HELSE DAGEN, HELSE NACHTEN

metro

 

Vandaag verliet ik, na een week aangename gevangenschap, nog een keer mijn paleis. Vaak, en zeker in de winter, wil ik niet meer dan dat: een gevangene zijn van mezelf, in mijn eigen paleis. Of noem het kasteel, kazerne, labyrint, privé-school, wat je maar wilt, zolang je me het woord ‘gevangenis’ bespaart. Er zijn geen tralies en ik moet niet afrekenen met cipiers. Al ben ik in zekere zin natuurlijk mijn eigen opzichter. Vaak spoed ik me met tegenzin naar de metro, richting stadscentrum. Ik heb na een zevental dagen dank zij ziekte en vermoeidheid een soort dierlijk ritme teruggevonden, en een vreemde wellust heeft zich meester van me gemaakt… Of lijkt het op de rust van een schip aangemeerd in een zomerse haven, terwijl de dokwerkers in staking zijn – maar die situatie weliswaar verinnerlijkt?

Ik stap in de metro en maak me zo smal mogelijk – daarvoor doe ik aan fitness – om tussen twee omvangrijke personen in plaats te kunnen nemen. Wat worden mijn soortgenoten dik! Mij bewegen om een boek uit mijn rugzak te nemen is een ernstig avontuur. Eer het boek op de juiste bladzijde is geopend zijn we halverwege het traject. De letters trillen, wat ik lees dringt maar gedeeltelijk tot me door, maar ik kan op deze manier wel mijn omgeving vergeten. Toch blijf ik me bewust van waar ik ben. Dat ik mijn huis voorbijloop gebeurt af en toe, maar ik stap nooit in een verkeerd metrostation uit. Ach, misschien is het me wel eens overkomen, maar echt niet vaak. Van negen tot zes houdt mijn dagtaak me bezig. Ik moet mijn brood verdienen. Of dacht je dat ik van de hemelse dauw leefde?

’s Middags neem ik lange pauzes: mijn verslaving klopt in mijn aderen, in mijn slapen. Ik moet boeken gaan kopen, cd’s, films. Ik snel van de ene winkel naar de andere en koop tot ik denk, dit gaat te ver, of tot ik niet nog meer gewicht kan torsen. Dan keer ik met plastieken zakken terug naar het werk. Ik probeer zo onopvallend mogelijk naar mijn bureau te lopen, want ik schaam me voor mijn consumptiegedrag. Soms doe ik op magische wijze de schreeuwerige plastieken zakken verdwijnen. Zingend en dansend zien mijn collega’s me dan het bureau binnenkomen. Dat werkt aanstekelijk, ze beginnen ook te zingen, komen naar me toe, omhelzen me, wat ben jij toch fantastisch, roepen ze uit. Wat ben ik dan charmant! Maar lang duurt dat spelletje niet. Het is een afleidingsmanoeuvre. Ik speld hen, jou iets op de mouw.

Als de avond valt keer ik weer naar mijn kasteel, waar ik kleine porties eet van het een of ander. Daarna steek ik de kaarsen aan en schrijf een brief aan een schuldeiser of een doodgewone uitbuiter. Nooit schrijf ik nog liefdesbrieven. Zal dat er niet meer van komen? Ik vergeet de nieuwe aanwinsten te beluisteren, bekijken, lezen. Ik ben te moe, moet rusten.

Denk niet dat ik vergeten ben wat er in Dendermonde is gebeurd. Het is een tragedie. Vreselijk dat mensen en mensenkinderen zoiets moeten meemaken. Een klein beetje snijdt die Joker ook in mijn lijf. Zoals de meeste Belgen heb ik er geen woorden voor. The horror, zei Marlon Brando. Wellicht is dat het beste woord: the horror. Ik probeer me voor te stellen wat de familie van de slachtoffers voelt, wat de familie van de dader voelt, wat de dader zelf voelt. Wat hem bezield heeft, hoe lang hij al met zulke plannen rondloopt. Maar het blijft leeg in mijn hoofd. Ik kijk niet naar de nieuwsuitzendingen, wil de sensatie niet zien, de valse opwinding, het rampenvermaak. ’s Nachts zie ik andere gruwelen, transformaties en metamorfosen van wat ik overdag heb gedacht en beleefd. De slaap van de rede, je weet het. De verdomde slaap van de rede. Op sommige dagen biedt zelfs rock ‘n’ roll geen troost.

