenten en persoonlijke tragedies. Mijn broer en schoonzus zijn er bij een schipbreuk bijna in verdronken. Een voorbijvarende sleepboot kon hen op het laatste moment nog redden. Toen ik nog een kleine jongen was is een van mijn neven, Louis Costers, tijdens mistig weer overboord gesukkeld. Pas weken later werd zijn levenloos lichaam op een oever een heel eind van Antwerpen teruggevonden. Sindsdien worden de verheven gevoelens die de stroom bij me oproepen soms verdrongen door huiveringwekkende herinneringen.

Na de vergadering met enkele redactieleden gingen we nog wat ‘napraten’ in café Tivo op de Bolivarplaats. Veel gezeur en negatieve gevoelens ten aanzien van Leopold Flam, onze ‘leider’. Daar doe ik liever niet aan mee. Wat een contrast met de poëzie die de Schelde bij me oproept. Toen Job was uitgeraasd over professor Flam moest Van Morrison het ontgelden. Het leek wel of Job het over een gewetenloze schurk had, zo wond hij zich op. Van Morrison, die vent  heeft volstrekt geen talent, riep hij uit. Een oplichter, vervolgde hij. En zo ging hij nog een tijd door. Job weet goed dat de Ierse zanger en songschrijver een van de weinige echt stralende sterren aan het rockfirmament is. Hij weet dat Astral Weeks en Moondance meesterwerken zijn. Het is de drank die hem zo dwars doet liggen, denk ik. Job heeft wel vaker een kwade dronk. Het is naar het schijnt iets in zijn frontale kwab, of anders zal het zijn amygdala wezen, de details ken ik niet, het is een delicate kwestie. Ik keek op mijn horloge, wat ik zelden doe in fijn gezelschap. Round midnight, dacht ik, tijd om hier op te stappen.

monte_hellman_Shooting_09_blu-ray_2

two_monte_hellman_Shooting_06_blu-ray_3

Gelukkig was Giuseppe thuis. Zo is het toch nog een genoeglijke nacht geworden. Volgens mijn wat buitensporige maatstaven van de laatste jaren hebben we zelfs niet al te veel gedronken. We zijn naar een volkscafé bij hem in de buurt gegaan, een plek waar we wel vaker zitten. Er valt helemaal niets te beleven, maar wat maakt ons dat uit? Met Giuseppe ga ik niet op café  omdat daar iets te beleven is. Terwijl Giuseppe was gaan plassen heb ik op een bierviltje een ontwerp voor een gedicht over de Schelde geschreven. Mogelijk kan ik daar nog iets mee aanvangen, later, als ik ouder en wijzer ben. Kitsch schittert in de smoelen van het schone volk, en meer van dat. Haast onleesbaar.

