FIVE EASY PIECES

Enkele notities over Five Easy Pieces (1970), een film van Bob Rafelson. Bob Dupea (Jack Nicholson) breekt los uit een burgerlijk-muzikaal milieu en zoekt zijn heil in de alledaagsheid van het arbeidersbestaan. Hij is gehuwd met het ‘vulgaire’ dienstmeisje, Rayette Dipesto (Karen Black), dat met countrymuziek dweept.
Het contrast klassiek-populair is voortreffelijk uitgewerkt. Bob Rafelson weet de artificiële tegenstelling Frédéric Chopin-Tammy Wynette in zekere zin op te heffen of toch te overstijgen; hij weet op zijn minst beide componenten aan elkaar gelijkwaardig te maken. Beide muziekvormen zijn intense uitdrukkingen van gedachten, gevoelens en verlangens die slechts oppervlakkig en vormelijk verschillend zijn. Los van muziek en kunst tref je bij wat in 1970 nog de bourgeoisie werd genoemd min of meer dezelfde gevoelens en verlangens aan als bij de arbeidersklasse, maar bij de eerste groep zijn zij meer verdrongen, of verborgen achter een masker van conventies en morele normen. De taal van Rayette wordt vulgair genoemd omdat ze direct is en onverbloemd, omdat ze de ‘dingen bij hun naam noemt’. Ook de teksten van countryliedjes winden er geen doekjes om, zelfs al wordt ‘DIVORCE’ als ‘D-I-V-O-R-C-E’ [1] gespeld.
Bij de gesofisticeerde bourgeoisfamilie waartoe Robert, Bob voor de vrienden, ooit heeft behoord wordt er een andere taal gesproken, die indirect is, verwijderd van het alledaagse en van de subjectieve gevoelswereld. Robert is echter het vocabulaire van de arbeidsklasse gaan gebruiken. Het is een andere vorm van vluchten, op zoek naar een soort van onschuld in de taal. Een onschuld die niet bestaat. Zoals het liftende hippiemeisje Palm Apodaca naar Alaska wil omdat het daar zuiverder, witter is. Terwijl de hele wereld bezwijkt onder het gewicht van de overbodige comsumptierommel en zelfs Alaska daar niet aan zal ontsnappen.

Rayette : I’m gonna play it again.
Bobby : You play that thing one more time, I’m gonna melt it down into hairspray.
Rayette : Let me play the other side then.
Bobby : No, Rayette, it’s not a question of sides. It’s a question of musical integrity.

[1] Een compositie van  Bobby Braddock and Curly Putman en een nummer één hit voor Tammy Wynette in mei 1968. “Country music historian Bill Malone wrote that Wynette’s own tumultuous life (five marriages) “encompassed the jagged reality so many women have faced.” Therefore, he asserts that Wynette identified so well with “D-I-V-O-R-C-E”; her rendition, Malone wrote, is “painfully sincere—there is no irony here—and if there is a soap opera quality to the dialogue, the content well mirrors both her own life and contemporary experience.””

HET COMPARTIMENT

“For a moment, Myers had the impression of the landscape shooting away from him. He was going somewhere, he knew that. And if it was in the wrong direction, sooner or later he’d find out.”
Raymond Carver, The Compartment

In de trein naar hier las ik een verhaal van Raymond Carver, The Compartment. Over een man die met de trein reist. Om het even waar naartoe, als hij zijn zoon maar niet hoeft te zien. Alles vergeten wil hij. Herinneringen doen hem teveel pijn. Raymond Carver verwoordt telkens weer erg genuanceerd en helder menselijke gevoelens en emoties. Met verve maar toch in een sobere stijl beschrijft hij de banale triestheid van verknoeide en verspilde dagen. Je herkent je in veel van zijn verhalen. Hoe beter je je als lezer herkent in een verhaal of roman hoe meer de auteur ervan onze bijval verdient.

Veel te snel moet ik hier alles noteren, hier op de dertiende verdieping van de AG-building. Ik wil niet dat iemand ziet wat ik aan het doen ben. Niemand mag weten dat ik een ‘schrijver’ ben. Hoewel ik geen werk krijg moet ik doen alsof ik toch heel druk bezig ben. Waar blijft toch dat werk? Elke dag vertrek ik in de Lamorinièrestraat hopend dat mevrouw Verstraeten mij iets interessants zal voorstellen. Maar dat gebeurt niet. Niet alleen stelt ze mij niets interessants voor: ze stelt me helemaal niets voor. Ondertussen zit ik hier gemaskerd. Het is zoals destijds op de middelbare school in Tongeren tijdens de uren verplichte studie. Ik moest dan stiekem zitten lezen of de studiemeester nam mijn boek in beslag en ik zag het nooit meer terug. Lezen was verboden.

