OP DRIFT IN PARIJS

Graf van Frédéric Chopin. Foto: MP

[Nachten aan de Kant 45]

“Mon front est rouge encore du baiser de la Reine…”
Gérard de Nerval, El Desdichado

Veel heb ik niet geslapen. Daar was ik te rusteloos voor. Pas toen ik in bed lag, begon het tot mij door te dringen dat ik in Parijs was, de stad die me samen met Londen het meest dierbaar is. Maar hoe kan ik dat weten, ik heb nog maar zo weinig van de wereld gezien. Flarden van onze conversatie in het restaurant bleven in mijn hoofd rondspoken. Flarden van de naargeestige stilte van Gabriella. Haar fascinatie voor Moby Dick, voor de witheid van de walvis. Biarritz. Tweehonderd kilometer stappen. Ik zag het kleine blinde poesje weer voor me, nu veilig bij Giuseppe. Of was dat zelfbedrog van me? Hoe meer moe ik werd hoe meer en hoe sneller allerlei beelden zich aan me opdrongen. Scènes van Delft en Transsylvanië uit Werner Herzogs versie van Nosferatu. Minder indrukwekkend dan die van Murnau, bedacht ik, maar de witte huid van Isabelle Adjani maakte veel goed. Sublieme beelden van koortsachtige, bekorende landschappen waarin Kit en Holly hun noodlot tegemoet rijden. Terrence Malicks Badlands, een hoogtepunt in de recente filmgeschiedenis. Woorden uit Un coup de dés dwarrelden in het donker van de kamer neer, als fonkelende sneeuwvlokken op een donkergrijze, onverschillige aarde. Ik dacht aan de afgrond, altijd gapend en altijd nabij. Ook hier, in het Hôtel de Lisbonne. Wij zijn schipbreukelingen van de witte zeilboot die onder de naam van Mallarmé vaart. Inmiddels was het gaan regenen. Ik hoorde de druppels op de zinken Parijse daken vallen. Zo zakte in mijn gedachten de hoge koorts en viel ik dan toch in slaap.

Na een schaars ontbijt met sterke koffie spoeden we ons naar het Gare de Lyon waar we nog twee slaapplaatsen kunnen reserveren op de trein naar Marseille. Het staat nu vast: we gaan naar Arles. Vanavond om kwart voor tien vertrekken we. Voldoende tijd om een dag in Parijs rond te slenteren.

Gérard de Nerval.

In Saint-Germain-des-Prés wordt een tragikomisch stuk opgevoerd. Zowat iedereen is hier een acteur die zichzelf speelt. De hele cast doet aan overacting. De acteurs zijn zich er te zeer van bewust dat ze in theater Sorbonne spelen. In het Quartier Latin, tussen levensechte filosofen en historici. Hoewel ik mijn tekst niet ken en zelfs niet weet wie de regisseur is, heb ik het gevoel dat ik meespeel. Een kleine, korte rol – maar meer dan een figurant. Die van een naamloze wereldburger die nergens thuis is, tenzij in straten als deze, met huizen waar achter de gevels boeken worden gelezen en gedichten geschreven. Je kunt je in deze zone zonder moeite een moderne Stéphane Mallarmé, een hedendaagse Guillaume Apollinaire voorstellen. Achter de “affiches qui chantent tout haut”.

Later bezoeken we het kerkhof Père Lachaise. Een oude, mogelijke wat morbide wens gaat daarmee in vervulling. Ik vind het goed en mooi om een reis te beginnen met een nederig bezoek aan het rijk der doden.

De sereniteit en de stilte die er heersen zal ik wel nooit vergeten. De regen die zacht neervalt als een zegen van ons goedgezinde goden. De portier is een authentiek type, stokoud, gebogen, zijn stem trillend met een eerbiedig, typisch Frans pathos. Je hoort de aangeboren eerbied voor l’Histoire, les Hommes Célèbres, les Artistes, vermengd met de deemoed die zo vaak opduikt in de nabijheid van de Dood. Trots wijst hij ons op een plannetje de plaatsen aan waar zijn beroemdheden hun eindeloze slaap slapen: Edith Piaf, Frédéric Chopin, Marcel Proust, Amedeo Modigliani, de wanhopige Gérard de Nerval, Guillaume Apollinaire. Ik ben ervan overtuigd dat hij hun graven ook in de donkerste nacht nog zou terugvinden. Er ligt hier ook een zekere Jim Morrison begraven, voegt hij er nog aan toe, “un chanteur américain”, veel jongeren vragen naar hem. [1]

