ZERO DE CONDUITE: CHINA

Marc Riboud (detail)

Zéro de conduite is een muziekprogramma waarin songs uit de popcultuur met zachte hand in het keurslijf van thema’s worden ingerijgd. Woekerende chaos wordt met liefde en toewijding overzichtelijk gemaakt. Alle zogeheten populaire genres komen aan bod, al ligt de nadruk op Angelsaksische folk, blues, country, soul en rock-‘n-roll. Onbevooroordeelde muziekliefhebbers noemen het allemaal pop. Elke eerste zaterdag van de maand, van 6 tot 8 uur ’s avonds kan je ernaar luisteren op Radio Centraal 106.7 fm en streaming. Meer informatie over de zender en zijn medewerkers en programma’s vind je hier. Het motto van deze aflevering is: Seems like you’re always dreaming / Your mind is wandering far away / Thinking ‘bout your boy in China / A junkie on the China Sea.

Rebecca Pan

Voor vanavond koos ik songs over China. Waarom China? Een beetje onredelijk, toch? Een te hoge dosis hybris geslikt? Alvast geen chinese rock, zo ver krijg je me niet, zelfs niet om een radioprogramma in mekaar te knutselen. [1] Kijk maar wat er met the Ramones en the Heartbreakers is gebeurd, met dat gechinees van hen. Doe mij maar appelsienen en thee die helemaal uit dat zelfde verre China komen. Legendarische Leonard Cohen is oké en Suzanne is dat ook, maar ken je dat boek The Three Banners of China van Marc Riboud? Uitgegeven door Joh. Enschedé en zonen N.V. in Haarlem in 1966. Dat is China zoals het in die tijd bijna niemand buiten China kon zien. Geweldige fotograaf, lid van Magnum. Marc Riboud is 93 geworden. Maar ik dwaal af.

China is inderdaad ver van mijn bed. Tenzij mijn Chinese nachtbruid Sue me komt opzoeken. Voor mij is het een concept, een abstractie. Iets helemaal anders dan de emotioneel geladen programma’s die ik meestal maak. Natuurlijk koos ik ook vandaag muziek die ik ken, popmuziek dus, het soort songs dat met die algemene noemer kan worden aangeduid. Echte Chinese muziek ken ik niet en ik ben te oud en te zeer de gewillige gevangene van oude gewoontes en gebruiken, iemand die maar moeilijk een overwoekerd pad of een holle weg inslaat, om me daar nog in te verdiepen. En als ik het alsnog zou doen is het op dit ogenblik toch wat te laat.

Overigens is dit al de tweede keer dat China aan bod komt. Vorige maand viel de uitzending gedeeltelijk in het water, mogelijk omdat ik me op nog geen steenworp van de Atlantische Oceaan bevond. Op 4 februari verbleven we in Valle Gran Rey, een dorp op het eiland La Gomera. Om zes uur plaatselijke tijd zette ik Radio Centraal op om even te luisteren of alles naar wens verliep. En ja, hoor, dacht ik. China begon stipt op tijd. De ontvangst was zelfs beter dan in Brussel. Alleen was het in België toen al zeven uur. Toen ik dat besefte werd ik opeens helemaal duizelig. Maar dat kan ook aan het woestijnstof gelegen hebben. Zeker niet aan chinese rock, maar dat weet je al, dat ik daar geen liefhebber van ben.

Ongeveer alles komt uit China. Ik kocht een nieuwe leesbril en toen ik thuiskwam zag ik dat hij in China was gemaakt. In kleine Portugese stadjes ga ik op zondag graag in van die bizarre Chinese winkels rondhangen. In een Chinese bazaar aan de Kantstrasse in Berlijn heb ik op een keer talloze nutteloze spullen gekocht en daarna bij een Chinees wat verderop in dezelfde straat een groot glas Chinees bier gedronken om die prullaria symbolisch door te spoelen. Ik droeg een T-shirt met een afbeelding erop van Neil Youngs Harvest. Harvest doet me vaak aan van die Chinese affiches uit de tijd van de culturele revolutie denken. In de jaren ’70 versierden wij daarmee de wanden van ons appartement. Wat waren we naïef. We dachten nog dat Lenin de maatschappij ten goede had veranderd. Later, omstreeks 1979, heb ik een poster van hem verbrand. No more heroes. Mijn bewondering voor Saint-Just heeft wat langer stand gehouden. De vraag is of die nutteloze Chinese spullen, wel mooi eigenlijk, mee zullen gaan als wij verhuizen. Als wij verhuizen. Niet naar China, niet naar Rusland, niet naar Kuopio in Finland; we denken aan het minder verre Gent.

