Een van de weinige lezers van hoochiekoochie die af en toe nog commentaar geeft (het is ooit anders geweest) vond mijn beschouwingen van enkele dagen geleden over De roverbruidegom en Friedrich II wreed. Wat zeker het geval is. Waarom schrijf ik soms zulke naargeestige teksten? Het zou kunnen dat ik mezelf, en zo ook mijn lezers, gerust wil stellen. Dat de wrede wereld waar we nu in leven nog wel meevalt, dat de menselijke werkelijkheid vroeger veel erger, veel gruwelijker was.
Omdat ik zelf vond dat zoveel bloedvergieten in het echte leven (geschiedenis) en zoveel gruwelijks in een sprookje (verbeelding) nogal ver ging heb ik er op het einde het droomstukje in conversatievorm aan toegevoegd. Ik houd niet van horror in film en literatuur, al zijn er enkele uitzonderingen, waaronder The Shining van Stanley Kubrick en Sisters van Brian De Palma, en wil mij ook niet aan dat genre wagen. Maar bij het herlezen van mijn tekst vond ik de dialoog van de prins van Homburg en zijn geliefde Natalie een beetje artificieel. Die hele droomscène was er met de haren bijgesleept. Heinrich von Kleist komt wel vaker op de proppen als ik hem niet echt nodig heb. Je zou hem een obsessie kunnen noemen. Nu is hij mijn kroniek binnengeslopen omdat ik net een Italiaanse filmversie van zijn geniaal stuk had gezien, Il principe di Homburg van Marco Bellocchio, waarin de romantische droomwereld van Kleist en zijn personages waarheidsgetrouw wordt geëvoceerd. Een paar dagen eerder had ik voor het eerst de heel bijzondere film Deutschland, bleiche Mutter van Helma Sanders-Brahms gezien. Het toeval wil dat deze enigszins miskende regisseuse debuteerde met een biografie van Heinrich von Kleist én zijn verhaal Das Erdbeben in Chili verfilmde. Dat had ik als Kleist-bewonderaar moeten weten, maar ik wist het niet. Ik vond het vooral een mooi toeval. Twee films gekocht in Berlijn, allebei met een Kleist-connectie. Terwijl ik dit jaar niet eens zijn graf aan de Wannsee ben gaan bezoeken.
Maar je laten leiden door het toeval is niet altijd wenselijk. Als je ziek bent laat je je toch ook niet door het toeval leiden om de juiste arts te vinden? Je zou een tekst als een soort van ziekte kunnen beschouwen. Die heeft de juiste geneeswijze nodig, in dit geval is dat het einde. Er moet over nagedacht worden, gewikt en gewogen, gekozen.
Het einde behoorde de bomen van het volkspark in Friedrichshain toe. De meeste bomen daar zijn recent, de overgrote meerderheid werd tijdens de tweede wereldoorlog verwoest. Wat overbleef werd opgestookt tijdens de barkoude winters na de oorlog. Hetzelfde lot ondergingen de bomen van Tiergarten en andere Berlijnse parken en bossen. De dappere Trümmerfrauen [1] is het allang vergeven dat ze niet wilden doodvriezen. Ze stonden voor ongeveer alles alleen, hun mannen waren gedood aan het front of in krijgsgevangenschap afgevoerd.
De torens en bunkers die zich in het park bevonden werden opgeblazen, de gaten met puin gevuld en met aarde toegedekt. Het zijn nu heuvels, geschiedenisbergjes noem ik ze. Om eerlijk te zijn lijken de bomen helemaal niet op die van het bos dat ik me bij De Roverbruidegom voorstel. Maar zoals zoveel in Berlijn groeien ze op bloed doordrenkte grond. Als ik de geschiedenis laat rusten herinneren de heuvels mij vooral aan wat in de Maasvallei ‘de kip’ werd genoemd, de heuvels aan weerszijden van de Zuid-Willemsvaart, waar ik als kind zo vaak heb gespeeld en gedroomd. Ik was een romanticus lang voor ik wist wat dat woord betekende. Hele zomerdagen zat ik daar in de bomen met mijn pennenmes figuren te snijden uit boomschors en boeken van Alexandre Dumas en Victor Hugo te lezen. Zo reis ik in mijn gedachten van een eerder gruwelijke omgeving naar het pastorale landschap van mijn kinderjaren en vind ik tegelijk troost voor de verschrikkingen van deze tijd.
[1] De puinruimsters worden ook getoond in Deutschland, bleiche Mutter. Helma Sanders-Brahms gebruikte voor haar film échte actualiteitsbeelden.
Afbeeldingen: Trümmerfrauen (puinruimsters); Il principe di Homburg van Marco Bellocchio; De graaf van Monte Cristo van Alexandre Dumas, een kopie van de uitgave die ik in een boom in Neerharen las.