Bij het graf van Chopin krijgt Senga opnieuw een verschrikkelijke hoestbui. Kan dat toeval zijn? Chopin leed toch aan tuberculose? Lang sta ik te mijmeren bij het graf van Gérard de Nerval. Maar weinig van mijn tijdgenoten schijnen de schrijver van Les Chimères en van het onovertroffen verhaal Sylvie een bezoek te brengen. Worden zijn boeken nog gelezen? Wat een pijnlijk contrast met de laatste rustplaats van Jim Morrison. Wel zingt Steve Winwood een aangrijpend lied over de Parijse dichter. [2]

Graf van Jim Morrison in 2014. Foto: MP

Père Lachaise is een labyrint. Je verliest er gemakkelijk je weg en dat is niet wat je echt wilt. Er even rondslenteren, dat wel, maar toch ook weer niet té lang. Daar is later nog voldoende tijd voor. Tussen de graven zwerven opvallend veel grote, enigszins zwaarlijvige en daardoor wat traag bewegende katten rond. Ze kijken met een doordringende blik naar je, als vanuit een andere wereld. Opvallend veel van de poezen hebben een rode pels. Ik schrik als een enorme zwarte kat uit een grote houten kist opspringt. Lijken deze dieren niet op mensen? Misschien zijn zij wel reïncarnaties van sommige doden die hier begraven liggen? Ik krijg een inval voor een verhaal – een soort van fabel – dat zich afspeelt in het land genaamd La Chaise. De inwoners zijn levende doden die luisteren naar namen als Jean de La Fontaine, Gérard de Nerval, Sarah Bernhardt, Oscar Wilde en dergelijke meer. Hun graven zijn hun huizen. De levende doden kunnen vrij rondwandelen, met elkaar praten, zingen, aan politiek doen, korte films maken; ze kunnen toneelspelen, bij voorkeur stukken van Molière en Racine. Ze kunnen van gedaante veranderen. Liefst van al nemen deze illustere doden de gedaanten van katten aan. Soms, vooral op feestdagen, brengen ze de levenden aan het schrikken. Hun volgevreten buikjes schudden dan van het lachen. Zelf beleef ik al wat plezier aan het bedenken van dit eenvoudige verhaal. Maar schrijven zal ik het nooit. Ik ben geen fabelschrijver. Ik ben een surrealist. [3]

De laatste tombe waar we veel aandacht aan geven is die van Oscar Wilde. Het is de allermooiste:

                And alien tears will fill for him
Pity’s long broken urn,
For his mourners will be outcast men,
And outcasts always mourn.

Deze dode kan in vrede rusten; sommige bezoekers hebben hem nog werkelijk lief. Er brandt zelfs een kaars bij zijn tombe.

Graf van Oscar Wilde in 2014. Foto: MP

Van Père Lachaise nemen we de metro naar Ile Saint-Louis. Daar, in Square Barye, rakelen we herinneringen aan onze prille liefde op. Onze allereerste uitstap, in juli 1975, toen we nog maar twee maanden samenwoonden, was naar Parijs. Net als toen drinken we nu aan de oever van de Seine rode wijn en eten een stuk brood. Is er sinds 1975 iets veranderd? Ik ben harder geworden, minder gauw ontroerd. De Seine kan me niet meer zo bekoren, tot tranen toe bewegen, als in die tijd. Ook in onze verhouding gaat het er minder zachtmoedig aan toe. Het romantische van de verliefdheid is er nagenoeg uit verdwenen. De tijd heeft voor verwijdering gezorgd, er is meer afstand tussen ons gekomen. Maar anderzijds weet ik dat onze volwassen liefde is gegroeid, dat we ons inspannen om elkaar te begrijpen zoals we werkelijk zijn. Dat we elkaar niet langer op een romantische wijze aanbidden maar elkaar graag zien. En we passen nog altijd even goed in elkaar, vooral op dagen dat we van vuur zijn, zoals Les filles du feu van Nerval.

