POORTEN VAN DE HEL

Candy Clark en David Bowie

Thomas Jerome Newton : If I stay, I’ll die.
Mary-Lou : What’re you talking about? Take me with you, I’ll see you don’t die.
Thomas Jerome Newton : I can’t stay.
[walks away from her] 
The Man Who Fell To Earth

Kalm blijven en voldoende rusten, had dokter Debaene mij aanbevolen. Maak je geen zorgen maar span je ook niet te zeer in. Dat advies nam ik ter harte. De volgende dagen zou ik zo veel mogelijk in bed blijven en slapen, en misschien wat dromen. In goede intenties ben ik geweldig, ze uitvoeren is onbegonnen werk. Onwillekeurig dacht ik aan de Deense prins, maar ik joeg dat spookbeeld meteen weer weg.

Je moet je bij ons bed geen ledikant of bedstee of iets dergelijks voorstellen. Senga en ik sliepen op twee dunne matrassen die naast elkaar op de gebeitste houten vloer lagen. We vonden dat het geheel er nogal Japans uitzag. Als kleine jongen identificeerde ik me met revolverhelden in westerns, nu voelde ik mij meer thuis in de setting van L’empire des sens en The Man Who Fell To Earth. Senga was Sada Abe en Mary-Lou, ik was Kichizo Ishida en Thomas Jerome Newton. Alvast was ik even mager als David Bowie.

Langs drie trapjes naar beneden kwam ik in mijn werkruimte. Ik had er een mooi uitzicht op de tuinen. Als ik me onrustig voelde of moeite had met een woord of een zin keek ik even naar buiten, naar de bomen en de gewassen, en dan kwam het meestal weer goed en schoot ik weer in gang. Maar ik mocht het lot niet tarten. Ik moest geduld oefenen.

Don Sebastian de Morra, de dwerg van Diego Velázquez.

Die nacht had ik veel gedroomd. Ik vertelde Senga wat ik mij er nog van herinnerde. Het was je reinste horror, Senga, begon ik. Ik was van het rechte pad afgeweken en bevond me in een donker woud. Hoe donker en woest het was kan ik niet beschrijven. Ik hoorde een stem die zei: In het midden van mijn dagen zal ik naar de poorten van de hel gaan. Opeens was er licht en in dat licht kwamen ruiters op me af, hun paarden in galop. In één van de mannen herkende ik Keith Richards. Ik zag dat hij probeerde te ontsnappen, dat hij door de anderen werd achtervolgd. Ze zagen er woest, bloeddorstig uit. Hadden die kerels het niet alleen op Keith maar ook op mij gemunt? Wie was ik dan? Een Azteekse koning? Motecuhzoma? Keith Richards ter dood, werd er gescandeerd, Keith Richards ter dood. Ik sloeg op de vlucht, tot ik een open veld bereikte. Daar begon het moorden. Mensen werden onthoofd, met scherpe messen in stukken gesneden, verbrand. De dwerg don Sebastian de Morra probeerde zich uit de voeten te maken. Je kon zijn korte beentjes amper zien, zo snel liep hij. Tevergeefs.

Als buitengewoon snel groeiende gewassen schoten daar nu lange scherppuntige staven uit de grond omhoog. Ze vormden een omheining rond het veld. De vlijmscherpe spijlen doorboorden een aanzienlijk aantal van de vluchtende mensen en paarden. Aan mijn rechterzijde ontwaarde ik een afgrond. In de diepte een borrelende, zwavelgeurige vloeistof. Velen werden door het achtervolgende legioen daarheen gejaagd. Ik zag de verdoemden eerst aan de rand van de afgrond staan en dan in de poel neerstorten.

Overal om mij heen warm, stroperig, kleverig bloed. Een man lag in doodsstrijd aan mijn voeten. Ik diende hem een injectie toe. Met een verdovend middel, veronderstelde ik, maar ik wist niet dat ik hem daarmee het leven zou redden of doden. Langs alle kanten laaide opeens vuur op. Van de hitte droogde de met bloed doordrenkte aarde meteen op. Vlakbij ons bleven de ruiters er met hun lange zwaarden op los hakken. Een van hen sprong van zijn paard en kwam met zijn kling houwend op me toe. Ik wierp me vliegensvlug op de warme aarde en kon zo een houw recht in mijn borstkas vermijden. Mijn hart bleef ongeschonden. De ruiter liep door, mogelijk verblind door het vuur en het rode stof dat voor kort nog bloed was geweest.

Aan de andere kant van de poel zag ik een rij bomen en daarachter nog meer vluchtende mensen. Ver geraakten zij niet. Een eind voorbij de bomen zag ik een hoge prikkeldraadomheining. Achter de omheining zag ik garages, ambulances, stapels afgehakte handen, hoofden. Verpleegsters sneden met scherpe messen de weinige overlevenden de strot over. Ik keerde op mijn stappen terug naar het donkere woud en vroeg me af of Keith Richards, om wie deze slachtpartij begonnen leek te zijn, veilig was. Ik ging op de grond liggen. Op het zachte, warme bed van dennennaalden voelde ik me veilig als een kind in een sprookje.

Senga was bleek geworden. Met verschrikte ogen keek ze mij aan. Was de duivel in mij gevaren, vroeg ze. Ik dacht van niet. Er was een verklaring. Is dat niet altijd het geval?