We hebben uren over film gepraat, wat we wel vaker doen. Giuseppe dweept met Montgomery Clift. Hij heeft net zijn biografie gelezen en wil dat ik dat ook doe. Je moet, zei hij. Oké, zei ik, dat zal ik doen. Je weet hoe gehoorzaam ik ben. Eigenlijk wil ik mij Monty liever herinneren zoals ik hem ken uit Red River, maar dat zei ik niet. Giuseppe houdt teveel van levens. Hij verslindt dagboeken, biografieën en autobiografieën. Ik heb hem het werk van regisseur Monte Hellman aangeraden; een drietal van zijn films worden dezer dagen tijdens Film International vertoond. In het Filmmuseum in Brussel was ik beslist onder de indruk van The Shooting en Ride in the Whirlwind, niet eens zo lang geleden. Vooral van die eerste, die een raadselachtig verhaal vertelt over een opdracht in de woestijn, met Warren Oates en Jack Nicholson. Paarden, dubbelgangers, cocaïne, het land van Cocagne. Giuseppe was een even grote bewonderaar van Warren Oates als ik. Van het een kwam het ander. Het ander was Bring Me the Head of Alfredo Garcia. De beste film van Peckinpah, zei Giuseppe. De beste rol van Warren Oates, zei ik. In The Shooting speelt ook een mij verder onbekende actrice mee, Millie Perkins. Van haar ben ik nog altijd aan het dromen, zei ik, ze ziet er even mysterieus uit als het personage dat ze vertolkt. Ik geloof dat zij het liefje van Elvis was in Wild in the Country, zei Giuseppe. Beroemd is ze er niet mee geworden, zei ik. Ze was meer een beatmeisje, zei Giuseppe. Ze had zangeres moeten worden, zei hij. Misschien kan ze niet zingen, zei ik. In Wild in the Country zingt ze alvast niet, zei Giuseppe. Ken je dit, vroeg hij. Hij toonde mij het Duitse tijdschrift Filmkritik. Nee, zei ik. Uit de bibliotheek meegenomen, er is toch geen kat die het leest, zei hij. Hij liet me een stukje van een interview met Wim Wenders lezen. Wat Wenders daarin vertelde was zo hartverwarmend dat ik hem meteen als een verre vriend ging beschouwen. Je mag het hebben, zei Giuseppe, je hebt er meer aan dan ik. Trouwens, Martin, ik heb Bobby Bland ontdekt, zei hij, wat een geweldige zanger. Ik ken alleen zijn Turn On Your Lovelight en dan nog voornamelijk in de versies van Van Morrison, met Them, en die van The Grateful Dead, zei ik. Ik zal voor jou zijn elpee His California Album eens meebrengen, zei Giuseppe. Opgenomen begin jaren zeventig. Fantastisch album, vooral het nummer Up and Down World.

De ochtend was aangebroken. We bestelden onze laatste glazen bier in café de Balie, tegenover het Justitiepaleis. Ze smaakten bitter en overbodig, maar ze stonden daar voor ons op tafel met een bedoeling. We hadden al lang weg moeten zijn, naar huis, we hadden meer dan voldoende pils naar binnen, maar we wilden zo lang mogelijk bij elkaar blijven, in die betoverde cirkel van vriendschap. Daarom stonden die glazen daar. Zo was er een uiterlijke reden om onze roes in stand te houden: demon alcohol, ons noodlot.

Naar huis dan maar, waar Senga op me wachtte. De dag is helder, zoals hij alleen in februari helder kan zijn. Antwerpen is een geheel van lichtblauwe, scherp afgetekende vormen. Veel net niet verblindend wit zie ik ook. In het Stadspark zitten de meeuwen en de eenden stil op het ijs. Het is een merkwaardig zicht. Deze versie van de werkelijkheid zie je alleen maar als je een hele nacht bent opgebleven. De vogels zijn nu in het opene gekomen, ze hebben de gewichtloosheid van marionetten, de tijd heeft geen vat op ze. Zelfs het ijs laat je niet onverschillig. De wereld is tot stilstand gekomen. Er is nog niets begonnen. Welke andere stad is zo doordrenkt van deze sfeer? Stilstand, jazeker, en toch weet ik dat er tegelijk beweging is. In de verte worden de grote zeeschepen gelost en geladen. De dokwerkers zijn druk in de weer. Ik herinner mij uit mijn kinderjaren de immense kranen, de zeeschepen uit de hele wereld, de geur van sinaasappelen en bananen. De geur van hout uit Brazilië, het immense woud daar dat ik ooit met mijn broer zou ontdekken.

Bijna middag toen ik thuis kwam. Weer een Antwerpse nacht in mijn kleren en onder mijn huid gekropen.

1979-1980jos-flam

Foto’s: met Wim Meewis, circa 1979; The Shooting van Monte Hellman; met Leopold Flam en Giuseppe (regenjasbrigade).