Vandaag werd me gevraagd enkele dossiers te klasseren. Om de tijd toch een beetje te doden en tegelijk de indruk te geven dat ik aan het werk was, las ik er eerst wat in.
“Dhr. Maeckelmans is sedert verscheidene jaren technisch raadgever (en feitelijk verantwoordelijke) voor de presidentiële bloemendienst. Praktisch komt dat erop neer dat deze expert instaat voor de bloemenleveringen voor het presidentieel hofhouden. De vakkennis van technieker Maeckelmans wordt door ieder naar waarde geschat.”
De expert die door de hoge ambtenaren van Ontwikkelingssamenwerking zo naar waarde geschat en met die waardering evenredig geremunereerd wordt, is eenvoudigweg de bloemist van Mobutu.

Gisteren was er niet veel volk in de bureaus. De collega’s maakten de brug. Ik had dat zelf ook beter gedaan. Maar na nog maar enkele weken ervaring weet ik nog niet goed hoe je dat doet, zo’n brug maken.

[Dagboeknotities november 1988.]

atheneum tongeren

Afbeeldingen: Raymond Carver; Latijn-Wiskunde en Wetenschappelijke-A, Tongeren, 1967

DE KETTERSE NATUUR

johannes scotus eriugena,eriugena,martianus cappella,natuur,predestinatie,vrijheid,bewustzijn,werkelijkheid,ketterij

‘De nuptiis Philologiae et Mercurii’ van Martianus Capella (5de eeuw), een neoplatonisch basiswerk over de geschiedenis, retorica en wetenschap, werd uitvoerig becommentarieerd door onder meer Johannes Scotus (810-877), bijgenaamd Eriugena, de eerste vader van de scholastiek.

Johannes Scotus Eriugena beschouwde de zondeval, het laatste oordeel, de hel en het paradijs niet als objectieve gebeurtenissen en plaatsen, maar als subjectieve bewustzijnstoestanden van individuen. Het hellevuur zag hij niet als een lichamelijk lijden, als een straf van God, maar als een ziekte die de mens bij zichzelf teweegbrengt, daar hij wel het ware geluk nastreeft, maar zich niet van zijn verderfelijke gewoonten kan losmaken om zijn doel te bereiken. Volgens Eriugena kon God niemand straffen.

In Eriugena’s hoofdwerk ‘Periphyseon’ neemt het begrip natuur een centrale plaats in. Met natuur bedoelt Eriugena de gehele werkelijkheid, met inbegrip van God, de wereld, het zijnde en het niet-zijnde. Ongeveer duizend jaar later schatten onder meer Hegel en Schopenhauer Johannes Scotus Eriugena als denker bijzonder hoog in.

Omstreeks 855 wordt Johannes Scotus door de Katholieke Kerk als ketter ontmaskerd. Ketters gaan inderdaad altijd gemaskerd door het leven, ook in onze dagen nog. Volgens de legende reisde hij op het eind van zijn leven naar Engeland waar hij abt werd in de abdij van Malmesbury. Daar werd hij door zijn broeders doodgestoken met hun pen, omdat hij probeerde hen te doen denken, iets wat ook in die donkere eeuwen gold als godslastering. Hij stierf in 877.