Opgedragen aan alle vrouwen van de wereld en in het bijzonder aan de Chinese.

Veel luisterplezier.

Marc Riboud (detail)

China My China – Brian Eno ft. The Simplistics – Taking Tiger Mountain By Strategy – Brian Eno – Island, 1974

Hong Kong Garden – Siouxsie & The Banshees – Single / Once Upon A Time – McKay/Morris/Sioux/Severin – Polydor, 1978

Chairman Mao – Robert Wyatt – Mid-Eighties – Charlie Haden – Stampa Alternativa, 1987

Chinese Cafe/Unchained Melody – Joni Mitchell – Wild Things Run Fast – Joni Mitchell/Hy Zaret/Alex North Geffen, 1982

Bengawan Solo – Rebecca Pan – In The Mood For Love (Original Soundtrack From The Motion Picture) – Various – Virgin, 2000

Peking Saint – Cat Power – Moon Pix – Cat Power/Chan Marshall – Matador, 1998

Chinese Translation – M. Ward – Post-War – M. Ward – Matador, 2006

So Cold In China – Leo Kottke – Circle ‘round The Sun – Leo Kottke – Symposium Music, 1970

Countess From Hong Kong (Demo) – The Velvet Underground – Peel Slowly And See (Box) – John Cale – Polydor, 1994

China Bird – Patti Smith – Gung Ho – Oliver Ray – Arista, 2000

7 Chinese Bros. – R.E.M. – Reckoning – William T. Berry/Peter L. Buck/Mike Mills/J. Michael Stipe –            I.R.S. Records, 1984

Mao Reminisces About His Days In Southern China – Camper Van Beethoven – Telephone Free Landslide Victory – Camper Van Beethoven – Independent Project Records, 1985

Hong Kong Blues – Hoagy Carmichael – Hoagy Carmichael Sings Hoagy Carmichael – Hoagy Carmichael – MCA Coral, 1975

Yue Er Wan Zhao Jiu Zhou – Chiu Wai Ping – In The Mood For Love (Original Soundtrack From The Motion Picture) – Yan Kuan – Virgin, 2000

China Girl – David Bowie – Let’s Dance – David Bowie/Iggy Pop – EMI, 1983

Old China – John Cale and Bob Neuwirth – Last Day on Earth – John Cale/Bob Neuwirth – MCA 1994

China Sea – John Cale – Helen Of Troy – John Cale – Island, 1975

Chinese White – Incredible String Band – The 5000 Spirits Or The Layers Of The Onion – Mike Heron – Elektra, 1967

Upstairs By A Chinese Lamp – Laura Nyro – Christmas And The Beads Of Sweat – Laura Nyro – Columbia, 1970

The King Of China’s Daughter – Natalie Merchant – Leave Your Sleep – Anonymous – Nonesuch, 2010

Chinese Satellite – Phoebe Bridgers – Punisher – Phoebe Bridgers/Conor Oberst/Marshall Vore – Dead Oceans, 2020

Woody And Dutch On The Slow Train To Peking – Rickie Lee Jones – Pirates – David Kallish/Rickie Lee Jones – Warner Brothers, 1981

Yellow Man – Harry Nilsson – Nilsson Sings Newman – Randy Newman – RCA, 1970

Doctor Wu – Steely Dan – Katy Lied – Donald Fagen/Walter Becker – ABC Records, 1975

Shoot Out In Chinatown – The Band – Cahoots – Robbie Robertson – Capitol, 1971

China Doll – Grateful Dead – From The Mars Hotel – Jerry Garcia/Robert Hunter – Grateful Dead Records, 1974

Chinatown – John Prine – Pink Cadillac – John Prine – Asylum, 1979

China Pig – Captain Beefheart & The Magic Band – Trout Mask Replica –  Don Van Vliet – Straight, 1969

Chinese Rock – The Ramones – End Of The Century – Ramones -Sire, 1980

Chinese Radiation – Pere Ubu – The Modern Dance – Pere Ubu – Blank Records, 1978

Dr Wu – Minutemen – Double Nickels On The Dime – Donald Fagen/Walter Becker – SST, 1984

Hong Kong – Screamin’ Jay Hawkins – Cow Fingers And Mosquito Pie – J.Hawkins/I. Nahan – Epic, 1991

Chinese Checkers – Booker T. & The MG’s – The Very Best Of Booker T. & The MG’s – Booker T. Jones/Steve Cropper/Al Jackson, Jr./Lewis Steinberg – Rhino, 1994

Ling Ting Tong – Otis Williams and the Charms – Otis Williams & The Charms 1953-1962 M. Goodwin – Hoo Doo Records, 2016

Samenstelling en research: Martin Pulaski (op zoek naar een medewerker voor de techniek).