Bij het graf van Jim Morrison in 2014. Foto: MP

[1] In die tijd had Jim Morrison nog geen grafsteen. “Jim’s grave did not resemble that of a hero, I had been the only person to visit & it struck me very hard.” Dat schreef Nico enkele dagen na Jim Morrisons dood vanuit Parijs aan haar New Yorkse vriend Danny Fields. In de Nico-biografie van de hand van Jennifer Otter Bickerdike, You are beautiful and you are alone, waarin dit fragment uit Nico’s brief wordt geciteerd, lees ik nog het volgende: “Indeed, for his first several years in the legendary Pêre Lachaise Cemetery, the final resting place of other legendary figures such as Oscar Wilde and Edith Piaf, Morrison’s body lay in an unmarked grave.” “It wasn’t until 1981, on the tenth anniversary of his death, that he got a proper headstone and bust, created by Croatian artist Mladen Mikulin. Less than seven years later, by March 1988, the bust had been stolen.”

[2] Op de elpee When the Eagle Flies (Island, 1974) van Traffic. De tekst is van Viv Stanshall, de aan alcohol verslaafde maar erudiete zanger van the Bonzo Dog Band. Er waren maar weinig popliefhebbers die er enig idee van hadden waar die song, Dream Gerrard (sic), precies over ging. “Hippos don’t wear hats, / lobsters shriek if provoked / On long blue ribbons.”

[3] Zo zag ik mezelf in 1979. Nu al lange tijd niet meer. De realiteit is vaak zo surrealistisch dat realisme volstaat.

WANDELEND OVER PÈRE LACHAISE

Yves_Montand

Het graf van Jim Morrison komt niet in beeld, alleen pijltjes en het woord Jim. Break on through to the other side, yeah. We chased our pleasures there.

Het graf van Amedeo Modigliani. ‘Schilder en Jood’, zo stelde hij zichzelf voor.  “In Nice verkocht Modigliani enige werken aan rijke toeristen, maar slechts voor enkele francs per stuk. Het geld dat hij had, verdween overigens toch gauw richting drugs en alcohol.” Op 35-jarige leeftijd stierf de kunstenaar (24 janurari 1920), zijn vriendin Jeanne Hébuterne pleegde twee dagen later zelfmoord. Zij “werd begraven in het Cimetière de Bagneux, bij Parijs. Pas in 1930 mocht zij van haar verbitterde familie rusten naast Modigliani en werd zij herbegraven.” Modigliani schilderde radieuze vrouwenportretten; zachte gebogen lijnen van hun hoofd, ogen en lichaam; warme, sensuele kleuren.

Stephane Heuet legt, met een teder gebaar bloemen op het eenvoudige zwart marmeren graf van Marcel Proust. Heuet, een vriendelijke, bescheiden man, “werkte zeven jaar als marinier, voordat hij besloot zijn loopbaan een artistieke draai te geven. Gefascineerd door het werk van Marcel Proust besloot hij diens werk in stripformaat uit te brengen.” In 1998 verscheen ‘A la Recherche du Temps Perdu’. Ik weet nu eindelijk hoe een ‘madeleine’ eruitziet. Ik dacht dat het van die langwerpige cakejes waren, maar ze hebben eigenlijk een schelpvorm.

