AFSCHEID VAN DAVID ROBACK

david roback

David Roback is dood. Ik heb hem nooit gekend, nooit een noemenswaardig interview met hem, nooit een diepgravend artikel over hem gelezen. Het lijkt erop dat hij in woord noch beeld wilde worden gevat, dat hij op geen enkele manier in de belangstelling wilde staan. David Robacks leven is voor mij een mysterie en waarschijnlijk is dat voor veel mensen die van zijn muziek houden net zo. Daar is niets mis mee: goede muziek is goede muziek. Wat wij over de toevallige levensomstandigheden van een muzikant of componist – of van een kunstenaar in het algemeen – vernemen zou niets mogen veranderen aan onze appreciatie van hun creaties.

Het zal geen toeval zijn dat David Roback samenwerkte met vrouwen die veel meer in de kijker stonden dan hij, eerst Kendra Smith, daarna Hope Sandoval. Hoewel die twee merkwaardige zangeressen zelf ook een afkeer van schijnwerpers leken te hebben. Zo vonden de optredens van Mazzy Star, de meest populaire band van David Roback, vaak in het donker plaats. Mij overkwam het dat ik op 28 oktober 1993 in de VK in Molenbeek een concert van Mazzy Star bijwoonde zonder ook maar een glimp van de buitenaards mooie vocaliste en de begeleidende musici te kunnen opvangen. Een teleurstelling, omdat ik niet van tevoren wist dat zij in duisternis opereerden. Maar die omstandigheid ondermijnde niet de etherische schoonheid van hun songs, het wierp geen schaduw op het melancholieke gitaarspel van David Roback, verduisterde niet de sprookjesachtige tristesse van Hope Sandovals stem [1].

IMG_20200303_123911

Hoe heb ik de muziek van David Roback leren kennen? Vanaf de vroege jaren tachtig draaide ik op Radio Centraal in Antwerpen in mijn programma Shangri-La, samen met Pat G., diverse muziekgenres, gaande van alle vormen van blues en rhythm and blues, via soul en country tot psychedelica, acid rock en contemporaine gitaarrock. Hoewel Radio Centraal een underground-zender mag worden genoemd was zelfs classic rock voor ons geen taboe. (Waarom zou het ook? Wat is er mis met Reelin’ In The Years van Steely Dan, Midnight Rider van the Allman Brothers Band en Rock and Roll van Velvet Underground? ) Veel van de popmuziek van die dagen kon ons evenwel maar matig boeien. Te gepolijst, te oppervlakkig, te glitterachtig; wat ontbrak was de geest en de intensiteit van rock-‘n-roll. Veel toenmalige popsongs hadden maar één doel: zoveel mogelijk verkopen. De plaatjes dienden voor kortstondig vermaak, meer was er niet aan.

In 1983 en 1984 evenwel bereikten ons vanuit Californië de muzikale golven van wat we leerden kennen als de Paisley Underground. Doorgaans houd ik niet van dergelijke trefwoorden, maar Paisley Underground kon ermee door. Ook al omdat de bands die onder die noemer vielen tegen de tijdsgeest ingingen en teruggrepen naar een sound die voornamelijk bestond uit gitaar, orgel, bas, drums en harmonische samenzang. Ook de namen van de groepen bevielen ons zeer: Green On Red, the Rain Parade, Dream Syndicate, The Bangles, Three O’Clock, Long Ryders. Deze Californische bands speelden songs geïnspireerd door de psychedelische rock van de jaren zestig. Je hoorde de invloed van de vroege Pink Floyd, Buffalo Springfield, Velvet Underground, Love. Wij van Shangri-La waren er meteen weg van. Gelukkig had je in Antwerpen, op de Grote Markt nog wel, een platenwinkel bij wie we voor de platen van de Paisley Underground terecht konden: Brabo. Dat dat aanbod er was, was vooral te danken aan de diep betreurde Walter Geertsen, die een grote liefde voelde voor alles wat maar enigszins psychedelisch klonk.

