WAPENSTILSTAND

cohen

TIEN DAGEN DIE MIJN WERELD DEDEN WANKELEN
(hoofdstuk 13)

Dag 10: 11 november 2016

“Ik wil steeds meer leren, het noodzakelijke aan de dingen als het schone beschouwen – zo zal ik een van diegenen zijn die de dingen schoonheid verlenen. Amor fati: dat zij van nu af aan mijn liefde! Ik wil geen oorlog voeren tegen al wat lelijk is. Ik wil niet aanklagen, ik wil niet eens de aanklagers aanklagen. Wegkijken zij mijn enige ontkenning! En, alles bij elkaar en in het groot: ooit wil ik nog eens uitsluitend iemand zijn die ja zegt!”*

Een talloos aantal werelden en zeker één die wankelt. En een zee van mogelijkheden. “Morgen zal ik niet schrijven”, schreef ik gisteren. Hoe lang heeft dat morgen geduurd? Ik wil er niet over nadenken, nooit goed geweest in rekenkunde. Ik zou kunnen opsommen wat ik allemaal gedaan en gelaten heb. Lijstjes maken. Een boek van Henri Bergson gekocht, dat heb ik, ‘Tijd en vrije wil’, niet toevallig een beschouwing over de tijd. De objectiveerbare, meetbare tijd tegenover de duur (la durée), die niet meetbaar is, omdat zij voortdurend stroomt en verandert. Gelezen heb ik het nog niet, maar dat zal niet lang meer duren… En voor de rest? Mijn ogen en oren gebruikt, gelegen, gezeten. Opgestaan is plaats vergaan.

BERGSON-TRANQUILLOU.jpg

Vandaag wapenstilstand, maar wat betekent dat nog? Bijna overal oorlog, moord en doodslag. Wat ooit ‘rebels without a cause’, hippies en yippies waren zijn nu jihadi’s. Hetzelfde fundamentele ongenoegen, een vergelijkbaar radicalisme, maar een andere ‘strijd’. ‘Terreur’ wordt dat fenomeen voorbij goed en kwaad, voorbij het humanisme, genoemd; maar is terreur wel de juiste term? We kennen de terreur van de Franse revolutie, het schrikbewind, omdat dàt tot de geschiedenis behoort, maar datgene waarvoor we nu bang zijn – en door de machthebbers bang voor worden gemaakt – is een nieuw fenomeen, het is in beweging, niet meetbaar, we kunnen er geen vat op krijgen. We kunnen er zelfs niet over nadenken, vandaar al die meningen en opinies. Van wapenstilstand geen sprake. Er zijn wapens, er worden aan de lopende band wapens geproduceerd, dus worden ze gebruikt. Opslagplaatsen zijn duur.

Leonard Cohen is dood. Gestorven op 7 november, net voor Donald Trump de Amerikaanse verkiezingen zou winnen. Op die dag schreef ik over Isabelle Huppert en de film ‘L’Avenir’, over vulgaire verkiezingsshows, over Karst Woudstra en August Strindberg. Bovendien zat ik me af te vragen of er tussen mij en Trump maar “six degrees of separation” bestaan. Indien dat zo is, wat houdt mij dan tegen om naar hem toe te gaan en hem op andere gedachten te brengen? Zoveel mogelijkheden. In ‘Being There’ van Jerzy Kosinski kan een tuinier zelfs president worden. Overigens vind ik de filmversie (Hal Ashby) beter. Maar het boek, in Nederlandse vertaling, wordt hier in huis gekoesterd: mijn Laura kreeg het in mei 1981 cadeau van onze vriend Joseph.