DONKERE NACHT VAN DE ZIEL (REDUX)

P1020998.JPG

Je zit in een kroeg en drinkt halflauw bier en wacht op iemand die je niet kent. Iemand om mee te praten. Je vroegere vrienden, als je die al had, en collega’s, noemden je een eenzaat, “ iemand die nog eens aan eenzaamheid ten onder zal gaan”. Heeft het belang? Je hebt je buik vol van grote woorden. Je zit te wachten op iemand, op om het even wie, man, vrouw of dier, om over het leven te praten, over alles wat je hebt beleefd, over de wind, de zee, de dakpannen die net niet op je hoofd vielen, over films van Claude Chabrol – en de andere de regisseurs die zoveel valsspelende mensen, tricheurs, hebben uitgekleed tot op hun diepste huidlaag.

Met je gezelschap, dat tegen wil en dank is komen opdagen, praat je niet over je eenzaamheid, over elkaars alleen zijn. Alsof dat een misdrijf is. Je praat evenmin over verlangens. Hoe je naar je vrouw verlangt, die nu ergens ademhaalt, je weet niet eens waar. In een bed, in een bos? In haar eigen donkere nacht van de ziel? Hoe je haar in je armen wilt houden en tegen je zweterige borst aandrukken. Haar borsten zullen ook wel zweterig zijn, denk je, terwijl je met je toevallige vriend over ‘La Femme Infidèle’ praat. Stéphane Audran. Haar tepels niet zo hard als in de winter, minder opwindend, maar haar geur zou je kunnen bedwelmen als de beste parfum uit Grasse. Dat weet je zo, ook al heb je haar geur nooit zo opgesnoven in deze lucht, in dit licht, in deze eenzaamheid.

Je praat en je kijkt naar de sterren en je wilt haar stem horen. Ver weg en dichtbij. Je volgt het gesprek niet langer. Mensen vertrekken. Het café raakt leeg. Stoelen worden op tafels geplaatst. Ik ben Phaedra, zegt een barmeisje. Wist je dat dan niet? Oh, ben jij Phaedra, zeg jij. Je bent heel erg mooi, Phaedra, maar ik moet dringend plassen, zeg je. De sterren nog altijd aan de hemel. Een stinkend toilet waar mannen de hele nacht hebben gepist. Later aan een tafel buiten bij jonge mensen uit het Pajottenland, feestvierders die je niet kent. Een scène die aan ‘A Streetcar Named Desire’ doet denken. Maar ik ben Blanche niet. Een wat zielige scene: “we mogen die arme Pulaski hier toch niet alleen achter laten. Stel dat hij weer wordt overvallen of zo”.

Op weg naar huis denk je aan gouden dagen, flitsen, flarden, fragmenten, niets is uitgewist, en denk je aan je geliefde, die je spoedig weer in je armen zal houden en die je veel meer troost zal bieden dan om het even welke onbekende. Dan om het even welke bekende. Maar nog enkele uren, nog enkele dagen moet je in je hoofd de noordenwind trotseren, en het gewauwel van kranten en televisie. Nog enkele dagen moet je het volhouden in de donkere nacht van je ziel.

16-7-2010 / 25-11-2015

P1020760.JPG

Foto’s: Martin Pulaski, 2009

NACHTGEDACHTEN

cyclopodilonredon.jpg
Odilon Redon, De cycloop, 1898-1900.

’s Nachts wervelen mijn gedachten, zwerven ze koortsig van de ene onbestemde plek naar de andere, altijd onbeheerst, altijd gehaast. Zoals Don Giovanni, met zijn boekje, van de ene vrouw naar de andere. Grillig, ongegrond, niet als tulpen of andere bloemen, ontworteld, zinloos, op zoek – misschien – naar een zin. De donkere nachten van december. Op de tast in de richting van een nieuw verhaal, een nieuwe liefde. In de verte, aan het voeteinde van het bed, de contouren van een muze, het kloppende hart van een syntaxis even streng als de Grondwet.

