
Het is zondag in mijn hoofd als ik ‘dingen’ kan en mag combineren. De combinatie van John Cale / Friedrich Hölderlin, gisteren, lag niet voor de hand. Maar ‘Hanky Panky Nohow’ op de iPod zorgde voor een kortsluiting in mijn gedachtestroom met als resultaat de tekst ‘Jubel en waanzin’.
Toen ik filosofie studeerde aan de VUB, in het begin van de jaren zeventig, legde ik ook al zulke verbanden in scripties. Professoren vroegen zich dan af wie bijvoorbeeld Ray Davies of Frank Zappa was. Professor Leopold Flam bleef Bob Dylan met Dylan Thomas verwarren. Misschien zeg je nu, hij is weer bezig zijn ‘pioniersrol’ te benadrukken – o ijdele Pulaski! – maar in die dagen werd nergens hoge cultuur met lage cultuur in verband gebracht, zeker niet aan universiteiten. Ik denk dat de begrippen hoge en lage cultuur nog niet waren uitgevonden. Is het trouwens niet schandalig dàt ze zijn uitgevonden? Lage cultuur, stel je voor. De tegencultuur van die tijd – en de mogelijke tegencultuur van nu – is op zijn minst even hoog als de gevestigde cultuur. Het is met culturen zoals William Blake het formuleert in verband met godsdiensten: “All religions are one”. Geleerde heren – geleerde dames waren er nog niet veel – beschouwden tot nog niet zo lang geleden populaire muziek als iets laags, iets waar geen plaats voor was in Academia. Die geleerde heren hadden natuurlijk ‘Venus In Furs’ niet gehoord, of ‘Sad Eyed Lady Of the Lowlands’; ze hadden Jules Deelder niet horen voorlezen. Zelfs Allen Ginsberg, Jack Kerouac en William Burroughs werden niet als volwaardige dichters en schrijvers aanvaard. Als er al over gesproken werd. Op de lagere school hadden schoolmeesters mij al geleerd dat Picasso een knutselaar was, “dat kan een klein kind ook”.
Nu is alles anders, natuurlijk. Alles is cultuur, alles is het bestuderen waard, alles behoort tot het spektakel en alles is vermakelijk. Buiten de wet leven en toch eerlijk zijn, zoals Bob Dylan zong, dat gaat niet meer. Er is maar een globale wet en dat is die van het geld, en wie binnen die wet leeft is niet eerlijk. Buiten de wet sterf je zeer waarschijnlijk van honger of dorst. Elke cultuurvorm wordt opgevreten door de grote geldmachine, elk werkelijk opstandig individu wordt gebroken. Misschien – en dat hoop ik – zijn er desondanks nog tegenstemmen, zoals Hölderlin destijds, en later Paul Celan, die weerstand bieden. Maar ik ken ze niet. Waar houden ze zich op? Wat zijn hun drijfveren? Zullen ze nog in staat zijn het tij te keren? Of is het allemaal Hanky Panky?
In afwachting maak ik mystieke wandelingen naar de Delhaize en terug. Onderweg beschouw ik als iconen de reclamepanelen en overal om mij heen zijn verzoekingen. Maar als een echte heilige zeg ik ‘noli me tangere’ en loop verder, met mijn hoofd in wolken muziek. ’s Nachts vecht ik tegen monsters, die mijn ratio keer op keer weer loslaat uit hun cellen. ’s Morgens, van het vechten moe, sta ik mijn verlangen stapvoets af aan de wetten van de werkelijkheid. Medicijnen en koffie helpen mij om die wrede grens te overschrijden. Want een pionier ben ik al lang niet meer. Nee, ik ben mezelf niet, ik behoor anderen toe. Deze tijd die de mijne is, is de mijne niet werkelijk.
Foto: Mystiek wandeling naar de Delhaize, M.P.