[1] Goed knutselen, bricoler in het Frans, is een kunst. “De knutselaar is een amateur die ad hoc en met de heterogene en niet-gespecialiseerde hulpmiddelen uit zijn omgeving een brede reeks praktische klussen probeert te verrichten. Lévi-Strauss gebruikt deze beelden in een bespreking van hoe culturen, primitieve of meer moderne, de werkelijkheid begrijpen en symboliseren. Enigszins zoals de knutselaar maakt de mythe creatief gebruik van voorhanden zijnde kennis, die steeds heterogeen en beperkt is, om daarmee een omvattende verklaring te construeren.”

In memoriam Tom Verlaine, Wayne Shorter, David Lindley.

DE HUURDER

Le locataire, Roman Polanski, 1976

IN DIE TIJD trok Gabriëlla bij ons in. Zij was afgekickt, of dat wilden wij graag geloven, en had zich voorgenomen om zich aan de Brusselse junkiewereld te onttrekken. Senga en ik hadden er lang over gediscussieerd of we de juiste beslissing hadden genomen: stel dat ze toch nog gebruikte, dat we, zoals in Sint-Joost-ten-Node was gebeurd, andere junkies en mogelijk zelfs dealers over de vloer zouden krijgen. Het was echter duidelijk dat Gabriëlla met haar pijnlijke verleden wilde breken en we vonden dat we haar daarin moesten helpen.

De dag voor haar verhuizing had ik de drukproef van ‘Een brief lezen in de metro’ gecorrigeerd. Al wist ik helemaal niet hoe dat moest: ik had het met Tipp-Ex gedaan. Met als gevolg dat enkele fouten waren blijven staan. Later ben ik een tijdje eindredacteur geweest, mogelijk om de schaamte over mijn vroegere onwetendheid te overwinnen.

Die avond waren Senga en ik toevallig naar Le locataire van onze geliefde regisseur Roman Polanski gaan kijken. De jonge Trelkovsky huurt in Parijs een flat waar de vorige huurder, Simone Choule, kort tevoren uit het raam is gesprongen. Geleidelijk aan wordt Trelkovsky door zijn huisbaas en de andere huurders en door zijn hele omgeving tot waanzin gedreven. Is het een samenzwering? We zien hem op korte tijd de gedaante van Simone Choule aannemen. Ten slotte springt hij in een vlaag van zinsverbijstering zelf ook uit het raam. Polanski laat in het midden of wat de kijker ziet de fantasiewereld is van een paranoïde schizofreen of de objectieve werkelijkheid. Zeer onder de indruk keerden we naar huis terug. Wat een beklemmende film, vonden we, maar wel één uit de duizend.

De volgende ochtend stond Jan V. met een kleine verhuiswagen voor de deur. Veel te verhuizen was er niet, Gabriëlla had nooit veel opgehad met de materiële wereld. Ze bezat maar weinig kledingstukken en slechts een tweetal paar schoenen. We hadden voor haar de kamer op de tweede verdieping ingericht, waar een jaar eerder Gina een tijd had gewoond. Sinds Gina’s vertrek was het daar stil geweest en hoewel burengeluid me soms stoorde als ik geconcentreerd zat te werken, had ik haar aanwezigheid gemist. Nu nam een vrouw met een volstrekt andere persoonlijkheid haar plaats in.

