OUDER EN WIJZER?

ab,centro-matic,south san gabriel,essays,montaigne,filosofie,deugd,buitensporigheid,pop

Het is altijd een genoegen als ik, wanneer ik weer eens zonder energie in mijn lijf voor mij uit zit te staren, plotseling vaststel dat ik in het bezit ben van de ‘Essays’ van Montaigne. Niet dat ik het altijd met hem eens ben, maar zijn woorden lezen geeft mij steeds voldoening en vaak weet hij me met het leven te verzoenen.

In hoofdstuk 30 over gematigheid staan heel wat uitspraken die in strijd zijn met mijn overtuigingen, maar desondanks kan ik het niet laten deze openingszinnen van het essay te citeren:

“Het is alsof alles wat mensen aanraken besmet wordt: dingen die op zich goed en mooi zijn, bederven wanneer ze in onze handen komen. Zelfs de deugd kan een zonde worden, wanneer we er op een bepaalde manier naar grijpen en haar met een te heftige en intense begeerte omarmen. Diegenen die zeggen dat je deugdzaamheid nooit kunt overdrijven, omdat het geen deugd meer is als er sprake is van buitensporigheid, spelen met de woorden:

Insani sapiens nomen ferat, aequus iniqui,
Ultra quam satis est virtutem si petat ipsam.

Dat is filosofische spitsvondigheid. Men kan wel degelijk te veel van de deugd houden en de perken te buiten gaan terwijl men iets doet dat op zich rechtmatig is. Op deze zienswijze past het bijbelwoord: ‘Wees niet wijzer dan u behoort te zijn, wees sober in uw wijsheid’.”

Het citaat van Horatius betekent: ‘Als ze te ver gaan, ook bij het nastreven van de deugd, kan men een wijze beter onwijs en een rechtvaardige onrechtvaardige noemen.’

In mijn geval zou het vandaag van buitensporigheid (of overmoed) getuigen om mij aan mijn plannen te houden en in de AB naar een concert van de Amerikaanse bands Centro-Matic en South San Gabriel te gaan. Ik houd veel van muziek, dat weet iedereen die af en toe een stukje van me leest, ga graag naar concerten, en nog veel meer in het gezelschap van goede vrienden. Maar kennelijk word ik ouder en wijzer en kan ik van kortstondige genoegens afzien tot ik helemaal hersteld ben. Het spreekt vanzelf dat ik liever jong en onbezonnen zou zijn. Je kunt zo oud en zo wijs worden dat het leven niets meer voorstelt.

KAVAFIS, MONTAIGNE: GEDICHTEN VAN ZILVER, PROZA VAN GOUD

kavafis 2

Gedichten die mij van mijn stuk hebben gebracht : ‘Trouweloosheid’ en ‘Wachtende op de Barbaren’, allebei van Kavafis. Het eerste gedicht gaat over het verraad van Apollo, die Achilles’ moeder, Thetis, een lang en gezond leven belooft voor haar zoon, maar die later zelf de Trojanen steunt in de strijd tegen de Grieken, waarbij Achilles sneuvelt. In het tweede gedicht wordt een hele reeks scènes opgevoerd die allemaal betrekking hebben op de komst van de barbaren. Alles en iedereen is op de intocht van die gevreesde barbaren gefocust. Uiteindelijk komen ze niet en dat is een grote teleurstelling, want wat moet nu gebeuren?

Bij Montaigne vond ik een mooi fragment over de diversiteit (Hoofdstuk 37, p. 276, Over Cato de Jongere):
“Ik ben niet behept met de veel voorkomende fout anderen naar mijzelf te beoordelen. Ik neem gemakkelijk aan dat een ander eigenschappen heeft die heel anders zijn dan de mijne. Dat ik mijzelf aan één manier van leven gebonden voel wil niet zeggen dat ik, zoals alle anderen doen, daartoe verplicht. Ik geloof dat er duizend andere manieren van leven zijn; en in tegenstelling tot de meesten ben ik eerder overtuigd van de verscheidenheid dan van de gelijkheid van de mensen. Zoveel men maar wil ben ik bereid een ander niet met mijn leefwijze en principes te belasten; ik beschouw hem enkel op zichzelf, zonder te vergelijken, en vorm hem naar zijn model. (…) Ik heb bijzonder graag dat men ieder van ons op zichzelf beoordeelt en dat men over mij geen conclusies trekt uitgaande van de gangbare voorbeelden.”
Dit diep inzicht zou ik nooit uit het oog mogen verliezen. Ik denk dat het een goede raad is voor alle situaties in het leven.