Eigenlijk mag je nooit vergelijken. Ik wil ik dat zeker niet doen met twee kunstenaars, de ene een starman en de andere een beautiful loser – de enige duidelijke overeenkomst is dat beiden nu dood zijn. Of wacht, er is nog een overeenkomst: ook bij de dood van Leonard Cohen lijkt het erop of heel de wereld in rouw is. Over mijn gevoelens over Cohens overlijden wil ik niet veel zeggen. Heel lang geleden heb ik ‘Beautiful Losers’ gelezen. Voor mij was Leonard Cohen een dichter. Een dichter die zijn recitaties begeleidde – of liet begeleiden – met gitaar, met enkele andere instrumenten, met een tweede of derde stem. In het begin hield ik veel van ‘Sisters of Mercy’ en ‘Bird on a Wire’. Vervolgens duurde het tientallen jaren eer ik Leonard Cohen opnieuw ging beluisteren. Ik luisterde naar zijn teksten. Ik las ze in een bundel. Ik verslond ze. Het waren parels, juwelen. Leonard Cohen was een goudsmid. Hij kon alles. Het mooiste aan de man vond ik dat hij deed alsof hij een niemendal was. En zelfs dat deed hij niet. Leonard Cohen leek op mij – of ik op hem: hij was er niet, is er niet en ik ben er ook niet**. Ooit ben ik er geweest, maar dat is lang geleden. Het was in de dagen dat ik naar ‘Sisters of Mercy’ en ‘Bird on the Wire’ luisterde. En meer nog naar ‘Sitting By the Window’, maar dat is een ander verhaal voor een andere dag. Deze tiende en laatste dag van mijn tien dagen in de ‘woestijn van de werkelijkheid’ wil ik afsluiten met woorden van Leonard Cohen:

Now I greet you from the other side of sorrow and despair, with a love so vast
And so shattered, it will reach you everywhere.
And I sing this for the captain whose ship has not been built, for the mother in
Confusion, her cradle still unfilled.
For the heart with no companion, for the soul without a king. for the prima
Ballerina who cannot dance to anything.
Through the days of shame that are coming, through the nights of wild distress,
Though your promise counts for nothing, you must keep it nonetheless.
You must keep it for the captain whose ship has not been built. for the mother in
Confusion her cradle still unfilled.
For the heart with no companion, for the soul without a king, for the prima
Ballerina who cannot dance to anything.***

* Friedrich Nietzsche, De vrolijke wetenschap, 276

**Versta me niet verkeerd: ik wil me op geen enkele manier met Leonard Cohen vergelijken en al zeker niet als dichter. Het gaat om een manier van in de wereld zijn. Maar zelfs mijn vorm van afwezig zijn, van onzichtbaar zijn is niet vergelijkbaar. Voor Leonard Cohen heb ik alleen maar respect. Voor mezelf? Dat denk ik niet. You’re invisible now, you got no secrets to conceal.

***Leonard Cohen, Heart With No Companion

SECRETLY CANADIAN

cof

Zoals de naam van het hippe platenlabel ben ik ‘secretly canadian’, denk ik soms. Ik zal het niet gauw toegeven, omdat het land niet echt cool is, figuurlijk gesproken, maar nu kan ik er niet meer onderuit. Ik had het er eergisteren nog over dat ik een nichtje heb die er woont; sinds haar emigratie, nu meer dan veertig jaar geleden, droom ik er al van naar Canada te reizen – en soms vraag ik me zelfs af waarom ik er destijds niet ben gaan wonen, in zo’n houten huisje, niet te ver weg van Toronto. Ik denk dat er weinig landen bestaan die zoveel natuurschoon te bieden hebben, om eens een eigenaardig woord te gebruiken. Natuurschoon, eigenaardig toch! Mijn Canadees familielid heet Josephine, een naam die hip was in de jaren vijftig van de vorige eeuw, waarschijnlijk door de hit van Fats Domino, ‘Hello Josephine’. Ze is de dochter van mijn moeders enige broer, een reder, die jong gestorven is; hart en bloedvaten waren zijn zwakke plekken. Mijn moeder is heel oud geworden, maar met haar twee zussen is het tragisch afgelopen: de ene heeft zelfmoord gepleegd en de andere is door de shock van die vreselijke gebeurtenis ‘gek’ geworden. Zij – mijn meter, die buitengewoon gierig was – is in een rusthuis gestorven. Ik zal er later wel eens wat meer over vertellen, of misschien heb ik het hier al gedaan, mijn geheugen is niet meer wat het geweest is en ik heb geen register van alle onderwerpen die ik al heb behandeld. Met de broers van Josephine – die in België zijn gebleven – is het evenmin goed afgelopen: ze zijn allebei verdronken, de ene in de Schelde, de andere in een Antwerps dok.