rainparade1

Wie van de Paisley Underground-bands mijn bijzondere aandacht kreeg was the Rain Parade, een groep die wat ik narcotische folkrock noemde ten gehore bracht. Met een platenbon die ik van mijn vriend Wilfried voor mijn verjaardag kreeg, kocht ik bij Brabo Emergency Third Rail Power Trip [2], Het was een langspeelplaat die veel indruk maakte, een van de beste van dat verdoemde 1984. Bij songs als This Can’t Be Today, 1 HR ½ Ago, Carolyn’s Song  en What She’s Done To Your Mind kon je lekker wegdromen. Je werd high zonder drugs te hoeven nemen. Samen met zijn broer Steven (zang, bas) en Matt Piucci (zang, gitaar) schreef David Roback (zang, gitaar) het merendeel van de liedjes. Kort na dat debuut verliet hij the Rain Parade om zijn eigen nogal ondoorgrondelijke weg te gaan. We hoorden een tijd niets van hem maar dan kwam hij terug uit die vrijwillige ballingschap, eerst met een groepje dat Clay Allison [3] heette en korte tijd later de naam Opal kreeg. Kendra Smith, ex-Dream Syndicate bassiste, was de geweldige en zoals gezegd nogal mysterieuze zangeres van de groep. Hun album Happy Nightmare Baby verscheen in 1987 op SST. Een mooie rockplaat waar ik aanvankelijk helemaal weg van was, maar als ik ze nu beluister vind ik dat er toch wat te veel van T.Rex in zit. Hoewel de stem van Kendra Smith daar een nieuwe dimensie aan toevoegt. Eigenlijk houd ik meer van de in 1989 uitgebrachte collectie Early Recordings, waar Opal soberder, delicater klinkt. Dat houdt mogelijk verband met weer een andere zangeres, Suki Ewers, die op een aantal van de songs te horen valt.

Tussendoor was er nog een voortreffelijke langspeelplaat uitgebracht van de ‘supergroep’ Rainy Day. Daaraan werkten – of droomden – onder meer mee: Susanna Hoffs en Vicky Peterson van the Bangles, Michael Quercio van the Three O’Clock, Kendra Smith van the Dream Syndicate, Steven Roback van Rain Parade en het brein achter de plaat, David Roback. Het ging om een verzameling verstilde covers van sixties-classics, zoals I’ll Keep It With Mine (Bob Dylan), On the Way Home (Buffalo Springfield), Flying On The Ground is Wrong  (Buffalo Springfield), Rainy Day, Dream Away (Jimi Hendrix) en het wonderlijke Holocaust (van Big Star, in 1974 opgenomen, in 1978 uitgebracht). Chris Eckman schreef onlangs hoe deze elpee de oren van veel toen debuterende muzikanten heeft geopend. Velen van hen waren punks die nooit aandachtig naar Buffalo Springfield en the Byrds hadden geluisterd. Dat ze nu met deze muziek in aanraking kwamen was te danken aan de man in de schaduw, David Roback.

opal-1

Tijdens een tournee van Opal in 1987 liet Kendra Smith het opeens afweten. De folkzangeres Hope Sandoval nam haar plaats in en al gauw ontstond er een nieuwe groep: Mazzy Star. Hun eerste elpee She Hangs Brightly kwam uit in 1990. Het was een revelatie. David Roback had in Hope Sandoval zijn perfecte muzikale partner gevonden. Haar betoverende, droomachtige stem harmonieerde heel mooi met het psychedelische minimalisme van zijn gitaarspel. Het verhaal van die enigmatische elpee boordevol borderline-achtige frasen en kronkelende, donkere gitaarmotieven vertelde ik in mijn tekst ‘De blauwe bloem’. ‘She Hangs Brightly’ was, zoals je daar kunt lezen, de laatste vinylplaat die ik kocht. Tegelijk werd het een parel aan een van mijn twee kronen.

Het andere werk van Mazzy Star, So Tonight That I Might See (1993), Among My Swan (1996), Seasons Of Your Day (2013) en Still (ep, 2018), moest daar niet voor onderdoen. De songs van Hope Sandoval en David Roback zijn stuk voor stuk even tijdloos, even engelachtig erotisch, even dromerig en zacht: allemaal kerven ze genadeloos in de sterfelijke ziel van de melomaan.

Als je mij zou vragen, wat hoor jij nou het liefst van David Roback, dan zou ik eerst zeggen, ik weet het niet en vervolgens zijn (on)volledig werk nog eens beluisteren… Dat is wat ik de voorbije dagen deed. Ik probeerde niet te denken aan de tragische gebeurtenissen in Syrië, Turkije, Griekenland en elders in de wereld en me niet bang te laten maken door de massa’s nare tijdingen over de nieuwe epidemie. Ik luisterde, raakte in trance, voelde een mengeling van droefheid en geluk, vroeg me af hoe Hope Sandoval zich voelde en Davids broer Steven; ik luisterde nog meer, raakte in trance, probeerde te schrijven, deed er het zwijgen toe, in mijn hoofd en om mij heen decemberbloemen. Zo werd het maart 2020, ellendige, lege dagen, regen op Brussel, koude en stramme ledematen. Maar de troost van Taste Of Blood, Halah, Blue Flower, Be My Angel, Fade Into You, Blue Light, Into Dust, She’s My Baby, Disappear, Flowers In December, Take Everything, Look On Down From The Bridge, Spoon, In The Kingdom, Quiet The Winter Harbor, Still. Mijn antwoord op je vraag? Ik weet het nog altijd niet, vandaar deze opsomming.