 

MIDNIGHT COWBOY

Macadam, zo werd de Midnight Cowboy genoemd.
De jonge man die zich aan oudere vrouwen zou verkopen.
In de bruisende stad Brussel was dat zijn naam.
Midnight Cowboy, Macadam.

Leg jij dan maar het verband tussen nacht, asfalt en cowboys.
Of noem het beton.
Zo vaak je blik rust op dat materiaal.
Maar zie je het?
Weet je wat het is?
Een laag beton over koude aarde.

Bijna niets voor jou.
Niets om over naar thuis te schrijven.
Tot je een ogenblik je blik scherp stelt.
Aan het denken slaat.

Wat een gedoe op die harde grond.
Voetsporen, speeksel, sperma, bloed.
Een hele beschaving is er gepasseerd.
Dagen, nachten stapten daar avonturiers.
Vagebonden van het alles en niets.
Moedeloos of overmoedig gingen ze over de lijn.
Want waar een grens als alles glanst?

Nee, op lijnen kon je niet rekenen.
Grenzen brachten je niet nader.
Op water dan?
Op hitte?
Op vogelgezang?

Wat was er opeens zo raadselachtig aan steen?
Fabriekssteen.
Je wist het niet.
Er waren alleen magere woorden voor.
Zo moest je dan Indiaan worden, met je hoofd op de grond.
Zo kon je misschien nog een spoor horen.
Van Macadam, nacht, nuchtere cowboys.

GESTOLEN WOORDEN

zelfportret met boeken

Slaap steelt je woorden. Sneeuwvlokken die in de kamer neerdwarrelen, geluidloos als de uitgestorven echo van een op een zomeravond voorbijgevlogen zeemeeuw. Waarna geen vervolg volgt en geen eindwoord uitgesproken wordt. Geen dankwoord, geen woord van liefde. Alles blijft omhuld, gemaskerd, aan elk begrip onttrokken.

Het gedwarrel toen je sliep sloot het spraakvermogen af. Alle sleutels raakten zoek, zelfs met toverformules in gebarentaal raakte je niet binnen. De poorten van de hel, de hemel, het hele ondermaanse: dat waren toch woorden?

Je weet dat slaap een vorm van sterven is? Waar je de voorbije dag je zinnen op had gezet hebben anderen zich vliegensvlug toege-eigend. Zo gauw je een kleinood in je handen hebt komt iemand aangelopen en neemt het van je af. Dan is het beter te slapen dan zo zonder vrienden te zijn.

De zon schijnt door het raam naar binnen, op je witte lakens. Je verheft je stem om wat de voorbije nacht gebeurde. Niet luid, meer als bij een elegie en niet vurig, meer als voor een manke toespraak voor een derderangs commissie, waar iedereen sloten koffie drinkt maar ternauwernood luistert. Je gaat het gebouw uit, loopt door de straten tot aan een aardappelveld, het hoofd in een sneeuwstorm gewikkeld.

Ω

Foto: Martin Pulaski, zelfportret met boeken.

NIGHT AND DAY

De nacht. Blijvend duister dat ik keer op keer weer uitdrijf. Donkere zijde. Zwarte wildgroei die ik alsof ik hem zo kan snoeien van mij af schrijf.

Hier komt de dag. Nu ik mezelf opnieuw boven het witte blad verberg. Noodlotssymfonie die de groezelige daken van deze stad vervloekt. Slenter door de gewelven van de ondergang. Stenen liggen voor het grijpen, edele verharde bomen. Ga! En keer terug met enkele ultieme woorden. Bezing daarmee de vriendschap en de liefde!

Of toch niet? De dag behoort toe aan fantomen die ik de oorlog heb verklaard, al van bij mijn tweede geboorte. Onherroepelijk, omdat ik besta, wil bestaan. Toen al greep ik naar de wapens van pijn en voltrokken gedachten en trok ik ten strijde tegen het leger van knielende dode zielen die mijn kern, de uitspraak van mijn bestaan, negeren.