 

HALLUCINATIES

Toen ik vanmorgen in station Madou op de metro stond te wachten, overviel me plotseling een gevoel van duizeligheid. Het begon, even voor tien, met een metaalachtig gesis – een geluid dat meteen mijn aandacht opeiste -, waarna uit de donkere tunnel aan mijn rechterkant de gele slang tevoorschijn kwam. Het schreeuwerige geel zond trillingen uit die een verlammend effect hadden, wat ik niet alleen bij mezelf maar ook bij de mensen in mijn omgeving kon waarnemen.

De trillingen werden heftiger; redelijk en logisch denken werden onmogelijk. Het menselijk lichaam werd herleid tot puur gevoel. Zenuwen. Het menselijk lichaam werd herleid tot puur lichaam.

De gele slang stopt niet, op een spoor van slijm glijdt ze voort… Haar kop is al voorbij, die heb ik niet eens kunnen zien… Maar haar langgestrekt lichaam… Op sommige plaatsen is haar huid doorzichtig: wij, de toeschouwers op het perron, kunnen af en toe een blik werpen op het drama dat zich in haar ingewanden afspeelt (hoe vaak zat ik zelf niet in haar buik)… Een floorshow achter de grote schubben van vensterglas… Geharnaste schimmen, die neerzitten, of rechtop staan in wolken van ultraviolet licht… Wat verderop maken enkele spookvormen in grijze gewaden trage, krampachtige bewegingen… Spastici, die niet schreeuwen, niet zingen, niet fluisteren… Hoe lang zijn ze al dood? zou iemand kunnen vragen. De gele slang, zij snelt voort…

[Voetnoot: Ik was niet in het metrostation Madou. Dit is een pastiche van Lautréamont. Ik wou het eens testen, zo’n tekstfragment, om te zien of iemand er in geïnteresseerd is. Destijds werd dit ‘ander proza’ genoemd. Ik heb zo het gevoel dat dat ‘ander proza’ een revival beleeft. Ik houd niet van het woord revival. Maar ja. Het zou wel mooi zijn als die hele stille generatie, wat er nog van overblijft, nu opeens luidruchtig zou kunnen worden, een beetje zoals de vijftigers. Wij waren van nature veel luidruchtiger maar door allerlei omstandigheden, waaronder politieke, werd ons het zwijgen opgelegd.]

NA DE VAL / AFTER THE FALL

Van het dagelijks front is er weinig nieuws. Ik zit thuis te wachten op herstel. Neen, ik ben niet overvallen. Eigenlijk wilde ik er niets over zeggen, maar wat doe je eraan, een mens kan niet zwijgen. Ik ben gevallen. Uit het paradijs maar ook in de werkelijkheid, in het weinig nieuws verkondigende dagelijkse leven. Het voorbije weekend wilde ik na een etentje in de stad de metro nemen aan Sint-Katelijne, maar er lagen wat winterbladeren op de prefabtrappen – het metrostation wordt gerenoveerd – en ik gleed uit en viel op mijn gat. Ik viel helemaal tot beneden, tsjak, tjsak, tsjak. Op mijn rug een rugzakje met als inhoud de dvd Reds van Warren Beatty, de cd Live At Budokan van Bob Dylan (zijn enige echt slechte plaat) en de soundtrack van Walk the Line + nog wat medicijnen. Ho, ho, geen drugs; medicijnen voor de slokdarm en tegen astma. Mijn val is gebroken door die meer dan drie uur durende Reds, de verpakking is helemaal stuk, gelukkig niet de dvd’s (hoewel het een saaie film is), en door mijn bil. Die is nog altijd inktzwart. In het midden wat blauw. Een geluk dat je wat gedronken had, zei mijn huisdokter. Daardoor waren je spieren ontspannen en ben je goed terechtgekomen. Je had op je staartbeentje kunnen vallen of op je ruggengraat. Ja, ik begrijp het. Ik had nu in een rolstoel kunnen zitten. Heb ik toch chance. Jongens toch. James T. Chance. That’ll be the day! Ik ga, zodra ik weer normaal kan lopen, naar de kerk wat kaarsen branden voor de ene of andere god. De voorzienigheid heeft het goed met mij voor. Terwijl mijn vrienden vallen als vliegen of vliegtuigen ga ik onoverwinnelijk door het leven. Ik tart het lot en het lot tart mij maar we blijven even goede vrienden.