ACTEUR EN MASKERADE

42.119.528

De acteur stelt zich niet bloot aan zijn publiek. Zelfs als hij naakt op het podium staat is hij niet bloot. De toeschouwer ziet zijn naaktheid als een omhulsel, een lichaamomvattend masker, want de acteur draagt inderdaad een masker. Het masker is zijn rol, het spel met de anderen is zijn maskerade. Ook de toeschouwers zijn gemaskerd, maar bij hen is het geen spel, maar zeer vaak bittere ernst. Niet dikwijls kan een toeschouwer met zware problemen die tijdens zelfs een bijna perfecte opvoering van King Lear vergeten. Hopelijk voor hem zijn er toch momenten waarop hij zich bijvoorbeeld met Cordelia identificeert, of met Gloucester, het maakt niet echt uit met wie, het is maar een hoop die ik heb. Gaan niet alle mensen gemaskerd door het leven? Soms denk ik, nee, niet alle mensen, er zijn uitzonderingen, laten we zeggen: gekken en moordenaars. Maar speelt de moordenaar niet de rol van moordenaar? En de gek de rol van gek? Een korte episode van ongemaskerd zijn stelt de moordenaar in staat echt mens te zijn. Maar de prijs voor die menselijkheid wil geen mens echt betalen. Hetzelfde geldt voor de waanzin. Wie wil waanzinnig worden om mens te kunnen zijn? En dan nog maar heel kort, want al snel worden moordenaar en waanzinnige in de patronen van de maskerade, van de berusting gedwongen. Geneesmiddelen en straf, artsen en rechters hebben die functie en opdracht. Je weet toch dat alles normaal moet verlopen. Sterke, jonge mannen, vol dromen en verlangens, gaan de oorlog in alsof het de normaalste zaak van de wereld is. Maar beste polemologen, is oorlog wel een normale zaak? Zeg het me, want ik heb zo mijn twijfels.

Na de voorstelling heeft de acteur zijn masker afgezet; hij heeft snel wat gemakkelijk zittende kleren aangetrokken, het spel is afgelopen. Als hij het café binnenstapt zie je dat hij nog wat nazindert, nog wat gloeit – de natrillingen van het genezende spel. Heel even zie je vanuit je ooghoek, terwijl je een slokje wijn neemt, de echte mens, zonder masker, op de grens van de gespeelde vervreemding en de echte, die waar wij in leven. Alles wat ik hier vertel is niet nieuw. Het thema van de vervreemding en de maskerade komt in duizenden boeken, films en toneelstukken voor. Een mooi voorbeeld is het personage Roger Thornhill (Cary Grant), in Hitchcocks ‘North By Norhtwest’. Het gaat om een doorsneeburger die verward wordt met een geheim agent, George Kaplan. Al van in het begin van het verhaal maakt alles wat Thornhill doet hem verdacht. Zijn gedrag maakt als het ware duidelijk dat hij George Kaplan is, terwijl dit toch niet het geval is. Deze man komt in een meta-maskerade terecht, waar niets is wat het lijkt, en het tegelijk toch is wat het is. Als je lang nadenkt over deze film stort je hele wereld in. Je weet niet meer wie je bent. Wat is je essentie, datgene wat je ziel wordt genoemd? Wat is je psyche? Ben je degene die je denkt dat je bent of ben je veeleer degene die door de anderen wordt bekeken en beoordeeld? Er zijn nog talloos veel andere voorbeelden van verhalen over maskerade en ontmaskering, over dubbelgangers en mensen zonder gezicht. Mag ik ‘Les yeux sans visage’ van Georges Franju aanbevelen? Of een biografie over Artur Rimbaud? Waarbij ik ervan uitga dat een biografie over Arthur Rimbaud niet echt over de dichter en avonturier gaat. Net zoals ‘Professione: Reporter’ van Antonioni niet echt over een reporter gaat. Veel lees- en kijkplezier!

CARNAVAL IN HASSELT

carnival 1968

Een straatfotograaf maakte deze foto in café Skalden in Hasselt in 1968 tijdens het grote carnavalfeest dat jaar. Mijn vrienden en ik wilden carnaval op een andere manier vieren dan de ‘anderen’. We verkleedden ons zonder ons te verkleden. Wat we deden was onszelf, de manier waarop we ons aan de wereld presenteerden, nog wat meer accentueren. Een bepaalde overdrijving is mij nog steeds niet vreemd, zoveel jaar later. Skalden was de beatnikkroeg van Hasselt. Alle plaatselijke kunstenaars kwamen er over de vloer. Ik plaats deze foto hier omdat ik een paar dagen geleden de opmerking kreeg dat ik nogal leek op Rick Wright van Pink Floyd. Ik weet niet of dat waar is, maar alleszins was ik in de periode dat deze foto werd gemaakt een groot bewonderaar van de toetsenspeler van Pink Floyd. Vandaar ook de hoed (die ik van mijn vader had ‘geleend’).

 

HOE VOORZICHTIGHEID TOT CHAOS LEIDT

bohémiens

“All these people that you mention
Yes, I know them, they’re quite lame
I had to rearrange their faces
And give them all another name.”
Bob Dylan, Desolation Row.