Te zwak echter om zelfs maar te willen triomferen. En zoals er kunst om de kunst is, is er strijd om de strijd. Want wat hebben hartslag en ademhaling anders voor zin?

OM 4 UUR ‘S MORGENS

biljarten

Opgedragen aan Cesare Pavese

Miezerige regen van vier uur ’s morgens dringt door je demi-saison. Er ontsnapt damp aan je mond, een teken van je eenzaamheid, dat als een vreemd verschijnsel, het spoor van een vergeten offer, ten hemel stijgt. Het zou iets moois kunnen zijn, maar je hebt er geen aandacht voor, je voelt alleen maar de pijn van onuitgesproken woorden, ergens achter in je keel.

Je hebt uren over de kermis gelopen tussen luidruchtige mannen en vrouwen, die dikke beren en roze olifanten torsten. Je voelde je niet misplaatst in het gedreun van rock ‘n’ rol en de melancholie van de neonverlichting. Niets is wat het lijkt op de kermis en niets lijkt er op jou. Je voelt je door niemand aangesproken en je bent tot niets verplicht. Je loopt gewoon door, je laat je meedrijven door de stroom, je netvlies ontvankelijk voor purperen spreuken, voor gifgroen opflitsende mascarons. Veelkleurig grijnzen, denk je, dat zou je moeten kunnen. Niet alleen frieten met mayonaise eten, maar ook veelkleurig grijnzen.

Later, in de miezerige regen van vier uur ’s morgens, zou je moeten kunnen zeggen: “Het is allemaal goed”. Terwijl de regen uit de hemel je dorre lippen vruchtbaar maakt. Terwijl de woorden zich al beginnen los te maken, duiven, nog in de omgeving van Barcelona, maar al op weg naar huis.

Foto: Martin Pulaski

DE NACHTEN VAN LIEFDE EN DOOD

Foto: Martin Pulaski

Mijn maandelijks radioprogramma zit er weer op. Het thema van gisteren was ‘de nacht’, een moeilijke keuze, omdat er zo enorm veel songs over de nacht zijn geschreven. Veel pop- en rockcomponisten plaatsen zich bewust of onbewust maar zeer duidelijk in de romantische traditie, waarin het schrijven over – of tijdens – de nacht essentieel was. Denk maar aan dichters als Shelley en Keats, de hele Duitse romantiek, met Novalis op kop, Gaspard de la nuit van Louis Bertrand, Night Thoughts van Edward Young en – vooral – de Nachten van Bonaventura, een nachtboek dat wordt toegeschreven aan de schrijver-theaterdirecteur Ernst August Friedrich Klingemann. Singer-songwriters als Leonard Cohen en Bob Dylan hebben in hun adolescentenjaren vast veel romantische literatuur gelezen. Ook de psychedelia is er sterk door beïnvloed, Night Of the Long Grass is daar een mooi voorbeeld van. Wat opvalt in veel van deze liederen is dat de nacht de ideale tijd is voor de liefde in al haar vormen. The night time is the right time to be with the one you love, zingt Ray Charles. Soms roept de nacht reële of verbeelde tragische histories op, zoals in The Night the Carousel Burnt Down van Todd Rundgren. Onheil wordt voorspeld in Bad Moon Rising van Creedence Clearwater Revival / John Fogerty. De nacht is in sommige gevallen een metafoor voor de dood, zoals in het bekende gedicht van Dylan Thomas, zeer mooi uitgevoerd door John Cale op de cd Words For the Dying, en in Goodnight Irene van Leadbelly dat ik in een versie van Mississippi John Hurt liet horen. Van de zingende moordenaar Leadbelly draaide ik het lugubere (Black Gal) Where Did You Sleep Last Night, dat later werd gecoverd door zangers en muzikanten die graag in de duisternis vertoeven, zoals Link Wray (donkere bril), Mark Lanegan (treedt op in het halfdonker) en Kurt Cobain (drugs, zelfmoord). Liefde en dood, dus, ook al gaat het over de nacht; eros en thanatos, altijd komt Freud wel even mee over onze schouders kijken en vooral over die van de songschrijvers. Hieronder staat de playlist. Songtitels worden gevolgd door de uitvoerder en de naam van de cd of elpee.