Ik zit nu thuis te wachten op het verdwijnen van het postmoderne blauw. Zit? Ik sta, ik loop, ik lig. Zitten gaat niet goed. (En zaterdagavond, na middernacht, zag zelfs mijn gitaar er opeens postmodern blauw uit, zoals die van Peter Case, niet die van Wallace Stevens.) Zitten gaat slecht. Ik wacht. Ik wacht tot ik het zittend bestaan van de kantoorslaaf kan hervatten en weer kan zwanzen met mijn collega’s. Hun geroezemoes en gelach mis ik zeer. Ondertussen probeer ik opnieuw te leren lachen, diep vanuit de buik (de billen ontziend), omdat lachen goed is voor de slaap, naar het schijnt. Dat heb ik toch ergens in een blaadje gelezen. Elke dag een portie hartelijk lachen en je slaapstoornissen verdwijnen als zon door een sneeuwbui. Alleen een kleine glimlach is me nog maar gelukt, na wat valentijnchampagne, maar ik span me in, ik doe mijn best, voor ik straks in bed ga wil ik echt één keer schaterlachen. Misschien moet ik die Chinese encyclopedie van Borges nog maar eens ter hand nemen. Dat ik aan slaapstoornissen leed had ik nog niet verteld?

ALS OP EEN WINTEROCHTEND

a quiet day at the office

Vanmorgen ging alles verkeerd. Het scheren wilde niet vlotten. Het water uit de douchekraan was te heet. Ik deed lang over mijn ontbijt, had een slechte cd opgezet (iets van the Jon Spencer Blues Experience), de koffie was te sterk, ik kon maar niet wakker worden, hoewel ik nauwelijks geslapen had. Is dat overigens niet paradoxaal, niet kunnen slapen en toch niet wakker kunnen worden?

Na een uur ‘voorbereidingen’ was ik klaar om de deur uit te gaan. Maar ik had niet op de ritssluiting van mijn bruine leren jas gerekend. Die rits wilde niet toe. Maar daarna wilde ze ook niet meer open, zodat ik maar zeer moeilijk uit die jas geraakte. Zelfs Harry Houdini zou het er moeilijk mee hebben gehad. Uiteindelijk is dat wel gelukt, en heb ik nog enkele vergeefse pogingen gedaan om de rits toch weer op het spoor te krijgen. Vervolgens moest ik op zoek gaan naar een andere jas. Het probleem is dat ik weinig winterkleren heb. Ik ben alleen maar op de lente en de zomer ingesteld, waarschijnlijk ter compensatie van mijn winters temperament. Tenslotte heb ik mij tevreden moeten stellen met zo’n rood wintersportgeval dat ik ooit in een (echte) koortsbui heb gekocht en maar één keer heb gedragen. De eerste en – voor vandaag – enige keer dat ik die jas aanhad zag ik overal om mij heen wat in de jaren zestig ‘klootjesvolk’ werd genoemd met zulke rode wintersportjassen aan zich naar het werk haasten. Talloos was hun aantal. Het is dan ook een zeer lelijk kledingstuk. Het moet een bizarre koorts geweest zijn, dat ik zulke jas heb kunnen kopen. Wintersport haat ik met een groot genoegen. Als ik het woord après-ski hoor, grijp ik naar mijn imaginaire revolver, om Goebbels te parafraseren. Ja, soms ben ik wel eens gewelddadig in mijn verbeelding.