Gemaskerd ga ik door het leven. Een gemaskerde die de waarheid spreekt en om bestwil of voor de literatuur enkele fraaie leugens vertelt. Net zoals de verteller in Bob Dylan’s Desolation Row vertel ik mijn verhaal eerlijk maar verander ik de namen. Ook mijn naam. Ik ben niet ik. Je est un autre. Noem mij maar Martin Pulaski. Die geschiedenis is al bekend. Die moet ik hier niet nog eens herhalen. Ook over de verwanten Casimir en Ronette Pulaski doe ik er vandaag het zwijgen toe. Je mag me altijd komen vertellen wie ik werkelijk ben. De waarheid die geen waarheid is aan het licht brengen. Want wat betekent een naam, tenslotte? Er staat wel geen prijs op mijn hoofd. Je kunt er niets mee winnen.

Bij de naamgeving in deze weblog denk ik aan de wijze woorden van Hunter Thompson: “Her name is Gail, but for vaguely legal reasons we will have to call her Jane. If I called her Gail we would have a lot of bitching from Lawyers.” Dat schreef Thompson in zijn autobiografie, Kingdom of Fear. Die titel is zijn naam voor de Verenigde Staten. Naar het mij voorkomt de enige juiste naam voor dat land. Maar dat terzijde opgemerkt. Ik noem Agnes Laura. Soms heet ze opeens Daphne. Ik vind dat niemand moet weten dat de naam van Agnes Agnes is. Dat doet niets terzake; het verandert niets aan mijn verhaal. Soms noem ik Agnes Daphne. Soms noem ik Laura Daphne. Je weet maar nooit, je moet altijd op je hoede zijn. Paranoïde mensen zijn zelfs niet voorzichtig genoeg. Satan is real, zingen the Louvin Brothers. Natuurlijk is satan reëel. Satan en de dood dansen samen rock & roll. Ze spuwen op de graven van onze dierbaren. Je moet al veel lef hebben om zelf je rock & roll schoenen aan te trekken, want zij zijn afgunstig als Griekse goden. Satan en de dood. Ook daarom verander ik de namen en vervorm ik de gezichten. Maar vooral voor een instelling die nauw met die twee reële niet-zijnden samenhangt: justitie. Een naam veranderen is niet liegen, het is voorzichtig zijn. Baltasar Gracian schreef een heel boek over de kunst van de voorzichtigheid, maar over namen geven vergat hij raad te geven. In zijn tijd bestonden natuurlijk nog geen weblogs. Dat zal de reden zijn. En de meeste hovelingen, zijn publiek, waren te vadsig om boeken te schrijven. Er waren wel uitzonderingen maar die belandden toen meestal op de brandstapel. Denk maar aan Giordano Bruno. Op het piazza Campo dei Fiori in Rome staat een mooi standbeeld van hem. Maar ik denk dat hij liever geen beeld had gehad als ook die publieke verbranding hem bespaard was gebleven.

Je moet zo waarachtig mogelijk zijn, maar jongens, wees vooral voorzichtig. Mag ik erop wijzen dat ik in tegenstelling tot de verteller van Bob Dylan niet alle namen verander. Wist je trouwens dat Dylans John Wesley Harding, een notoire boef uit het wilde westen, in werkelijkheid John Wesley Hardin heette? Een klein verschil, maar wel een verschil, vooral omdat Dylan meestal het omgekeerde doet: de G weglaten. Tim Hardin beweert dat hij een afstammeling is van de outlaw, maar dat schijnt een leugen te zijn. Tim Hardin was een junkie en een van de beste songschrijvers die ik ken. Zijn Lady Came From Baltimore is autobiografisch. I was there to steal her money.
Ik verander alleen de namen als ik denk dat het nodig is. Om mensen die ik graag zie in bescherming te nemen, bijvoorbeeld. Maar soms gebeurt het dat ik niet anders kan dan mijn vrienden opnieuw hun ‘ware’ naam geven. Mijn muze of wat het ook moge wezen gebiedt me dat dan. Muss es sein? Es muss sein.

Conclusie van die hele naamgevingbusiness is dat ik er niet meer wijs uit raak. Het zal een illustratie van de chaostheorie zijn. Of eerder omgekeerd, want de chaostheorie is niet chaotisch. Ik aanvaard de chaos, maar ik heb het er moeilijk mee. Mijn boeken staan allemaal mooi alfabetisch op naam. Allemaal? Ik overdrijf. Dat van Hunter Thompson niet, bijvoorbeeld.