  • Here Comes The Night – Them – The Story of Them Featuring Van Morrison
  • The Moon Is Rising – The Pretty Things – The Pretty Things
  • Cry in the Night – Q’65 – Nuggets II: Original Artyfacts From The British Empire And Beyond, Vol. 3
  • Nightmares – The Creation – Uncut:The Roots Of Tommy
  • Night Of The Long Grass – The Troggs – Hit Single Anthology
  • Nights In White Satin – Nancy Sinatra – Something Stupid
  • Tonight You Belong To Me – The Honeys – Brian Wilson Pet Projects: The Brian Wilson Productions
  • One Night Of Sin – Elvis Presley – The King Of Rock ‘N’ Roll: The Complete 50’s Masters
  • Last Night Bobby “Blue” Bland – The “3B” Blues Boy: The Blues Years 1952 – 1959
  • Tomorrow Night – Lavern Baker – Atlantic Rhythm & Blues Vol2(1947-1974)
  • The Right Time – Ray Charles -Atlantic Rhythm & Blues Vol4 (1957-1960)
  • (Black Gal) Where Did You Sleep Last Night -Leadbelly – Blues & Folk Singer
  • Goodnight Irene – Mississippi John Hurt – Cash Covered
  • Three O’Clock Morning Blues – Ike & Tina Turner – Outta Season
  • On A Foggy Night – Tom Waits – Nighthawks At The Diner
  • (Looking For) The Heart Of Saturday Night – Madeleine Peyroux – Half The Perfect World
  • End Of The Night – The Doors – The Doors
  • Tonight’s The Night – Neil Young – Tonight’s The Night
  • Bad Night At The Whiskey – The Byrds – Dr. Byrds & Mr. Hyde
  • Burning Of The Midnight Lamp – The Jimi Hendrix Experience – Electric Ladyland
  • Bad Moon Rising – Creedence Clearwater Revival – Green River
  • Bob Dylan – Tonight I’ll Be Staying Here With You – Nashville Skyline
  • The Night They Drove Old Dixie Down – The Band – The Band II
  • The Night The Carousel Burnt Down – Todd Rundgren – Something/Anything?
  • This Flight Tonight – Joni Mitchell – Blue
  • Night Comes On – Leonard Cohen – The Essential Leonard Cohen
  • John Cale – Do Not Go Gentle Into That Good Night (Dylan Thomas)- Words For the Dying
  • Dark Night – The Blasters – Testament: The Complete Slash Recordings
  • One Time One Night – Los Lobos – By The Light Of the Moon
  • Something In The Night Bruce Springsteen – Darkness On The Edge Of Town
  • One Night Of Love – Karen Dalton – In My Own Time
  • The Nights Are Cold – Richard Hawley – Late Night Final
  • Midnight Rider – Patti Smith – Twelve

“Het was een van die huiveringwekkende nachten waarin licht en duister elkaar snel en geheimzinnig afwisselden. De wolken vlogen, gedreven door de wind, als wonderlijke reuzengedaantes langs de hemel, en de maan verscheen en verdween dan weer in allerijl. Beneden in de straten heerste doodse stilte, alleen hoog boven in de lucht huisde de storm, als een onzichtbare geest.”
Uit: De nachten van Bonaventura.