In de metro lag links van me op de zitbanken een dakloze te slapen. Hij verspreidde een geur om wierookstokjes van sandelhout bij te branden. Maar ik liet me niet van de wijs brengen. Ik had mijn rust teruggevonden, ondanks het feit dat toen ik onderweg was naar metrostation Bizet de oortjes van mijn iPod niet in mijn oren wilden blijven zitten en dat de stem van Mark Everett vreselijk kraakte.
Aan station Beekkant bleef de metro staan. Dat doet hij meestal wel, maar nu veel langer dan anders. De dakloze moest de trein verlaten, wat geen eenvoudige onderneming was. Waarom mocht de man zijn roes niet uitslapen? Hij stoorde niet echt, de metro zat niet eens vol. Alleen die geur een beetje… Maar dan zouden overdadig geparfumeerde dames ook de metro moeten verlaten, want daar krijg je hoofdpijn van. Regels zijn regels, hoorde ik de twee metrobeambten blaffen. (Zijn dat pursers? Of wat is de naam van hun beroep?) En bevel is bevel, dacht ik.
En toen… En toen… En toen moest de dag nog beginnen.

Foto: Arenberggebouw, M.P.

DE WITTE REGELING IS VAN KRACHT

witte regeling

Gisteren nog eens gelachen. We stonden al een tijdje te wachten op de metro naar huis terug in station Brussel Centraal, na een avondje Finse dans tijdens het zeer kleinschalige en sympathieke Brigittinenfestival. Geduldig wachten doe je dan; je spant je in om je niet te ergeren aan het oponthoud; je praat wat over Edgar Allen Poe of leest een stukje in The Purloined Letter en verbaast je over de beschaafde conversatie in de 19de eeuw (toen was het nog “good heavens!”, nu is het “fucking shit” of iets dergelijks). Na een tiental minuten onderdrukte ergernis viel de stemmige muziek stil (Roxy Music) en kwam er een Officiële Stem uit de luidsprekers. Eerst in het Frans, daarna zelfs in keurig Nederlands volgde deze mededeling “beste klanten, gelieve er rekening mee te houden dat tot 29 augustus de witte regeling van kracht is op de lijnen 1A en 1B! Dank u voor het begrip!” Jongens toch, gelachen dat we hebben! We waren duidelijk teruggekeerd in het kleine rijk van het surrealisme. De witte regeling is van kracht. Wat zou een Japanse of Griekse bezoeker daar dan bij denken (er van uitgaande dat hij of zij de Brusselse variant van het Frans machtig is)? Of zelfs een Fransman? Zelf vond ik het een slecht gekozen symboliek. Als je zo lang op een metro moet wachten, betekent dat voor mij eerder dat de zwarte regeling van kracht is. Gelukkig was er nog Roxy Music. Dat heb ik in Berlijn niet gehoord in de stations. Maar daar heb je natuurlijk ook geen tijd om naar muziek te luisteren. Je hoeft er helemaal niet te wachten.

In de Brigittinenkapel zijn we gaan kijken naar een voorstelling van de Finse dansgroep Nomadi. Ik had het stuk gekozen vanwege de titel ‘Lucid Dreaming’, en misschien ook wel voor de naam van het gezelschap. Ik heb een nomadische familiegeschiedenis. En alles wat met dromen te maken heeft wekt bij mij verwachtingen. In dit geval had ik droomachtig dansen verwacht, op droomachtige muziek, met veel helder licht, zodat je de droomsituaties goed kunt zien. Niets van dat alles, tenzij het felle licht. Eeen mooi voorbeeld van wat ik droomachtige muziek noem is terug te vinden op de nieuwe cd van Brian Eno, Another Day On Earth. Lucid Dream echter was gewoonweg de slechtste voorstelling die ik ooit heb gezien. Zelfs als het een schoolvoorstelling was geweest had ik ze slecht gevonden. Het enige plezier dat we aan de avond hebben beleefd was de ‘nabespreking’. Wat kan het toch een fijn gevoel geven iets tot op de grond af te breken, vooral als niemand het hoort en je er niemand mee kwetst. Nu breng ik het natuurlijk wel in de openbaarheid, maar ik vermoed dat de Nomadi uit Finland mijn stukjes niet lezen. Bovendien moeten ze als ze het lef hebben om met zulke ondingen voor het voetlicht treden bereid zijn bekritiseerd te worden. Neen, ik heb nog een tweede plezier beleefd aan de avond: het heerlijke Belgische bier. In de Brigitinnenkapel kost een tripel van Westmalle maar 2,2 €.  Hier thuis is vandaag de rode regeling van kracht.
Foto: Martin Pulaski