TRIOMF VAN HET LEVEN I

shelley

Tussen mijn oude papieren, een onoverzichtelijke massa, vond ik een fascinerende tekst uit 1975 terug, die ik als titel ‘Triomf van het leven’ gaf. Het vreemde is dat hij vooral over de dood gaat, of liever: over het doodsverlangen en de doodsdrift. Omdat het een vrij lange uiteenzetting is, kan ik ze hier niet volledig weergeven maar misschien is het toch interessant om de inleiding te kopiëren. (Snel overtypen, bedoel ik daarmee.)

“Het leven is het leven”. Rampzalige tautologie, die alles bevat maar niets betekent. Kon ik ze maar doorhalen. Ging het maar om een foutieve constructie. IJdele wensen…Wekenlang houdt deze korte zin mij al gevangen; ’s nachts belet hij me te slapen, te werken overdag. Ik kan aan niets anders meer denken… Een dodelijke zin is het; en toch kan ik hem niet loslaten. Sinds de dag dat de zin op mijn raam kwam tikken heb ik al twee cahiers volgeschreven. Niets van mezelf, alles van anderen: fragmenten van bekende en minder bekende dichters en denkers. Gedachten, beschouwingen, uitspraken over de zin, de oorsprong, het doel en zelfs de absurditeit van het leven. Wat viel me tijdens die koortsachtige werkzaamheid – eigenlijk meer een me-laten-gaan – vooral op? Dat bijna alle auteurs het steeds weer over de dood hebben, of op zijn minst over de verweving van leven en dood.

De volksmond leert dat het leven een strijd is. Aan deze wijsheid gaf Charles Darwin een wetenschappelijke waardigheid. Ook bij Hegel, Marx en Nietzsche treffen we agressie, strijd, oorlog en vernietiging aan. Niets anders toont ons de menselijke geschiedenis. Schopenhauer, voorloper van de Weense School, geeft ons de raad het leven op te vatten als een ontgoocheling. “Wat ligt er toch een afstand tussen het begin en het einde van ons leven: het begin met de waan van de begeerte en de verrukking van de wellust, het einde met de vernietiging van alle organen en de stank van rottende lijken…”. De wereld is volgens Schopenhauer een boeteoord, een strafkolonie (hierin verschilt hij niet van de ware christen). Schopenhauers epigoon, Sigmund Freud, is niet minder fatalistisch: het levenloze (steen) was eerder aanwezig dan wat in leven is (adem) en al wat leeft neigt naar een herstel van deze oorspronkelijke toestand. Met andere woorden: het doel van het leven is de dood. Freuds belangstelling voor de klassieke tragedie bracht me op het spoor van Sofokles’ woorden:

“Niet geboren zijn is het allerbeste,
dan, als tweede, dat wie in het licht verscheen
snel daarheen weerkeert vanwaar hij kwam,
want wanneer de jeugd verdwijnt met haar onbezonnenheid,
wat plaag van smart is ’s mensen lot dan vreemd.”
(Sofokles, Oedipus in Kolonos, 1230-1234

Dit thema, dat het beter is niet geboren te zijn, komt in de literatuur heel vaak terug.  In het boek Job lezen we: “De dag verga, waarin ik geboren ben, en de nacht waarin men zeide: Een knechtje is ontvangen!” (Job, iii, 3) en “Waarom ben ik niet gestorven van de baarmoeder af en heb de geest gegeven als ik uit de buik voortkwam?” (Job, iii, 11) en ook nog dit “En waarom hebt Gij mij uit de baarmoeder voortgebracht? Ach, dat ik de geest gegeven hadde, en geen oog mij gezien hadde! Ik zoude zijn alsof ik niet geweest ware; van moeders buik zou ik tot het graf gebracht zijn geweest.” (Job, x, 18-19).

In Miltons ‘Paradise Lost’ staat het zo:

Did I request thee, Maker, from my clay
To mold me man, did I solicit thee
From darkness to promote me, or here place
In this delicious garden? As my will
Concurred not to my being, it were but right
And equal to reduce me to my dust,
Desirous to resign and render back
All I received unable to perform
Thy terms too hard, by which I was to hold
The good I sought not.
(Milton, Paradise Lost, X, 743-752)

En Lamartine in ‘Le désespoir’:

“Quel crime avons-nous fait pour mériter de naître?”

Tot hier de inleiding. Vervolgens probeerde ik deze donkere omhelzing van de dood te bestrijden. In 1975 was ik daar, gesteund door andere dichters en denkers, nog toe in staat. Maar ook dat gedeelte klinkt wanhopig. Zinnen – die de sporen dragen van mijn onderdompeling in de romantiek – als “Liefste, snikt hij, wat vreet zo aan mijn hart? Het laat me maar niet met rust…” zijn er geen uitzondering.

Uit dat beamende gedeelte van ‘Triomf van het leven’ zal ik een van de volgende dagen een fragment kopiëren. De titel heb ik trouwens ‘geleend’ van Shelley, een zeer jong gestorven revolutionaire dichter en vijand van de dood.