IMG_20200226_150045

David Roback bereikte met Hope Sandoval en Mazzy Star een eenzame en ijle top dicht bij de sterren en ver weg van de menselijke beslommeringen. In 1990 vertelde hij al aan de Los Angeles Times dat hij kunst benaderde op een Rip Van Winkle-manier. Hij luisterde niet naar zijn tijdgenoten, was nooit op zoek naar een succesformule. Rolling Stone wist hem drie jaar later ook nog te ontfutselen dat je achter die lange periodes van stilte tussen het verschijnen van nieuw werk van Mazzy Star niets moest zoeken. Wij blijven muziek maken, maar dan wel voor onszelf, zei hij. “When I’m working on music with Hope, the person that’s foremost in my thoughts is Hope. We tend to get quite caught up in just the making of the music for ourselves.” De manier waarop David Roback omging met roem en succes mag voorbeeldig worden genoemd. Hij was een outsider maar geen heremiet in de Californische woestijn. David Roback was geliefd en maakte deel uit van een gemeenschap van andere outsiders, een groepje in het duister tastende enkelingen, dromers in de vallei van de schaduw van de dood. Ontroostbaar? Op weg waarnaartoe? Naar het blauwe licht? Het antwoord is de muziek.

[1] Setlist: Mary of Silence /  Ghost Highway / Rock Section (The Colors Out Of Time cover) /  Blue Flower (Slapp Happy cover) / Halah / Give You My Lovin’ / Ride It On / Into Dust / Flowers in December / Blue Light / She Hangs Brightly / Hair and Skin / So Tonight That I Might See

[2] In de VS al in 1983 uitgebracht, bij ons in 1984.

[3] Van Clay Allison kenden wij een hele tijd maar één nummer, een cover van Elizabeth Cottons Freight Train (terug te vinden op de mooie compilatie-elpee Don’t Shoot op Zippo).

Afbeeldingen: Foto David Roback, fotograaf onbekend (via Mazzy Star facebookpagina); binnenkant cd-boekje Mazzy Star, Among My Swan; The Rain Parade, Emergency Third Rail Power Trip; Opal, Happy Nightmare Baby; cds Opal, Mazzy Star en soundtrack van de film Clean van Olivier Assayas met Maggie Cheung en muziek van onder meer David Roback).

 

 

HOPE SANDOVAL, DE BLAUWE BLOEM

bst

‘She Hangs Brightly’ van Mazzy Star was de allerlaatste vinylplaat die ik kocht. Het zou meteen een van mijn allermooiste muzikale ontdekkingen zijn, het begin van een donker-romantisch avontuur. Met dat kleinood in een plastic zakje van Music Mania stapte ik de platenwinkel uit, deed de deur achter me dicht en stond in de vuile straat. Brussel was in 1990 smerig en gevaarlijk, niet cool en funky en artistiek zoals nu. Ik mengde mij onder de grijze mensen die daar liepen en begaf me naar het Centraal Station, hongerig en koortsig van verlangen naar het onbekende dat op me wachtte. Ik had er geen idee van hoe Mazzy Star zou klinken, wist niets over Hope Sandoval, had haar stem nog niet gehoord, wist niet hoe ze eruitzag.

Ik heb altijd al van sterren gehouden. Niet van alle sterren, wees gerust, van sommige. Greta Garbo, Lucia Bosé, Monica Vitti, Nico, Françoise Hardy. Ze allemaal nog een keer opsommen lijkt me overbodig: hun namen vind je op veel plaatsen in deze geschriften terug. Vaak zie ik als in een roes hun gezichten voor me. Ze duiken op uit de mist in mijn hoofd, hun trekken winnen aan duidelijkheid. In wat zo van hen aan me verschijnt zie ik wat Roland Barthes de lyriek van de vrouw noemt. Straks, als ik weer thuis zou zijn in het appartement in de Lamorinièrestraat in Antwerpen, waar zonder dat ik hen zou zien de Sefardische joden voorbij zouden lopen, zou Hope Sandoval plaats nemen in dat pantheon van menselijke sterren, onbereikbaar en onontkoombaar.

