Martin Pulaski, Portugal, 2010.
Ik was mijn boeken van de ene stapel naar de andere aan het verplaatsen. De boekenrekken hier in de kamer lijken op een file op de van diepe putten voorziene Vlaamse wegen. Af en toe glipt er nog eens iets, iemand tussen, maar met grote risico’s (beschadigde kaft, niet meer terug te vinden, bloedsporen in de sneeuw…). Veel stapels worden het. Die accumulatie van woorden en zinnen doet me aan mijn sterfelijkheid denken – dat weet je al. Sartre noemde boeken ooit kleine doodskisten. Wat gebeurt er met al die boeken als ik sterf, als mijn levensgezellin sterft? Mijn zoon in Parijs heeft er geen plaats voor. Liefde misschien wel. Maar we hebben er nog nooit over gepraat. Praat je over zulke dingen met je zoon? Ik zou hem kunnen vertellen dat ik graag op Montparnasse begraven wil worden. Maar daar is nog minder plaats dan in mijn rekken. Alleszins wil ik onder de grond, mijn zoon, zodat ik niet geheel nutteloos uit de wereld verdwijn. De wormen zullen mij wel lekker vinden. Denk je niet? Ik drink graag porto, dus dat moeten ze al niet aan het sausje toevoegen.
Versta me niet verkeerd. Ik ben atheïst, wat niet hetzelfde is als ongelovig. Maar ik wil zeker geen ‘begrafenis’, geen plechtigheid in een katholieke kerk. Ik wil nog minder een plechtigheid in een crematorium. Dat vind ik het ergste van het ergste. Niet alleen vanwege de afgrijselijke muziek, maar ook en vooral vanwege de aard van die oorden, dat lege, dat miserabele, die sfeer die aanzet tot haastige spoed, laat het hier maar gauw gedaan zijn, zodat we pinten kunnen gaan drinken en over onze toekomstplannen praten, of, in het slechtste geval, over het verleden.
Begraaf mij ergens in de grond, in Haspengouw, in de provincie Luxemburg, of ergens dichtbij de Schelde. Want in New Orleans of op een andere begraafplaats aan de Mississippi zal wel niet kunnen en niet mogen. En evenmin zal het mogen in de vruchtbare Umbrische aarde, of ergens in een witte dorpsbegraafplaats in Andalusië of in het westen van Ierland.
En zing liedjes. Draai geen liedjes op een of ander apparaat. Zing liedjes. Speel ze. Dans. Een lijst heb ik nog niet. Maar ik zal er rekening mee houden dat het eenvoudige songs moeten zijn, zodat iedereen mee kan spelen en zingen. Matty Groves zou ik wel op prijs stellen, niet dan, maar nu.
Tijdens mijn onzinnige werkzaamheid sloeg ik een boek van een van mijn geliefde hedendaagse schrijvers, Hanif Kureishi, open en las dit: “It reminded me of our society’s implausible commitment to optimism, and how much the depressed are hated”. Dat staat in zijn ‘Something To Tell You’, een geestig boek dat zich tot mijn generatie richt en de generatie die na mij is gekomen. Ik herinner me nog heel goed hoe ik instemmend knikte toen ik deze zin voor de eerste keer las. Ik voelde me ellendig op mijn werk. Dacht dat iedereen me haatte en dat ik niets meer waard was. Natuurlijk is dat subjectief – ik betwijfel het zeer dat iemand met haatte. De kans is veel groter dat men onverschillig was. Maar dat opgefokte optimisme, daar vergis ik me niet in. Iedereen had plannen en over alles (en ik bedoel echt alles) werden plannen gemaakt. Niets werd aan het toeval overgelaten. De plannen waren waterdicht. Iedereen was veilig en ingedekt. ’s Avonds zat iedereen voor het scherm, en van de prins geen kwaad. Iedereen ging met zo’n vooruitzicht voor ogen tevreden naar huis. Wie had een linkerbeen? Wie doffe ogen ’s morgens. Maar na vijf vuile koffies begonnen de plannen weer wild in het rond te zoemen. En ik wachtte af in mijn web, tot het aan mij was om een fijne plaats te krijgen in een van hun perfecte plannen. Helaas was ik een perfectionist, waren de plannen niet perfect, en was ik nog minder perfect. Een perfectionist is bijna per definitie voortdurend ongelukkig, en maakt de anderen ook vaak ongelukkig omdat hij zoveel van ze verwacht. Een perfectionist bereikt nooit de top, dat kan hij niet. Meestal wordt hij omhoog geduwd, naar een plaats waar hij onschadelijk is. Zodat de anderen hun zin kunnen doen. Een luie perfectionist? Een luie perfectionist, zoals ik meen te zijn, is een beetje zoals een schizofreen. Of als een autist. Hij weet alles maar je kunt er niets mee doen. Een luie perfectionist wordt uiteindelijk naar het strand verbannen. Daar ligt hij met pijn in de ogen in de zon, niet in staat om zelfs nog maar een regel van Rimbaud te lezen.
Ja, ja, en dan heb ik mijn boeken maar laten liggen en ben ik op het terras gaan zitten om naar de zonsondergang te kijken en een glas lekkere Portugese wijn te drinken. Op uw gezondheid, en op die van jou en van mij.
Martin Pulaski, Agnes A., Deborah A, Oostduinkerke 1982.