OVER DE EENZAAMHEID VAN HET BESTAAN

Is eenzaamheid een goede zaak? Waarschijnlijk is de mens het enige wezen dat het gevoel van eenzaamheid kent. De eenzaamheid is de ballingschap uit het paradijs. Je vertoeft niet langer in de buik van de moeder. De navelstreng is doorgeknipt. Je kinderjaren, doorgebracht in tuinen en boomgaarden waar je je veilig voelde, dicht bij klaprozen en zachte merries, of hele dagen in de bomen dromend, zijn voorbij. Ook je adolescentie, toen je een held was, een genie; de gelukzalige dagen waarop vanuit de spiegel Narcissus je in de ogen keek, heb je achter de rug.

Je bent op zoek gegaan naar een vrouw, hebt een geschikt huis gevonden, bomen geplant voor je kinderen, een boek geschreven. Je bent ouder geworden, eenzamer. Op een dag zat je alleen in je kamer te mijmeren. Plotseling hoorde je iemand zingen: “my book is closed, I read no more”. Die stem van een waanzinnige greep je naar de keel, maar tranen kwamen er niet. Je kunt niet huilen als je alleen bent. Je dweept niet met melancholie.

Wat Octavio Paz zegt is waar: “Wij zijn gedoemd om alleen te leven maar ook om onze eenzaamheid te boven te komen en de banden die ons in een paradijselijke verleden met het leven verbonden weer te herstellen. Heel ons streven is erop gericht om onze eenzaamheid te doorbreken.”
Je wilt jezelf zijn, jezelf beter leren kennen, maar je wilt ook uit jezelf treden, de extase omhelzen. Je hele leven lang zoek je de andere. De verloren helft die naar je weet ergens op de wereld moet te vinden zijn. Je vindt geen rust. Ergens bevindt zich een verborgen schat, een zin in een boek, een reeks noten in een muzikale compositie. Hereniging brengt rust en geluk. Maar welke hereniging?“Geboren worden en sterven zijn ervaringen van eenzaamheid”, schrijft Octavio Paz. “Wij worden alleen geboren en wij sterven alleen. Niets is zo ernstig als de eerste onderdompeling in de eenzaamheid, tenzij die andere val in het onbekend die de dood is.”

In alle tijden hebben schrijvers benadrukt dat het leven op aarde geen pretje is; beter is het zoals Job klagend uitroept, nooit geboren te zijn:

“En ach waarom hebt Gij mij uit de baarmoeder voortgebracht? Ach, dat ik de geest gegeven hadde, en geen oog mij gezien hadde! Ik zoude zijn alsof ik niet geweest ware, van moeders buik zoude ik tot het graf gebracht zijn geweest.”
(Job, X, 18-19).

Waarvan we de echo horen bij Sophocles:

Niet geboren zijn is het allerbeste,
Dan, als tweede dat wie in het licht verscheen
Snel weer daarheen weer keert vanwaar hij kwam,
Want wanneer jeugd verdwijnt met haar onbezonnenheid,
Wat plaag van smart is ’s mensen lot dan vreemd?
(Sophocles, Oedipus in Colonus, 1225-1229)

En in Miltons Paradise Lost:

Did I request thee, Maker, from my clay
To mold me man, did I solicit thee
From darkness to promote me, or here place
In this delicious garden? As my will
Concurred not to my being, it were but right
And equal to reduce me to my dust,
Desirous to resign and render back
All I received, unable to perform
Thy terms too hard, by which I was to hold
The good I sought not.
(Milton, Paradise Lost, X, 743-752)

En bij Lamartine:

Quel crime avons-nous fait pour mériter de naître?
(Lamartine, Le désespoir).

Voor Schopenhauer is de wereld een boeteoord, een strafkolonie, net als voor de échte christenen. Schopenhauers epigoon, Sigmund Freud, is niet minder fatalistisch: het levenloze was eerder aanwezig dan het levende en al wat leeft neigt naar een herstel van deze oorspronkelijke toestand. Met andere woorden: het doel van het leven is de dood.

Fatalisme, pessimisme, een tragisch leven waarin elk plezier wordt overschaduwd door de dood. Lijnrecht tegenover deze ellende staat de liefde, stralend en licht, die in Dantes Paradiso kernpunt is van het leven en er de kosmos doet bewegen (“l”amor che muove il sole e l’altre stelle.”) Volgens Octavio Paz heft de liefde de tegenstelling van leven en dood op. Schepping en vernietiging versmelten in de liefdesdaad. Maar is liefde mogelijk? “Om zich te kunnen verwezenlijken is liefde genoodzaakt de wetten van de wereld te breken. In onze tijd is liefde schandaal en wanorde, overtreding: die van twee hemellichamen die de noodlottigheid van hun banen doorbreken om elkaar midden in de ruimte te ontmoeten”, schrijft Octavio Paz.De liefde (‘amour fou’ bij André Breton) is onverzoenlijk en gevaarlijk. Zich aan de liefde overgeven is zich overgeven aan de waanzin.

Kijk waar ik ben uitgekomen. Ik wilde over de eenzaamheid schrijven, met in mijn achterhoofd de mogelijkheden van internet om aan de eenzaamheid te ontsnappen, een middel om troost te zoeken bij vreemden, ver weg of dichtbij in de cyberwereld. Maar ik ben afgedwaald en bij geboorte, dood en liefde aanbeland. Alle wegen leiden daar naartoe. Ik ben weer aan land.