Op het einde van de jaren tachtig deden platenwinkels overal in het land hun vinyl massaal van de hand. De muziekindustrie dwong muziekliefhebbers ertoe om op het cd-formaat over te schakelen. Op wie van vinyl hield werd voortaan neergekeken, vooral door jonge hipsters, die toen yuppies heetten. Je herkende ze aan hun dure sokken en stropdassen. Ik betreurde het verdwijnen van die mooie vorm. Ik had al zoveel jaren van vinyl, van singles, ep’s en elpees, genoten, van elk aspect ervan, tot de geur toe. Maar gaandeweg ging ik ook van de cd als muziekdrager houden. In het begin persten de platenmaatschappijen ons af door exorbitant hoge prijzen te vragen voor lelijke en slecht klinkende schijfjes. Maar al na enkele jaren klonken cd’s stukken beter dan dat vermaledijde vinyl, waar zo vaak iets mis mee was en dat vanaf de jaren tachtig van slechte kwaliteit was geweest. Er kwamen schitterende boxen uit, oude platen werden geremasterd en met bonustracks aangevuld. Bij de cd’s zaten boekjes met essays van muziekliefhebbers die ook nog eens konden schrijven. Er verschenen duizenden cd-versies van platen die al tientallen jaren niet meer verkrijgbaar waren geweest. Onvoorstelbaar dat je nu al die albums van obscure psychedelische bands, van weinig bekende soulmuzikanten, zelfs van countryhelden als George Jones en Loretta Lynn kon vinden… Gouden dagen om muziek te (her)ontdekken.

Maar natuurlijk wist ik dat allemaal nog niet toen ik die allerlaatste vinylplaat aanschafte. En dat is goed zo, je moet niet altijd alles willen weten; zolang je maar niet ophoudt jezelf te leren kennen en te luisteren naar wat de andere mensen je te vertellen hebben. Ik was gewoonweg blij dat ik een mooie plaat gevonden had. Ja, ik was er zeker van dat het een mooie plaat was. Want ik kende de achtergrond wel. In de vroege jaren tachtig, toen popmuziek schel en synthetisch klonk (wat ik soms zelfs kon smaken, ‘Poison Arrow’ van ABC bijvoorbeeld), was in Los Angeles een nieuwe psychedelische beweging ontstaan. Van de narcotische folkrock van the Rain Parade was ik meteen weg. Hun muziek sloot aan bij Buffalo Springfield, the Byrds en Pink Floyd van ‘A Saucerful of Secrets’. Hun elpee ‘Emergency Third Rail Power Trip’ (1983) was een psychedelische tour de force, die me ook nu nog geregeld in vervoering brengt. The Rain Parade bestond uit Steven en David Roback, Matt Piucci, Will Glenn en Eddie Kalwa. David Roback verliet the Rain Parade al gauw en richtte met Kendra Smith (ex-Dream Syndicate) eerst Clay Allison op, een bandje dat kort daarna Opal zou heten. Opal bracht één uitstekend album uit, ‘Happy Nightmare Baby’ (1987), waarna Kendra Smith spoorloos verdween en Hope Sandoval haar plaats innam.
‘She Hangs Brightly’ is het debuut van Mazzy Star. De muziek die de band maakt wordt droompop genoemd, wat voor een keer een juiste omschrijving is. Het lijkt wel of de muzikanten al dromend – of toch wel zeker in een roes – hun instrumenten bespelen en terwijl je naar hun liedjes luistert begin je zelf ook te dromen. Drugs zijn daar niet eens voor nodig, het gaat vanzelf. De klanken die David Roback aan zijn gitaar ontlokt, lijken uit een andere, ijlere en tragere wereld in die van ons binnen te sijpelen. Hope Sandovals stem is het geluid van een fluwelen blauwe bloem. Of van de blauwe bloem van de Duitse romantische dichter Novalis. Eenzaamheid en droefheid hebben nooit zo mooi en verleidelijk geklonken als in ‘Halah’, de openingstrack van ‘She Hangs Brightly’.

Het is echter geen perfecte droom. Koude, weerbarstige elektriciteit ontregelt soms het sprookje. Het Velvet Underground-syndroom, met opalen toetsen. I never really wanted your heart, zingt Hope dan. Haast alle songs op de plaat zitten boordevol sinistere charme (woorden van Gina Arnold). Soms hoor ik kil en boos verlangen, soms alleen nog maar lethargie. Een bitter mysterie heeft akkoorden, een melodie, een bedwelmende stem gevonden. In de titelsong hoor ik het kermisachtige orgeltje van Ray Manzarek en David Roback verandert in Robbie Krieger, maar Hope Sandoval blijft de eeuwige vrouw, verleidelijk, pijnstillend, troostend. Gevaarlijk ook, als een borderliner: “I stay near the edge and waste my time.”
[Later ontdek ik dat ‘Blue Flower’ oorspronkelijk al in 1972 door de uitstekende Britse progressieve band Slapp Happy werd opgenomen. ‘Five String Serenade’, op ‘Among My Swan’ (1996) is dan weer een liedje van Arthur Lee, de poète maudit van de onvolprezen popgroep Love. Live verraste Hope Sandoval ons in 2002 op ‘Play With Fire’ van the Rolling Stones. Mazzy Star heeft ook goede smaak in het coveren van andermans materiaal.]
De voorkant van de hoes toont ons een ook al enigszins mysterieuze foto van een trappenhal in Art Deco-stijl. Dat interieur kwam mij bekend voor. Ik had het gevoel dat ik al eens in dat rijk geornamenteerde huis geweest was, op zoek naar een visum voor een of ander Oostblokland. Of was het slechts in een droom geweest? In de notities op de achterkant van de hoes vond ik geen informatie. Ik geloof dat het jaren geduurd heeft voor ik te weten kwam dat het de trappenhal is van Hotel Tassel, een prachtig gebouw van Victor Horta in de Paul-Emile Jansonlaan in Brussel.