SCHOPENHAUER’S HORROR STORIES

“Between Montaigne’s birth in 1533 and the publication of the third book of his Essays in 1588, the native population of the New World is estimated to have dropped from 80 to 10 million inhabitants.” Dat schrijft Alain De Botton in ‘The Consolations Of Philosophy’.
Ik breng dat even in verband met een andere uitspraak, van Schopenhauer, aangehaald in ‘Statusangst’ van dezelde Alain De Botton: “Het zal ons langzaam maar zeker onverschillig laten wat in het bewustzijn van andere mensen omgaat, wanneer we voldoende doordrongen raken van de oppervlakkige en futiele aard van hun gedachten, de bekrompenheid van hun standpunten, de onbeduidendheid van hun gevoelens, de verdorvenheid van hun dwalingen […]Dan zullen we beseffen dat wie veel belang hecht aan de mening van anderen hun te veel eer bewijst…” Als dit geen stof is om over na te denken!

MONTAIGNE’S VRIENDSCHAP

Ja, zeker, ik herhaal het hier ook nog eens, voor de duizenden lezers van deze bijzonder populaire weblog, Montaigne maakt inderdaad een onderscheid. Hij maakt een onderscheid tussen toevallig tot stand gekomen ‘vriendschappen’ en de éne, unieke vriendschap, heel bepaald met La Boétie (1530-1563), “een vriendschap die zo volmaakt en totaal was, dat je iets dergelijks in de literatuur niet gauw zult tegenkomen en waarvan onder onze tijdgenoten al helemaal geen spoor te bekennen valt. Om een dergelijke vriendschap op te bouwen moeten zoveel gunstige omstandigheden samenwerken, dat het al veel is als het lot dat eens in drie eeuwen tot stand brengt.” Motaigne schrikt niet terug voor enige overdrijving. Er zullen ongetwijfeld nog zulke ‘unieke’ vriendschappen bestaan hebben en nog bestaan. Maar kan ik zelf iets dergelijks beweren? Ik heb enkele heel goede vrienden, maar het gaat nooit om een vriendschap die volmaakt en totaal is. Niemand is perfect en totaal, niemand is af, we zijn altijd in wording. De beste vriend die ik ooit heb gehad, Jos D., is helaas al lange tijd dood. Hij is in oktober 1991 vrijwillig uit het leven gestapt, op een ogenblik dat ik hand in hand met mijn geliefde een wandeling maakte op het strand van het heerlijke Cadiz (waar ik vaak terugkeer, omdat ik er mijn hart heb verloren, maar niet toen, die eerste keer, toen Jos van een gebouw is gesprongen in Leuven).

Dat toeval toch altijd! Ik dacht net te schrijven: een vriend die ik me had toegewenst is Townes Van Zandt zaliger, en net op dat moment, zoals een paar dagen geleden met Patti Smith’s Free Money, speelt mijn jukebox Pancho and Lefty, uitgevoerd door Bob Dylan en Willie Nelson. (Bob Dylan en Willie Nelson zijn overigens ook bewonderaars van Townes).

BIJ MONTAIGNE IN DE LEER GAAN

Ik zou dagelijks een stukje in de Essays van Montaigne moeten lezen. Dat ‘werk’ (dat vanzelf lijkt tot stand te zijn gekomen, zonder inspanningen, etc) biedt zoveel inzicht, zoveel genoegen, zoveel ‘inspiratie’, zoveel uitwegen, zoveel ideeën om het leven eenvoudiger te maken, dat je je afvraagt waarom je zelf nog naar antwoorden zoekt op vragen die je stelt. De meeste antwoorden staan misschien wel in dit boek. (Maar je blijft natuurlijk altijd wel nieuwsgierig en twijfel is je tweede natuur, of zelfs je eerste…)

“Overigens is wat wij gewoonlijk vrienden en vriendschappen noemen niet meer dan een door een of ander toeval of voordeel tot stand gekomen bekendheid of vertrouwdheid met iemand, waarin de geesten elkaar vinden. In de vriendschap waarvan ik spreek, vermengen en versmelten beide geesten zich tot een zo alles omvattend samengaan, dat ze de naad die hen verbindt doen verdwijnen en niet meer terugvinden. Als men bij mij zou aandringen te zeggen waarom ik van hem hield, voel ik dat dat alleen uitgedrukt kan worden door te antwoorden: ‘Omdat hij het was, omdat ik het was.’”

Montaigne, Over vriendschap

OVER DE IJDELHEID VAN WOORDEN

2018-04-11-aurora 020

“Ik weet niet of het anderen net zo vergaat als mij, maar wanneer ik onze bouwmeesters met die grote woorden uit hun jargon zoals pilasters, architraven, kroonlijsten, Corintische en Dorische stijl hun belangrijkheid hoor opblazen, kan ik niet verhinderen dat ik onwillekeurig word overvallen door fantasieën over het paleis van Apollidon, terwijl ik in werkelijkheid constateer dat ze het over de gammele onderdelen van mijn keukendeur hebben.Wanneer u hoort spreken over metonymie, metafoor, allegorie en meer van zulke benamingen, is het dan niet alsof men daarmee naar een zeldzame en exotische taal verwijst? En toch zijn het termen die betrekking hebben op het gebabbel van uw kamermeisje.”

Montaigne, Over de ijdelheid van woorden.