Als ik het vandaag nuchter beschouw denk ik dat Gabriëlla bijna net zo schizofreen was als Trelkovsky. Die vreemdheid van haar had me altijd al aangetrokken. In de Artanstraat, de straat in Schaarbeek waar ze toen woonde, ging ik haar op mijn eentje of met Willy Boy en Giuseppe, ’s avond af en toe opzoeken en bleef dan soms tot zonsopgang luisteren naar haar sibillijnse uitspraken, meanderende verhalen en betekenisvolle stiltes. We namen altijd een fles sterkedrank mee, meestal was dat toen grappa, waar ik doorgaans misselijk van werd. Vanuit haar appartement had je een adembenemend uitzicht op Brussel. Gabriëlla was een mooie vrouw met blonde krullen maar het raadselachtige was dat ik in haar nabijheid geen enkele seksuele begeerte voelde. Mogelijk was onze vriendin meer geest dan lichaam. Mensen die op de rand van waanzin leven, ten prooi aan borderline of schizofrenie, hebben mij lange tijd gefascineerd. Niet voor niets heb ik toen ik filosofie studeerde zoveel boeken over antipsychiatrie gelezen en een thesis geschreven waarin waanzin als een min of meer geldige uitweg uit onleefbare gezinssituaties werd verdedigd. De nachten in de Artanstraat waren mysterieus, surrealistisch. In de vroege ochtend leek het of de vogels, groter en witter dan ik ze ooit had gezien, ons kwamen wekken. Wisten ze dan niet dat we klaarwakker waren? Het boek Nadja van André Breton schetst een excellent beeld van een dergelijke betoverde wereld. Nu ik zelf op weg was naar normaliteit wilde ik die liefst niet in ons huis in de Dolfijnstraat binnenlaten. Gabriëlla was welkom maar dat gold niet voor haar vroegere entourage, met uitzondering van Jan, een vriend die we altijd alles vergaven omdat hij de onschuld zelf was. Het gold evenmin voor haar slechte gewoontes.

[Nachten aan de Kant 38. Juni-juli 1979]

JUNKIES EN HET VERLOREN PARADIJS

Vroeger hield ik me veel op nabij rivieren en vooral op de groene oevers van de Zuid-Willemsvaart. Ik hield van de bedwelmende, mysterieuze geur die daar hing, alsof daar de echte wereld begon, ver weg van leugens en volwassenenmaskerades. Ook nu ga ik nog wel eens fietsen aan het kanaal naar Charleroi, van Anderlecht tot Halle, verder geraken mijn stramme spieren niet meer. De geur die daar hangt is er een van chemische producten en rottende matrassen, het einde van de echte wereld, het einde van ongeveer alles. Hier en daar staat nog wel een boom en groeit wat gras; er zitten vissers giftige vis te vangen, op het vuile kanaalwater varen roeiers in hun rode en gele kano’s. Op het voordek van een aak ligt een vrouw topless te zonnebaden in de gevaarlijke zon. Ik spoed me terug naar huis, waar ik wat ik zag zo snel mogelijk probeer te vergeten. Ik blader wat in een boek over François Truffaut, drink een glas Chardonnay, leg wat muziek op. Maar niets schijnt te helpen, de onrust blijft, ik word er moe van en doe een dutje op de sofa. In Nederland wordt het woord ‘bank’ gebruikt, maar dat is voor mij iets wat in een park staat, van hard hout gemaakt. Er zijn nog andere banken maar daar wil ik het nu zeker niet over hebben. Ik lig op de sofa, terwijl de muziek van Madredeus de kamer vult. O Paraiso, altijd hetzelfde ritueel. Vlucht naar het paradijs van de muziek en de slaap, broer van de dood.

Later zit ik bij de televisie en bekijk achtereenvolgens Clean van Olivier Assayas en Drugstore Cowboy van Gus Van Sant, twee uitstekende no-bullshit films over druggebruikers. Clean heeft een open einde, je weet niet wat er met Maggie Cheung zal gebeuren. Op het einde opent ze een deur en kijkt uit over de magistrale baai van San Francisco; op de soundtrack hoor je haar zingen, begeleid door de narcotische gitaarsound van David Roback. In Clean heb je personages die beweren dat mensen niet veranderen. Dat zijn degenen die niemand een kans geven. Je hebt tevens degenen die van mening zijn dat mensen wel (kunnen) veranderen. Zij geven je een kans. En nog een kans. Ik denk dat zowel Olivier Assayas als Gus van Sant tot die tweede categorie behoren. In Drugstore Cowboy wordt het gebruik van drugs niet verheerlijkt, maar ook niet veroordeeld. William Burroughs speelt erin mee, dat zegt al genoeg. De junkies in Drugstore Cowboy zijn mooie jonge mensen. Sommigen worden blauw en sterven een gruwelijke dood. Het hoofdpersonage stopt met het gevaarlijk leven, vindt een job als arbeider en geeft zijn drugs aan Burroughs. Dan wordt hij in zijn miezerig kamertje in Portland, Oregon – op dit ogenblik de hipste stad van de VS – neergeschoten door nog jongere kerels, speedfreaks met maskers op. Ook hier een open einde. Je hoopt dat de voormalige junkie (Matt Dillon) zal overleven, maar dat weet je niet. Je zou hem zo graag een nieuw leven zien opbouwen. Je zou zelf zo graag een nieuw leven opbouwen. Maar om nu nog naar Portland te verhuizen is het te laat. Naar Halle misschien?