Vroeger hield ik me veel op nabij rivieren en vooral op de groene oevers van de Zuid-Willemsvaart. Ik hield van de bedwelmende, mysterieuze geur die daar hing, alsof daar de echte wereld begon, ver weg van leugens en volwassenenmaskerades. Ook nu ga ik nog wel eens fietsen aan het kanaal naar Charleroi, van Anderlecht tot Halle, verder geraken mijn stramme spieren niet meer. De geur die daar hangt is er een van chemische producten en rottende matrassen, het einde van de echte wereld, het einde van ongeveer alles. Hier en daar staat nog wel een boom en groeit wat gras; er zitten vissers giftige vis te vangen, op het vuile kanaalwater varen roeiers in hun rode en gele kano’s. Op het voordek van een aak ligt een vrouw topless te zonnebaden in de gevaarlijke zon. Ik spoed me terug naar huis, waar ik wat ik zag zo snel mogelijk probeer te vergeten. Ik blader wat in een boek over François Truffaut, drink een glas Chardonnay, leg wat muziek op. Maar niets schijnt te helpen, de onrust blijft, ik word er moe van en doe een dutje op de sofa. In Nederland wordt het woord ‘bank’ gebruikt, maar dat is voor mij iets wat in een park staat, van hard hout gemaakt. Er zijn nog andere banken maar daar wil ik het nu zeker niet over hebben. Ik lig op de sofa, terwijl de muziek van Madredeus de kamer vult. O Paraiso, altijd hetzelfde ritueel. Vlucht naar het paradijs van de muziek en de slaap, broer van de dood.
Later zit ik bij de televisie en bekijk achtereenvolgens Clean van Olivier Assayas en Drugstore Cowboy van Gus Van Sant, twee uitstekende no-bullshit films over druggebruikers. Clean heeft een open einde, je weet niet wat er met Maggie Cheung zal gebeuren. Op het einde opent ze een deur en kijkt uit over de magistrale baai van San Francisco; op de soundtrack hoor je haar zingen, begeleid door de narcotische gitaarsound van David Roback. In Clean heb je personages die beweren dat mensen niet veranderen. Dat zijn degenen die niemand een kans geven. Je hebt tevens degenen die van mening zijn dat mensen wel (kunnen) veranderen. Zij geven je een kans. En nog een kans. Ik denk dat zowel Olivier Assayas als Gus van Sant tot die tweede categorie behoren. In Drugstore Cowboy wordt het gebruik van drugs niet verheerlijkt, maar ook niet veroordeeld. William Burroughs speelt erin mee, dat zegt al genoeg. De junkies in Drugstore Cowboy zijn mooie jonge mensen. Sommigen worden blauw en sterven een gruwelijke dood. Het hoofdpersonage stopt met het gevaarlijk leven, vindt een job als arbeider en geeft zijn drugs aan Burroughs. Dan wordt hij in zijn miezerig kamertje in Portland, Oregon – op dit ogenblik de hipste stad van de VS – neergeschoten door nog jongere kerels, speedfreaks met maskers op. Ook hier een open einde. Je hoopt dat de voormalige junkie (Matt Dillon) zal overleven, maar dat weet je niet. Je zou hem zo graag een nieuw leven zien opbouwen. Je zou zelf zo graag een nieuw leven opbouwen. Maar om nu nog naar Portland te verhuizen is het te laat. Naar Halle misschien?