In levenden lijve zou ik Hope Sandoval en Mazzy Star pas op 28 oktober 1993 ‘zien’ en horen, en nog wel in de Vaartkapoen te Molenbeek. Een nieuw mysterie diende zich aan: waarom trad de band in het donker op? Waarom mochten wij, volgelingen van Hope, die zo naar de zangeres hunkerden, haar schoonheid niet eens zien? Of toch maar een heel klein beetje, als wat donkerblauw licht een stukje van haar gezicht, van haar hand kronkelend aan de microfoon, onthulde. Was het sadisme? Was het om onze romantische droom niet aan te tasten? Op 7 september 2002 zag ik haar opnieuw, dit keer in de AB Club, in een wat minder donker donker, in net niet helemaal nachtelijk nachtblauw. Mazzy Star bestond toen niet langer. Een jaar eerder had de zangeres onder de naam Hope Sandoval & the Warm Inventions haar betoverende langspeelplaat ‘Bavarian Fruit Bread’ uitgebracht. Op die late nazomeravond was ze nog altijd even mysterieus, even langoureus; haar nachtelijke stem – die van de blauwe bloem – nog altijd even benevelend.

Twaalf jaar eerder in mijn Antwerpse avondland waar niets mij nog beviel, kon ik die eerste nacht met haar naam en haar ingebeeld beeld in mijn hoofd de slaap maar niet vatten. Tussen waken en dromen in lag ik daar in dat vreemde bed te verlangen naar de muziek geworden engel, Hope Sandoval. Het mooiste meisje van de wereld met de mooiste naam ooit door ouders aan een kind gegeven.

 

Foto’s: Platenhoes, Martin Pulaski, 2018.

HISTORISCHE STAD, HISTORISCHE ONTMOETING 2

baudelaire-nadar_68.jpg

Voor Geerten Meijsing

Omdat ik tijdens het verblijf in Sicilië een luchtwegontsteking had, heb ik toen helemaal niets genoteerd, ook niet de dagen na de ontmoeting met Geerten Meijsing. Toch herinner ik me nog veel van die nacht, zij het niet chronologisch. Wat ik nu ga doen lijkt een beetje op het neerschrijven van een droom, kort na het ontwaken, maar ik heb wel eerst al koffie gedronken.

Ik ben geen beroemdheid, alsjeblieft. Ik ben ook schuchter. Als het weer het toelaat zit ik buiten. Waarschijnlijk kennen we elkaars innerlijk al te goed om nog een compromisloos gesprek te kunnen voeren, maar who cares. Nee, ik ga nooit meer uit, en drink eigenlijk ook geen alcohol meer.

De dag van de ontmoeting bleef ik in bed, hopend dat ik me nog voor zonsondergang beter zou voelen. Mijn vrouw vond dat ik de afspraak niet kon afzeggen, en uiteindelijk vond ik dat zelf ook. Suf van de halfslaap en vage, verontrustende dromen verliet ik het hotel. In de buurt van de Fontana Aretusa, “waarin dikke karpers zwermen en witte eenden tussen de papyrus zwemmen”, aten we wat vis met weer van die zo verfrissende Siciliaanse wijn. Wijn combineren met cortisone en antibiotica beveel ik niet aan, maar ik hervond wel wat van mijn krachten en kon me  met voldoende zelfvertrouwen naar de Piazza San Rocco begeven. Het was inmiddels bijna half negen.
Hoewel ik de schrijver nog maar een keer had gezien en hij met de rug naar me toe was gekeerd, herkende ik hem meteen. Hij zat aan een tafeltje buiten, met een glas whisky en rookte een sigaar. Alsof hij aanvoelde dat ik er was draaide hij zich naar me om en stond op. Na de eerste warme handdruk beseften we beiden dat er altijd al een diepe vriendschap was geweest tussen ons, ook al hadden we elkaar nooit ontmoet.