 

DE ROODBORSTJES VAN DAVID LYNCH

Zelden, zo goed als nooit heb ik het gevoel dat ik op de plaats ben waar ik moet zijn, waar ik thuishoor. Zelden voel ik me ergens op mijn gemak, vallen mijn lichaam en mijn denken samen – als het geheel dat ze toch zouden moeten vormen. Vanwaar die gespletenheid? Hoor ik daar iets? Nee? Of toch? Ik hoor ergens in mijn achterhoofd Van Morrison zingen: I’m nothing but a stranger in this world. Dat heeft hij van een blueszanger, maar komt het niet uit de bijbel? Is de bijbel niet het meest gemeenschappelijke boek, het meest gelezen, ligt het niet in miljarden hotelkamers? Is het zich niet thuis voelen in de wereld een algemeen menselijk verschijnsel, iets waar ‘bijna iedereen’ onder gebukt gaat? Ik zou het niet weten. Ik weet zo weinig. Ik heb zo weinig te vertellen. Verwacht van mij maar geen grapjes of anekdotes. Ook al ben ik geen treurwilg, ik ben zeker geen plezante Charel. Op familiefeestjes, recepties en dergelijke maak ik me zo snel mogelijk uit de voeten, ofwel drink ik me lazarus. Vlug weggevlucht, alsof ik niet gezien mag worden, alsof ik een misdadiger ben, “an angel with a dirty face”, ja ja we kennen het allemaal wel, als een bezetene snel ik naar de uitgang, de nooduitgang, de blauwe deur door, de donkere trap af, en dan sta ik op straat, omgeven door nacht.

Behoor ik dan tot de nacht? Nee, dat denk ik ook niet. Niet tot de nacht en niet tot de dag, net zoals Kyle McLachlan en vooral Laura Dern in Blue Velvet. Herinner je je de roodborstjes?
“I had a dream. In fact, it was on the night I met you. In the dream, there was our world, and the world was dark because there weren’t any robins and the robins represented love. And for the longest time, there was this darkness. And all of a sudden, thousands of robins were set free and they flew down and brought this blinding light of love. And it seemed that love would make any difference, and it did. So, I guess it means that there is trouble until the robins come.”
Het is duidelijk dat David Lynch weet waar ik het over heb. Sommige romantische dichters en surrealistische kunstenaars wisten het evenzeer. Kijk naar de werken van Dorothea Tanning en Max Ernst. Wellicht zijn zij niet op de vlucht gegaan maar hebben ze ‘het normale’ geweigerd, en hebben ze hun eigen wereld gecreëerd. Elk werk schijnt dan een instrument te zijn dat het leven in hun eigen wereld mogelijk maakt. Elk instrument een schitterende vondst. Ik houd van die namen, David Lynch, Max Ernst, Dorothea Tanning. Met zulke namen bouw ik mijn wereld op, maar niet alleen met hun namen: hun werk zet mij op het spoor van iets wat ik nog niet ken. Ze maken een ontdekkingsreiziger van me; zie je mij hier tekeer gaan met mijn zaklamp en kompas, terwijl Nancy Sinatra enigszins vals Nights In White Satin zingt (maar zoveel mooier dan de valse kitsch van Moody Blues)? Yes I love you, oh, how I love you. Laat de roodborstjes komen!

MONSTERS, FILMS, SLAPELOZE NACHTEN

Museo_del_Prado_-_Goya_-_Caprichos_-_No._43_-_El_sueño_de_la_razon_produce_monstruos