IDENTITEIT EN MASKERADE : SLAVOJ ZIZEK

Bij Slavoj Zizek, las ik een interessant stuk over cyberspace en identiteit. Het citaat kan gelezen worden als een – a priori – commentaar op de hele discussie die hier een paar dagen geleden werd gevoerd over onder meer authenticiteit, jezelf zijn, het ego en de maskerade:

“Bovendien bepleit een hele school van cyberspace-theoretici de notie dat cyberspace-verschijnselen in onze alledaagse ervaringswerkelijkheid het deconstructionistische ‘gedecentreerde subject’ tastbaar maken: men moet beamen dat er sprake is van een ‘uitzaaiing’ van het unieke Zelf in een veelvoud van met elkaar wedijverende aspecten, in een ‘collectieve geest’, in talloze zelfbeelden zonder globaal coördinatiecentrum die werkzaam zijn in de virtuele werkelijkheid en die het zelf losmaken van pathologische traumata – door in virtuele ruimten te spelen kan ik nieuwe aspecten van ‘mijzelf’ ontdekken, een rijkdom aan verschuivende identiteiten, aan maskers zonder ‘werkelijke’ persoon erachter.”

Overigens wijs ik er graag op dat Zizek een filosoof is die er duidelijk veel plezier aan beleeft om – met kennis van zaken – naar talloos veel films, schrijvers, kunstenaars, psychoanalytici en andere filosofen te verwijzen. Zo komen op één pagina van het boek ‘Geloof’, waarin ik het bovenstaande citaat aantrof, Pontius Pilatus en het personage Judy / Madeleine uit Hitchcocks Vertigo voor. En zo geeft hij me meteen de kans om zelf ook weer wat namen te noemen. Maar ben ik dat zelf wel, die zo graag aan namedropping noemt?

THERE’S NO SUCCESS LIKE FAILURE

Kennelijk is heel Groot-Brittannië in de ban van Bob Dylan. Telkens als ik BBC2 aanzet is er wel iets van of over Bob Dylan. Loop ik voorbij een Engelse boekwinkel hier in Brussel willen etalages vol boeken over de grote songschrijver mij verleiden om even binnen te komen, waar ik wegens geldgebrek voorlopig aan heb kunnen weerstaan. Documentaires en films bekijken op televisie is goedkoper. Zo zag ik een paar dagen geleden het merkwaardige epos Masked and Anonymous, een film van een mij volmaakt onbekende regisseur die Larry Charles heet. Ik heb nog steeds geen moeite gedaan om via google te weten te komen wie dat nu eigenlijk is. Let the mystery be! De scenarioschrijver heeft een Russische naam, maar ik heb heel sterk de indruk dat die Rus in werkelijkheid Robert Zimmerman heet, een beroemde Amerikaan uit de staat Minnesota, wiens voorouders ooit uit Rusland of Oekraïne naar de Verenigde Staten zijn geëmigreerd en na lange omzwervingen in die koude staat, vlak bij de Canadese grens, een huis, een zaak hebben opgebouwd. Dergelijke reizen zijn overigens voortreffelijk gereconstrueerd in het Museum Of Immigration in New York. Alleen al voor dat museum is het moeite waard om de stad de bezoeken.

Waarom denk ik dat de meester ook de scenarioschrijver is? In de eerste plaats doordat de film heel sterk lijkt op een song van Bob Dylan, het meest van al misschien nog wel op Desolation Row. De wereld van Masked and Anonymous is de wereld van Dylan, bevolkt met personages uit zijn songs, uit zijn verbeelding en uit zijn biografie. Het is een bijzonder boeiende ervaring om gedurende twee uur in die chaotische wereld ondergedompeld te worden. Bob Dylan schreef ooit “I accept chaos. I hope chaos accepts me”. Als je deze film bekijkt doe je er ook goed aan om de chaos te accepteren, hoewel het een chaos is die een kunstenaar naar zijn hand heeft gezet, vorm heeft gegeven, Apollinisch heeft gemaakt, om met Nietzsche te spreken. Overigens zijn Dylan en Nietzsche verwante geesten, denk ik. Het komt me voor dat beiden de muziek als een soort van oorsprong zien, voor Nietzsche van de tragedie (of ook wel de opera van Richard Wagner), voor Dylan de zin van het bestaan, waar ook het tragische overheerst. Het tragische betekent dat er een noodlot heerst, bij de Grieken ananke genoemd, waar je hoegenaamd niet kunt aan ontkomen. Iedereen kent het verhaal van de jonge man die naar Isfahan vlucht om aan de dood te ontsnappen, en het is precies in Isfahan dat de dood hem op staat te wachten. Tragisch. Het noodlot, het lot, het menselijk bestaan. In de film heet Bob Dylan Jack Fate. Het is een onverschrokken schriel mannetje, niets lijkt hem te raken, liefde, haat, revolutie, om het even… Maar elk ding en elk dier en elke mens zijn het waard er te zijn omdat ze er zijn, en dwingen om die reden bewondering af. Wat zijn goed en kwaad in een tragisch bewustzijn? Toch zong de man ooit: I define these words quite clear, no doubt, somehow. Let vooral op de uitdrukkingen “no doubt” en “somehow”.