De dagen die voorafgaan aan een ontmoeting, zelfs met de beste vrienden, ben ik altijd erg gespannen. Ik heb er geen idee van wat er in zulke periodes in mijn hoofd gebeurt. Waarschijnlijk houdt het verband met de verlatingsangst waar ik sinds mijn achtste onder gebukt ga. Ondanks jaren van psychoanalyse en andere therapieën raak ik daar niet van verlost. Zodra we echter samen zijn valt die stress van me af: ik verander in iemand anders, in iemand die ik altijd zou willen maar niet kan zijn, enthousiast, empathisch en sociaal. Dat was nu niet anders. Ik voelde me meteen goed. Hoe beschrijf je dat? Alsof je wegzinkt in een zachte wereld, alsof niets je nog pijn kan doen of van streek kan brengen.

Geerten bestelde wat antipasti voor hem en voor mij een Nastro Azzurro. Aan whisky waagde ik me niet, de volgende dag zou ik vroeg naar Taormina vertrekken. We praatten wat over mijn reis, over het hotel waar ik logeerde, over Syracuse, over gewone dingen. Ik vertelde hem van de cortisone. Dan is het einde nabij, zei hij. Hij wilde me graag wat bloed zien ophoesten. Als ik je blog lees stel ik me voor dat het bij jou op het huis van Usher lijkt. Ziekte, pijn, bleke vrouwen, gitaarimpromptu’s. Hij reciteerde de openingszinnen van dat mooie verhaal van Edgar Allan Poe. De schrijver die mijn allereerste leermeester was. Ik had hem ontdekt in ‘Zoek het eens op’, een jeugdencyclopedie uit de vroege jaren zestig. Of al die verschrikkelijke dingen die hij in ‘Tussen mes en keel’ beschrijft werkelijk gebeurd waren? Het is allemaal waar, zei hij. De depressie, de zelfmoordpogingen, de opname, de antidepressiva. Nu zag Geerten er echter goed uit, wat opgewonden, maar vooral vrolijk. Wel wat gebogen lopend, net als ik. Hij had veel last van reuma. Normaal dronk hij niet, maar nu kon hij het niet laten. Hij treurde nog erg om Doeschka, van wie hij veel meer houdt dan hij in ‘Moord & Doodslag’ wil toegeven. Tussen de regels kun je dat wel lezen, natuurlijk. Ze was nog maar kort tevoren overleden, in januari 2012. Over zijn vader, zijn broers, het huis in Haarlem. De boeken in dozen in dat huis. Ik had graag voor jou en je vrouw gekookt, zei hij, maar dat lukte niet meer.

We praatten over boeken en schrijvers. Hou je echt van Paul Auster, vroeg hij, met wat teleurstelling in zijn stem. Ik heb al zijn boeken gelezen, zei ik. Mijn favorieten zijn ‘Moon Palace’ en ‘The Book Of Illusions’, heel filmisch. En al die popmuziek van jou? The Rolling Stones, die jongens zijn toch zielig nu? Ik ben bevriend met George Kooijmans van the Golden Earrings, zei hij. Fijne man. Ik vermoed dat Mazzy Star je wel zal liggen. Met een ontzettend zwoele zangeres, Hope Sandoval. Ze heeft de stem van een muze, een heroïnenimf. Dat zoek ik morgen op, zei hij. Soms kan ik zomaar verliefd worden op een meisje dat ik heel vluchtig zie. Ja, dat heb ik ook wel. Baudelaire heeft daar over geschreven, ‘A une passante’, geloof ik. En als je ze dan aanspreekt lachen ze je uit. Wat wil die oude man van me? We hebben bijna dezelfde leeftijd, Geerten is twee maanden jonger dan ik. Ben je al in Catania geweest? De vrouwen van Catania zijn de mooiste van de wereld. Ik was er al geweest, maar dat was me toen niet opgevallen. Een week later keerde ik er terug en wilde er heel graag blijven: de mooiste meisjes van de wereld, maar alleen ’s avonds, als de toeristen in bed lagen.

Als je één van mijn boeken herleest raad ik je Cecilia aan, daar ben ik het meest tevreden over. Ik wil al je boeken herlezen. Nee, niet doen, je zal teleurgesteld zijn. Ik vertelde hem uitgebreid over mijn ervaringen met ‘Erwin’, waar ik hier eerder al over heb geschreven.