De graven van Yves Montand en Simone Signoret. Montand zingt ‘Le temps des cérises’, a capella. Twee blinden lopen over straat, hun witte stokken als voelsprieten de straatstenen aftastend. Wat later zitten ze in het gezelschap van een blinde vrouw in een woonkamer te kijken naar ‘Diabolique’ met Simone Signoret en Vera Clouzot. Wat zien de drie blinden? Ze zien wat ze horen. Ze geven commentaar. Vertellen elkaar wat ze zien. Lachen met tragische gebeurtenissen. Maar het is lachen tegen beter weten in. “Met het klimmen der jaren tartte Signoret de conventies door haar uiterlijk te verwaarlozen. Ze bleef stevig whisky drinken, afslanken interesseerde haar niet, haar fotogenieke gezicht zwol op.” Yves Montand had een korte, heftige relatie met Marilyn Monroe. “Haar psychische problemen, deels geërfd van haar moeder, verergerden door haar chronische medicijngebruik.” Toch ligt Marilyn Monroe niet op Père Lachaise begraven. Of misschien toch wel, in het hart van Yves Montand. In het hart van vele vereerders. Vergeet toch ook maar niet ‘La chair de l’orchidée’ van Patrice Chéreau. Waanzin ligt altijd op de loer. “Je est un autre.” Bijna een reclameslogan. “Tant pis pour le bois qui se trouve violon.” Maar nee, niet afgedwaald, Rimbaud bevindt zich elders.

Een jonge Japanse studeert piano in Parijs. Ze speelt Chopin. Lange stilte voor ze het stuk aanvat, als om de ziel van Fryderyk Franciszek op te roepen. Lang geleden stonden wij voor het graf van Chopin. Mijn geliefde kreeg een hoestbui. Ik hoopte oprecht dat het geen tbc was. Nee, de liefde is sterker dan de dood.

Maria Callas, zang geworden liefde, heftig klinkende schoonheid, vuur opgerakeld uit de ziel. Zag je haar ogen een andere wereld ingaan als ze die aria uit Tosca zong, was het Vissi d’arte? Ik ben niet zo goed in opera. Mijn leven speelt zich in de cinema af. En woorden geven mijn maat aan, zonder dirigeerstokje. Woorden, woorden, woorden… “Es gibt ein Glück, allein, wir kennen’s nicht; / Wir kennen’s wohl und wissen’s nicht zu schätzen.”

Georges Méliès heeft samen met de gebroeders Lumière de cinema uitgevonden en hele stukken van dit zelf, dat zichzelf niet kan definiëren, tenzij verwijzend naar hoofdstukken en shots en flarden dialogen. Je zag de geest van Méliès voortleven in een van zijn geestige trucages. Ik denk nu onwillekeurig aan ‘La chambre verte’ van Truffaut. Ook veel te jong gestorven, die beminnelijke man, die van de vrouwen hield. Zijn graf bevindt zich, zoals dat van Rimbaud en zoals het ware leven, elders.

De gids Bertrand heeft leren lezen van de opschriften op de zerken van Père Lachaise. Hij toont ons het graf van de dichteres Lisa Mercoeur, gestorven op 24-jarige leeftijd. Haar moeder heeft het grafmonument laten ‘versieren’ met gedichten van de dochter. Zelfs in steen gebeitelde woorden wist de tijd genadeloos uit. Tijd, de genadeloze rode lijn die door onze levens loopt. “Time is an ocean but it ends on the shore.”

Lang is het geleden dat wij over Père Lachaise wandelden. Zonder plannetje zochten we het kennelijk monumentale graf van Victor Hugo, maar zonder resultaat. Als kind was ‘De ellendigen’ een van mijn favoriete boeken. Ik heb er nooit een verfilming of televisieserie van willen zien: op de middelbare school werd mijn liefde voor Victor Hugo kapot gemaakt. Toch denk ik nu soms nog dat ik een personage uit ‘Les misérables’ ben.’We zochten dat graf omdat het vermeld wordt in een hoestekst van Bob Dylan, zo dacht ik. Planet Waves, het lijkt bijna de titel voor een dichtbundel van Allen Ginsberg. Alles is verweven. Holy, holy! Maar het geheugen bedriegt: Dylan verwees naar het huis van Hugo. Maar huis of graf, is er veel verschil? Overal zwierven er rode katten tussen de graven. Ik vatte het plan op om een roman te schrijven over het leven van deze merkwaardige dieren. Ze zouden de zielen van een aantal Père Lachaise-bewoners gaan incarneren in de woorden die ik nog altijd moet schrijven. Ik geef het geheim hier prijs en daar laat ik het bij. Er zijn nog veel meer doden, maar die laat ik aan anderen over.

Deze impressies zijn gebaseerd op de documentaire ‘Forever’ van Heddy Honigmann.

Foto: Jac. de Nijs, Yves Montand in Nederland