Tussen waken en dromen, vorige nacht, dacht ik terug aan een passage uit de nostalgische trip ‘Zelfportret met vrienden’ (15 juni 2005 in hoochiekoochie). Oude gezichten kwamen me weer voor de geest: ik zag de naam van een vriend, die in de tekst zeker voorkomt, opflitsen als op een billboard in Las Vegas (of in een film die zich daar afspeelt, Casino bijvoorbeeld, of Leaving Las Vegas, zelf ben ik nooit in die ‘stad van de zonde’ geweest). Die naam hield me door alle associaties die eruit voortvloeiden lange tijd uit mijn slaap, maar nu ik er wil naar teruggrijpen, omdat ik denk dat het belangrijk was, en er iets over wil schrijven, schiet me niets meer te binnen. Ik heb de autobiografische tekst al twee keer nagelezen en hier en daar een correctie aangebracht, en zelfs een paar namen veranderd, maar de associaties blijven achterwege. Natuurlijk had ik de voorbije nacht moeten opstaan en snel noteren wat me door het hoofd ging, maar ik was ervan overtuigd dat ik me alles nog zou kunnen herinneren. Niet dus. Wellicht was het dan toch niet zo belangrijk, maar ik voel me desondanks behoorlijk gefrustreerd. Het is alsof je een voorwerp binnen handbereik hebt, maar je kunt er net niet aan, en er is ook geen enkel voorwerp dat je kan helpen om het toch nog naar je toe te halen. Misschien heb ik daarna te goed geslapen, en is de herinnering daardoor te diep weggezonken?

De nacht ervoor had ik nauwelijks geslapen. Ik dacht werkelijk dat ik gek werd. Als ik mijn ogen sloot doken allerlei monsters op, eerder van menselijke dan van niet-menselijke aard. Zoals ik nu de associaties met de naam niet kan oproepen, kon ik toen de wangestalten niet verjagen. Waar kwamen ze vandaan? Wat was er met me aan de hand. Als ik dan even het licht aandeed verdwenen ze meteen, alsof het vampiers waren. Misschien moet ik voortaan met een groot kruisbeeld op mijn borst naar bed of wat lookbollen op mijn nachtkastje leggen in plaats van boeken. Ongetwijfeld was het een soort van delirium, maar hoe ben ik daaraan ten prooi gevallen? William Blake zag engelen en duivels en kon daar goed mee leven, hij converseerde er zelfs mee. Dat was bij mij niet het geval. Ik hoopte alleen maar dat ik niet gek zou worden, dat ik mijn ogen zou kunnen sluiten en niets meer zien van die gedrochten, dat ik de slaap zou kunnen vatten. Voor het slapen gaan had ik naar de vrij middelmatige Frida – over het leven van Frida Kahlo – gekeken. Daar komen ook nogal wat monsters en vreemde creaturen in voor, goed in beeld gebracht, maar niets om bang voor te worden, speels als eruitzagen, ook al waren het vaak geraamtes en doodshoofden.: typisch Mexicaans. Zouden zulke oppervlakkige beelden, als dagrest, zulke ernstige gevolgen kunnen hebben? Moeilijk te geloven. Gelukkig waren het geen beestjes, die ik zag, of ik zou nog gaan denken dat ik alcoholist ben, zoals Nicholas Cage in de hierboven genoemde film Leaving Las Vegas, of erger nog, zoals Ray Milland in The Lost Weekend, Billy Wilders schitterend portret van een alcoholist .

Ook nog voor het slapengaan had ik wat liggen lezen in Nabokovs eigen voorwoord bij zijn Bend Sinister. Ik had het vervelend en vergezocht gevonden: zijn verwijzingen die me niet echt meer interesseerden, zijn woordspelingen, anagrammen en ‘russismen’, zijn gecultiveerde wereldvreemdheid en politieke onverschilligheid. Ik had daarop toch een paar bladzijden in de roman zelf gelezen, maar zonder dat het me iets deed. Daarna duisternis en monsters. Misschien, en dat hoop ik echt, zal het de slaap van de rede geweest zijn. Ik ben zeer verheugd dat de rede er weer terug is, ook al verheerlijk ik vaak, misschien te vaak, het irrationele, zoals gisteren in mijn lofzang op Syd Barrett. Maar zo is het nu eenmaal en zo ben ik nu eenmaal: ik zal met mezelf moeten leven. De rede gaat niet zonder het irrationele, zoals het leven niet zonder de dood gaat en liefde niet zonder haat en ontmoeting niet zonder afscheid.

Afbeelding: Goya, De slaap van de rede brengt monsters voort