Landschappen, daar kan ik zo van genieten. Het blauw van de zee is goed tegen depressie. Ik leid hier een eenzaam leven. Maar gelukkig komt mijn dochter nogal eens op bezoek. Weet je wat je moet lezen? James Salter, ‘All That Is’. En ‘Eight White Nights’ van André Aciman. Geweldig, heel sensueel. Ken je Pascal Quignard, vroeg hij. Nee, die kende ik net zomin als Aciman en Salter. (James Salter’s ‘All That Is’ heb ik inmiddels gelezen, een schitterende roman.) Pascal Quignard is vooral bekend van ‘Tous les matins du monde’, dat in 1991 door Alain Corneau verfilmd werd. En van ‘Villa Amalia’. Ach, al die prachtige Franse films. Ik werk aan een boek over actrices, vooral Franse. Dat vond ik interessant. Vooral omdat ik niet wist dat Geerten zo van film hield. Isabelle Adjani, zegt hij. Isabelle Huppert. En hoe heet ze ook alweer, die andere Franse actrice. Bulle Ogier, zeg ik. Precies, zegt hij, Bulle Ogier. Hoe kon je mijn gedachten lezen? Dat weet ik ook niet, zei ik. Het was alleszins een magisch moment én grappig.

Was het niet een teken van boven dat ik je wilde vertellen over Bulle Ogier, niet op de naam kon komen, jij wist die wel en wist mij vervolgens veel meer over haar te vertellen dan ik al wist. Nu ben ik bezig deze lacune in mijn kennis in te halen, en heb op YouTube al veel stukjes met de geweldig geile Bulle, die ook een groot actrice en een groot kunstenaar is, gezien, o.a. de gehele film La maîtresse, in het Russisch nagesproken, maar je kon het Frans er nog net doorheen ontwaren. Jezus, wat een film; die zouden ze nu niet meer ongeknipt in de bioscoop durven uitbrengen.

Nog maar wat bier en whisky. Binnen mag je geen sigaren roken, Geerten. We gingen naar een andere bar. Alleen om daar naar een meisje te kijken. Het werd al gauw rustiger, bijna stil in de omgeving van Piazza San Rocco. Ondanks al de whisky’s werd mijn nieuwe vriend niet dronken, en ik werd almaar nuchterder van de pils. De minuten duurden lang, de uren kort. Ik vertelde hem over mijn kinderjaren op het schip. De vreselijke tijd in de kinderkolonie, het altijd afscheid moeten nemen en de verlatingsangst die daar het gevolg van is. Geerten luisterde aandachtig, mededogen in zijn blik. Hij die zelf zoveel pijn voelt, niet alleen de pijn van de melancholie maar ook die van de liefde en van het hart. En die film van Chabrol, hoe heet die toch ook al weer? Dat wist ik helaas niet. Achteraf bleek dat hij ‘Que la bête meure’ bedoelde.

Ik moet mijzelf hier in bescherming nemen tegen de nachtelijke verleidingen, want anders loopt het heel snel heel slecht met mij af. Dat zal sowieso wel het geval zijn, maar ik moet nog minimaal vier grote romans schrijven. Dat zal je zeker lukken, Geerten, je ziet er goed uit, en energiek. Ach, op onze leeftijd verliezen we zoveel mensen. We denken dat we jong blijven, maar als we dan in de spiegel kijken… Ja, zoals in ‘The Picture Of Dorian Gray’. Je denkt heel lang dat de meeste mensen ouder zijn dan jij, en dan opeens… Veel vrienden van vroeger zijn al weggerukt. Kees Snel, wat een tragische geschiedenis… (Kees Snel maakte deel uit van het schrijverscollectief Joyce & Co.) Nog één broer en één zus heb ik. Na Doeschka’s dood ben ik gestopt met whisky drinken. Nu ja, vanavond maak ik een uitzondering. Laat mij maar Baudelaire zijn, dan ben jij Edgar Allan Poe. Goed, zeg ik, dat betekent dan dat jij me in het Frans hebt vertaald.

Edgar_Allan_Poe_daguerreotype_crop.png

Mijn vrouw belde me, ze was ongerust. Zou ik wel uit bed kunnen voor de trein naar Taormina? Geerten stelde voor dat ik terugkeerde naar mijn hotel, maar ik wilde nog wat blijven, kon geen afscheid nemen. Nu we daar eenmaal waren, op die plaats waar ik zo zelden kom. Je mag ook Félicien Rops zijn, zei hij. We hadden het over de vrouwen en de verliefdheden in ons leven. Een verslaving die je te gronde kan richten. Maar die willen we toch niet opgeven? We willen toch verliefd kunnen worden, kunnen blijven, tot de laatste snik?

Op de terugweg naar het hotel, bijna vier uur was het, wankelde ik wat. Toch had ik alleen Italiaans bier gedronken. Ik zal met je meelopen, zei Geerten. Op straat,  die er helemaal verlaten bijlag, ondersteunde hij me, of dat probeerde hij. Maar hij wankelde al net zo als ik, zodat ik op mijn beurt hem moest ondersteunen. Aan de Duomo in nachtlicht en volstrekte stilte gehuld, op dat gracieus plein in Syracuse, hebben we afscheid genomen.

