WAAR GEEN WIND WAAIT

Foto: Agnes Anquinet

Elke dans heeft een contradans.
De pijl omhoog raakt nooit los van de aarde.
Elk lichaam is altijd weer een ander lichaam.
Elk sterk en soepel lichaam is tegelijk een stram en verminkt lichaam.
Alles valt.
Alles valt te ontdekken.
De schaduw van de avond is het licht van de ochtend.
Elk verhaal is een ander verhaal.

Waar je ook kijkt is het einde rond.
Vaste grond is drijfzand.
Een jonge vrouw is van water.
Warme voeten gaan waar geen wind waait.
Een loden bal is vuur is goud.
We weten het en we weten het niet.
Wat is een vraag?

Een oog is een oor.
Een zenuw is een woord is een zin in een boek.
In de spiegel beweegt niets.
Dagen zijn jaren zijn eeuwen zijn wat?

EEN DROOM VAN WERNER HERZOG

zwerge3.jpg

De voorbije nacht heb ik opnieuw veel gedroomd; voor het ontbijt stond alles me nog duidelijk voor de geest, maar nu ben ik het meeste vergeten. Ik herinner me nog raadselachtige landschappen, wellicht beïnvloed door Werner Herzogs remake van ‘Nosferatu’ en van zijn ‘Herz aus Glas’.

De weg naar omhoog van Heraclitus: een modeltraject dat steeds weer herhaald wordt. Een gele Studebaker boven op een bergtop geparkeerd. Ik vraag voorbijgangers hoe hij daar terecht is kunnen komen, over dat smalle ezelspad. Niemand schijnt het te hebben gezien.  Nochtans zijn ogen scherper getuigen dan oren. Wat later drink ik een espresso in een slaperig café op het dorpsplein. Een oude man biedt me een sigaret aan. In die auto hebben ze een lijk vervoerd, zegt hij. Ik vraag hem hoe de wagen weer naar beneden kan. Langs hetzelfde pad, zegt hij.

Deze droom deed me inderdaad aan de wereld van de Duitse filmregisseur Werner Herzog denken. Herzog maakte in de jaren zeventig een voetreis door de kou, van München naar Parijs, omdat hij ervan overtuigd was dat hij op die manier Lotte Eisner, een Duitse filmcritica – ze schreef voorbeeldige werken over F.W. Murnau, Fritz Lang en de Duitse expressionistische film – van een ongeneeslijke ziekte te genezen. Herzogs films getuigen van dezelfde uitzonderlijkheid en van dezelfde bezetenheid.

Van in het begin ben ik een bijna onvoorwaardelijke bewonderaar van Werner Herzog. Sommige van zijn werken, zoals ‘Aguirre, der Zorn Gottes’ en ‘Herz aus Glas’ heb ik wel vijf keer of meer gezien. Herzog is een bezetene, een perfectionist, een visionair (wat een woord is dat ik niet graag gebruik, omdat er zoveel ruis op zit, zoals op ‘icoon’: ik heb me reeds afgevraagd of er iconische varkens bestaan).

Of toch niet van in het begin. De eerste films heb ik niet gezien: ik heb nooit de kans gehad. Nee, het is begonnen met ‘Auch Zwerge haben klein angefangen’ uit 1970. Een film over opstandige dwergen, grappig en grimmig. Nergens mee vergelijkbaar. Vandaag heb ik enkele foto’s uit die unieke film op internet gezocht – en gevonden. Ze hebben me, samen met de droom, veel zin gegeven om hem nog een keer te zien, te ondergaan. Of een andere film van de meester: ‘Woyzeck’ bijvoorbeeld, met Klaus Kinski en Eva Mattes?

zwergeherzog.jpg

zwerge.png

HERACLITUS EN DE VERANDERING

heraclitus,verandering,geluk

Alles verandert. De ene dag is iets zo, de volgende dag is het helemaal anders: je herkent het niet meer. Met mensen is dat zeker het geval, ze veranderen, ze komen, ze gaan – ze zijn onberekenbaar. In de lente sluit je vriendschap met iemand, in de zomer gaat hij op reis, wanneer je hem terugziet, in de herfst, is hij een vreemde geworden. Eigenaardig is het dat je nooit verwacht dat zoiets zal gebeuren. Je bent er nogal zeker van dat alles zal blijven zoals het is, zoals het was. Misschien is dat geluk: niets, niemand verandert? Onbeweeglijkheid. Misschien zijn we daardoor zelden gelukkig, er is immers altijd iets dat verandert, iets dat ons daardoor stoort. Als ik bijvoorbeeld de meubels in onze woning verplaats, ben ik daarna een tijd lang zeer ontstemd, bijna als een muziekinstrument.
Daarom is het beter verandering te aanvaarden. Ik moet mijn mentaliteit wijzigen, leren inzien en accepteren dat niets bestendig is, dat alles verandert, dat alles vloeit. Uit verandering moet ik nieuwe energie putten, en geestdrift. De verandering is, om het paradoxaal te zeggen, de grond van mijn bestaan, van ieders bestaan. In onze geschiedenis tekent zich onze toekomst af, een toekomst die eruitziet als een impressionistisch schilderij. Of zou het expressionistisch kunnen zijn?
Lang geleden schreef de Griekse filosoof Heraclitus het volgende:
“Op wie in dezelfde rivieren treden stromen steeds nieuwe wateren toe; ook zielen dampen immers uit het vochtige op.”

Foto (Verandering), Martin Pulaski.