De (arche)typisch Dylaniaanse mythologische figuren, zei ik. Je ziet in Masked and Anonymous een heleboel figuranten rondlopen, die eruitzien als Gandhi of Paus Johannes Paulus of zo, maar dat zijn dan ook zo van die schriele mannetjes zoals Jack Fate zelf. Je weet toch dat Bob Dylan ooit voor de paus heeft opgetreden? En dat zowat alle Dylan-fans toen boos en teleurgesteld waren. Maar waarom zou je niet optreden voor de paus als je ook optreedt voor vijfduizend boe-roepers in Royal Albert Hall in Londen in 1966 of Manchester, waarbij ze je voor Judas uitschelden? Andere typische mythologische Dylaniaanse figuren zijn de reporter of journalist als vijand en als medestander – dat is een constante in Dylans biografie – en de vrouw als muze, als moeder en als hoer (La maman et la putain, bij de geniale filmregisseur Jean Eustache). Ik ben hier even aan het freewheelen en uit de mouw aan het schudden, dat is wel zo leuk. Graag zou ik nu ook nog, na zovele jaren van abstinentie, een lekkere joint roken, maar helaas heb ik te veel last van astma en kan dat gewoonweg niet. Ooit komt een dag dat ik me eens op een goede spacecake trakteer. (Of jij misschien Ingrid, of een van die andere Dylan fans?)

In Masked and Anonymous wordt heel goed en heel slecht geacteerd. Ik heb een mooie monoloog van Jeff Bridges gehoord, in de dubbelzinnige rol van de reporter Friend, over Jimi Hendrix en Woodstock. Dat Jimi Hendrix The Star Spangled Banner daar speelde, niet om te provoceren of als protest tegen de oorlog in Vietnam, maar om zijn liefde voor zijn land te verklaren, en vooral om liefde te krijgen, want dat was het enige wat hij echt verlangde, dat de mensen hem liefhadden? Verlangen wij dat niet allemaal dan?
Ook andere acteurs en actrices laten zich gewillig door Jack Fate manipuleren: Jessica Lange, de fantastische John Goodman, Mickey Rourke, Penélope Cruz en een klein meisje dat ons allen ontwapent als zij The Times They Are A-Changing zingt:
The first one now will later be last.

Hoogtepunt van de film is wellicht een paranoiascène op basis van het Shakespeare-thema dat de hele wereld een toneelscène is en iedereen een rol speel, met andere woorden dat iedereen anoniem is en gemaskerd door het leven gaat. Een gemaskerde hoeft geen masker te dragen maar kan wel heel goed een Jago zijn. Een Jago hoeft geen geniepige of venijnige kop te hebben, maar kan een vriendelijke jongen, een computerspecialist, een verleidelijk meisje, of een vriendelijke dame op leeftijd zijn. Wat je maar vreest. Geen klein kindje echter, dat nog niet. Dan komen we bij Roman Polanksi terecht, en dat is een heel ander hoofdstuk, voor een andere nacht.

Ik wilde het nog over een andere interessante mislukking hebben, Broken Flowers, van Jim Jarmusch, een film opgedragen aan Jean Eustache, en er via Wim Wenders en Der Amerikansische Freund ook heel subtiel naar verwijzend, maar ik ben veel te moe, zeker nu ik Doug Sahm hoor zingen, Stoned Faces Don’t Lie, zingt hij, was het maar waar, reden die volkswagentjes nog altijd maar zo vriendelijk rond, was de wereld maar liever lief, zoals in 1968 werd gedroomd, een van de wreedste jaren van de 20ste eeuw, in zekere zin… Was was was. In Golden Gate Park. Slaap. Moe. Wat zeg ik? Wie ben ik? Waar is mijn slaapmasker?