Vanmorgen was ik natuurlijk nog altijd ziek. Maar we zijn toch in Taormina geraakt, met veel medicatie en wilskracht. Ik heb al heimwee naar Syracusa. Taormina is ooit mooi geweest, maar de voorbije twintig, dertig jaar is het ten prooi gevallen aan massatoerisme. En er waait een frisse wind, maar het is niet koud. Heerlijke zon, en de Middellandse zee zo groenblauwachtig. Wat heb ik een prachtige ervaring, een onvergetelijke ontmoeting, achter de rug. We wilden de nacht niet laten eindigen, maar ja… Mijn leven is veranderd.Ik voelde mij meteen zéér nauw aan je verwant, en had het idee dat ik je al mijn hele leven heb gekend. Wees voorzichtig met je gezondheid, zodat we elkaar in de toekomst nog vaker kunnen ontmoeten. Hope Sandoval zal ik bekijken.

Ik ben gisteravond, op jouw aanraden, opnieuw begonnen in ‘Cecilia’. Zevenentwintig jaar geleden verschenen. Wat een fijnzinnig, ontroerend, met hart en ziel geschreven boek. En zo overvloeiend van voorgevoelens. Ik herken je in het boek, zoals je nu bent, niet helemaal, maar toch. En ik herken ook iets van mezelf. Je voelde kennelijk al heel goed aan hoe je dertig jaar later ongeveer zou denken en leven. Toch schrijf je dit: “Met deze boeken heb ik door de jaren heen een geestelijke barrière opgeworpen tussen mijzelf en de wereld die zo moeilijk te nemen is dat ik geen contacten meer met de ander kant onderhoud en slechts met spijt dit papieren universum kan verlaten.” Zo zag ik jou helemaal niet: boeken, films, muziek, leken net verbindingen, koppelingen, bruggen tussen ons. Ik mag je natuurlijk niet vereenzelvigen met je personages.

Buiten is de regen opgehouden. De zon breekt door de novemberwolken, de donkerste. Blauwe lucht, een rusteloze merel voor mijn raam. Wees niet boos en niet bedroefd. Ik zet iTunes aan. ‘Blue Mountains’ van Sam Amidon. Tadadada Tadadada Tadadada Dadada.

HOPE SANDOVAL, EEN OBSESSIE

mazzy star 001

Mijn liefde voor Mazzy Star en Hope Sandoval is obsessief. Ik luister bijna elke dag naar deze hypnotiserende muziek. De stem van Hope Sandoval en de gitaar van David Roback versmelten in elkaar als geliefden, als woorden in een door bloesems of meer artificiële middelen bedwelmde conversatie.
Fade Into You uit So Tonight That I Might See is een van hun allermooiste samenwerkingen. Na de cd Among My Swan, met zoals altijd een bevreemdende titel, ging Sandoval haar eigen weg met the Warm Inventions, maar dat lijkt alweer een eeuwigheid geleden en sindsdien lijkt de zangeres van de aardbodem te zijn verdwenen. Ik heb haar twee keer zien optreden, een keer met Mazzy Star, een keer met the Warm Inventions, telkens in het donker. Het enige wat je met veel moeite kon zien waren de contouren van haar lippen terwijl ze bezig waren de allerzachtste woorden te vormen. Het was geen afwezigheid van licht, maar het waren donkerblauwe spots die haar bijna onzichtbaar maakten. Alsof zij niet in deze wereld wilde zijn, er zelfs niet wilde ademhalen, terwijl ze zich in zekere zin toch volkomen aan ons, toeschouwers, bewonderaars, gaf. In donkerblauw licht, op de tast.

HOPE SANDOVAL’S DROOM

Kapitein drinkt sterke rum tijdens een lange droomvaart. In de seringenmist bespeurt hij zijn albatros. Een loods is overbodig tenzij hij zijn gitaar inplugt en het voordek onderdompelt in fuzz en feedback. En dan daarbovenop het heroïnegefluister van Hope Sandoval. Je proeft haar gif in je oor. Je vreest verdrinking in de donkere platen, waar de bedrogen tweelingbroers rusten. In haar zwarte hand houdt ze een appel. De kapitein werpt zijn lege fles overboord en zegt ‘schandalig’, ‘verrukkelijk zo zonder uitzicht’! ‘Alle magere vrouwen zijn hoeren’, verklaart het Boek der Schlemielen. De omvang van hun borsten. De hitsigheid van hun stemmen. Maar magerder kan niet in zulk donker donker. Tot je dag binnenvaart en de lucht licht wordt van vioolgeur. Hope Sandoval zal zich dan afzonderen als een vampier in een bunker en haar stem voeden met velerlei medicijnen.