EEUWIGE TERUGKEER

éternel retour

Ik wil toch nog even terugkomen op de Oeroboros en de vicieuze cirkel. In de Wikipedia las ik dat vicieuze cirkel niet noodzakelijk een negatieve betekenis heeft. De term is afgeleid, zo staat er, van het Latijnse circulus viciosus, waarbij viciosus ‘wederkerig’ betekent. Het ene leidt tot het andere waarbij het andere weer tot het ene leidt. De verwarring ontstaat doordat ‘vicieus’ ook een afleiding kan zijn van het Latijnse vitiosus, ‘schadelijk’. Als gevolg van deze verwarring wordt de term tegenwoordig meestal wel als negatief opgevat. Aldus de Wikipedia. De Vicious Circle van Lou Reed is duidelijk een negatieve constructie, de eeuwige terugkeer van Nietzsche niet.

In ‘Het boek van de denkbeeldige wezens’ schrijf Borges over de Uroboros (zijn spelling) onder meer het volgende:

“Heraclitus had gezegd dat bij een cirkelomtrek het begin en het einde hetzelfde punt zijn. Op een Griekse amulet uit de derde eeuw die in het British Museum wordt bewaard, staat een afbeelding waardoor die oneindigheid beter voor ons wordt geïllustreerd: de slang die in zijn eigen staart bijt, of zoals Martinez Estrada het fraai zegt ‘die bij het eind van zijn staart begint’. Uroboros (hij die zijn staart verslindt) is de technische naam van dit monster die later door de alchimisten werd verspreid.”

De illustratie hierboven is een kopie van pagina’s 54 en 55 uit mijn exemplaar van Pierre Klossowki’s ‘Nietzsche et le cercle vicieux’. Ik lees daar nu het volgende:
Or, à partir de l’expérience de l’Eternel Retour, qui s’énonce en tant qu’une rupture de l’irréversible une fois pour toutes, se développe aussi une version nouvelle de la fatalité: celle du Cercle vicieux qui, précisément, supprime le but et le sens, le commencement et la fin se trouvant toujours confondus l’un dans l’autre.” Ook hier bijt de slang weer in zijn eigen staart.
De Britse filosoof Roger Scruton, die wat op Brian Jones lijkt, hoorde ik op televisie ooit beweren dat de zeventig jaar die je krijgt – in de veronderstelling dat je zeventig wordt – volledig de jouwe zijn. Ze zijn voor alle eeuwigheid van jou. In zekere zin is die gedachte zeer verwant aan de eeuwige terugkeer van Nietzsche, en zo zijn we terug bij de circulus viciosus en bij het begin dat tevens het einde is. Voorlopig toch.

DE RIVIER VAN HERACLITUS

house by the river

In dezelfde rivier treden wij en treden wij niet, wij zijn en wij zijn niet. Die uitspraak van Heraclitus duikt overal en altijd op. Op droge zolders, in vochtige kelders, in de schaduw van een eenzame spar daar beneden in de vallei waar wij soms wandelen. Uit het lood geslagen doordat er weer iemand te jong is gestorven. Als we elkaar – scherpe lippen en vurige ogen – haten en vernietigen of – ook hier de natuur nabootsend, met het vel van abrikozen – liefhebben en leven geven. In de koude rivier waden wij als jonge meisjes, bijna, en op een harde steen leggen wij ons hoofd te rusten. De zomer komt en de libellen fluisteren moeraskoorts in onze oren. Een gevaarlijk leven begint. Slechte vrienden en vrouwen, drank en drugs, de stad opengevouwen. Daarna de rust van de tropen: je kent elk stijlbeeld en niets brengt je nog van de wijs. Je leeft het leven van een ambtenaar die elke wet naar zijn hand zet.

Maar op een lenteavond heeft je lieverd je toch van de wijs gebracht. Ze wist je te vinden en je te treffen in je – symbolische – hart. De boogschutster is een leeuwin die geen aflaten kent. Werd je genoeg geknuffeld als kleine jongen, als baby? Neen! Je gaat de mensen en de wereld uit de weg en zegt dat het water te koud is en de rivier te breed. Je hoort de aarde niet zingen en de sterren zijn niet meer dan sterren. Gloeiende stenen. Dat je tijdens je leven maar een paar keer de volle maan ziet? Het zal je een zorg wezen. Wij verschillen niet van de dieren, zeg je. Een koe die naar een Apollo kijkt. Op een lenteavond was dat. Wie sprak je aan? Je keek in de spiegel en maakte een foto: zo zie ik er uit. Dit ben ik in deze kamer. Maar morgen? Wat gebeurt met mijn vlees na deze lente, deze zomer, deze herfst? In de winter? Als het ijzelt en rijmt op de oude mijnen? Als de stilte ondoordringbaar wordt en water als smeltend ijzer over ons heen stroomt. Als wij afscheid hebben genomen van de wereld en de wereld aan onze voeten ligt of ons naar het hoofd stijgt. Als wij naar de ark snakken, die ons uit het vocht weghaalt, of de karavaan uit de droogte en nu, nu wij dorst hebben, de dorst van een matroos, na zeven dagen koorts eindelijk in de haven. Zijn handen gevouwen bij een hoer. Maar nog wat mos op zijn vloeiende slapen. De oevers van de rivier die door zijn dorp stroomt vergeten. Het koude, het warme water. Het smeulende vuur op de heuvels en vader’s rabarberwijn onaangeroerd in de grote vaten. Tot je dan weer Strawberry Fields Forever hoort en de tijd aanbreekt om een gedicht te bedenken.

Afbeelding: House By The River, Fritz Lang