Ik wilde het echter niet over mijn ongelukkige familie hebben maar over mijn liefde voor Canada. Veel meer dan met Josephine houdt die verband met muziek. Menige van mijn muzikale ‘helden’ zijn Canadezen. Eerst en vooral is er natuurlijk Neil Young, zowat een van de meest eigenzinnige zangers/gitaristen die de sixties hebben voortgebracht. Al bij Buffalo Springfield deed hij zijn zin, en nu is het niet anders. Om maar een voorbeeld te geven: op zijn laatste cd, ‘Chrome Dreams II’, staat een song die 18 minuten duurt en de luisteraar desondanks blijft boeien (‘Ordinary People’). Het feit dat zijn beste elpee, ‘Everybody Knows This Is Nowhere’, al van 1969 dateert wil niet zeggen dat hij later niets avontuurlijks meer heeft gedaan. De gitaarrock van Green On Red en Dream Syndicate heeft hem in de jaren ’80 opnieuw zin gegeven om zich te ‘verjongen’ en hetzelfde is gebeurd in de jaren ’90 dankzij Pearl Jam en Nirvana. (En ik mag Sonic Youth niet vergeten). Neil Young heeft heel wat kippenvelnummers geschreven over zijn land van herkomst. Het bekendste is waarschijnlijk ‘Helpless’, vaak gecoverd, onder meer door de Canadese zangeres k.d. lang, op haar ‘Hymns of the 49th Parallel’. Ik zou hier nog heel veel over Neil Young kunnen schrijven, maar dat is niet mijn bedoeling.
Een andere Canadese singer-songwriter die met kop en schouders boven de middelmaat uitsteekt is Joni Mitchell. Haar ‘Blue’ staat nog steeds in mijn top-20 aller tijden. Onder andere in ‘A Case Of You’ zingt ze over haar geboorteland. (Overigens, waarom verlaten zoveel Canadese muzikanten hun vaderland?) Ze heeft een nieuwe cd, ‘Shine’, maar die moet ik nog beluisteren.

Heeft er in de populaire muziek met uitzondering van Bob Dylan iemand betere teksten geschreven dan Leonard Cohen? Denk alleen nog maar aan ‘The Tower of Song’. Een heel wat jongere Canadese songsmid heet Ron Sexsmith. Hij componeert heerlijke melodieën en zijn teksten zijn al even fraai – waarom is hij dan zo msikend? Komt dat door die bizarre familienaam?
Iedereen houdt natuurlijk van the Cowboy Junkies, met de sensueel fluisterende Margo Timmins. Er is net een nieuwe cd/dvd verschenen van ‘The Trinity Sessions’. Als voorlaatste wil ik Jane Siberry noemen, al even eigenzinnig als Neil Young, zij het minder rich and famous.

Mogelijk houd ik nog het meest van al van the Band, afkomstig uit Toronto, met uitzondering van Levon Helm, een Amerikaan uit Arkansas. ‘Music From Big Pink’ en de tweede, bruine elpee staan eveneens in mijn top-20. Toen ik in 1968 voor het eerst ‘The Weight’ hoorde stond ik gelukkig rechtop, anders was ik van mijn stoel gevallen. The Band heeft tientallen andere bands, waaronder the Beatles, de weg gewezen naar een eenvoudiger, aardser geluid dan in die jaren trendy was (“heavy, man!”), heeft hen gewezen op de roots van rock & roll – en heeft nu ook nog grote invloed, onder meer op My Morning Jacket, Drive-By-Truckers en Mercury Rev. Ja, the Band heeft me veel zin gegeven om naar Canada te trekken. Helaas zijn twee van de meest innemende groepsleden al een tijd niet meer onder ons. Richard Manuel heeft zelfmoord gepleegd, en ik denk dat Rick Danko zich dood heeft gedronken. Voor hen was een bestaan zonder the Band niet leefbaar. Organist Garth Hudson wordt nog vaak gevraagd om mee te spelen bij jonge en minder jonge groepjes, onder meer bij de al genoemde Mercury Rev. Over ‘leider’ Robbie Robertson wil ik niets zeggen. Ik heb de indruk dat hij zijn vroegere vrienden verraden heeft. Levon Helm, de Amerikaan, heeft een zwaar gevecht tegen keelkanker gewonnen en heeft nu een nieuwe soloplaat, ‘Dirt Farmer’, zijn eerste sinds 1982. Ik wil ze zo snel mogelijk horen, maar ik heb toch ook geduld. Voor alles is er een seizoen. Zo ook om een keer naar de ‘blue Canadian Rockies’ te reizen.