Omdat ik maar drie treden af moest om mijn uitverkoren boeken te zien staan, de andere bleven in mijn vroegere werkkamer aan de voorkant van het huis achter, waar het te vochtig was om te werken, was het moeilijk om me aan het voornemen om niet te lezen te houden. Onbegonnen werk. Op mijn werktafel, waar ik enkele dagen tevoren nog aan de Triomf van het leven had zitten schrijven, lag een dichtbundel van H.C. Ten Berge, Personages. Ik had er niet aan kunnen weerstaan in dat boek nog wat te lezen, met name in het eerste deel, getiteld Ondergang van Tenochtitlon. Uit deze lectuur kwam mijn gruwelijke droom voort. Vooral van het gedicht ‘het feest’ vond ik sporen terug. Uit een kort citaat wordt dat meteen duidelijk: 

‘Ze kwamen te voet, ze droegen hun ijzeren zwaarden in de hand en hun houten schilden en hun ijzeren schilden. Zo stortten zij zich temidden van de dansers en baanden zich een weg naar de plek waar de trommels werden geslagen. Ze vielen de trommelslager aan en hakten zijn armen af. Toen sloegen ze zijn hoofd eraf en het rolde ver weg over de grond. Toen vielen ze de dansenden aan, zij doorboorden ze, spietsten ze, doodden ze met hu zwaarden. Enkelen werden van achteren doorstoken; die vielen met uitpuilende ingewanden op de grond. Anderen onthoofdden ze; eerst kloofden ze de schedel en dan hakten ze die in stukjes. Weer anderen troffen zij in de schouders, in vademdiepe wonden werd hun rug geopend. Ze rukten sommigen de armen uit het lijf. Enkelen staken ze in dijen en kuiten. Van anderen reten ze de buik open en de ingewanden stroomden over de grond. Vergeefs probeerden velen er nog vandoor te gaan, maar hun darmen sleepten voor hen uit en daarin verwarden zij zich met hun voeten. Op welke wijze zij ook probeerden zich te redden, ze konden niet ontkomen. Het bloed der aanvoerders stroomde als water en verzamelde zich in plassen. De plassen stroomden samen en maakten de hele tempelhof tot een grote glibberige vlakte. De stank van bloed en darmen vulde de lucht. En de spanjaarden renden nu naar de verblijven der priesters en doodden allen die zich daar nog verborgen. Ze liepen overal heen en doorzochten alles, ze drongen alle ruimten binnen, jaagden en moordden.’

Wat Ten Berge schreef was de werkelijkheid. De werkelijkheid is gruwelijker dan om het even welke droom of nachtmerrie. Ik had naar mijn goede dokter moeten luisteren. Lezen is gevaarlijk. Voortaan blijven de boeken toe.

Gustave Doré, Verloren Paradijs

[Nachten aan de Kant 64]

OPBREKEN

Arles, Alyscamps. Foto: MP

Arles, dinsdag 17 juli 1979

Vanmorgen zag ik pas goed hoe erg Senga verbrand is; vooral haar nek is vuurrood maar ze heeft ook zonnebrandwonden op armen en benen. Mogelijk heeft ze koorts. Aan een thermometer hebben we niet gedacht toen we bij het vertrek onze rugzakken vulden. Aan boeken daarentegen… Ons kleine tentje biedt maar weinig comfort. We kunnen er nauwelijks in bewegen. In plaats van hoofdkussens gebruiken we onze rugzakken. Zelfs matjes hebben we niet, we liggen zo op de grond, met alleen een dun laagje bruin plastic – de onderzijde van de tent – tussen onze lichamen en de harde aarde.
We hebben het nu wel begrepen: vijftien kilometer blootshoofds in de genadeloze zon van de Camargue lopen, dat doe je niet ongestraft. Om de pijn wat te verdoven en toch wat te kunnen slapen hebben we, voor ons tentje gezeten, op korte tijd twee flessen rode wijn leeggedronken. In onze roes kwamen onze tongen los en praatten we niet alleen over deze betoverende streek maar rakelden we ook herinneringen op aan ingrijpende gebeurtenissen in ons leven. Zo bleek ook dat we onze vrienden in Antwerpen toch nog niet helemaal vergeten waren. Leken we niet op personages uit de beatromans van Jack Kerouac, maar dan wel met een voorliefde voor Dante, Thomas De Quincey, Rilke en Peter Handke in plaats van boeddhisme en jazz? Ja, in die tijd waren we nog echte Europeanen.

Nu zit ik opnieuw heerlijke koffie te drinken en te schrijven op het terras van het hotel in Pont de Crau, vooral omdat het hier zo koel en rustig is en op een steenworp van de camping gelegen. Over een half uur breken we onze tent op. We gaan voor een paar dagen naar Saintes-Maries-de-la-Mer. We willen een tijdje aan zee doorbrengen. Voor de rest hebben we geen welomlijnde plannen. Mogelijk gaan we daarna nog naar Aix-en-Provence, vooral omdat we het werk van Cézanne bewonderen en zijn inspiratiebron Montagne Sainte-Victoire daar in de buurt is. Op Arles zijn we alvast wat uitgekeken, hoe pittoresk het stadje ook mag wezen. We denken dat we hier alles gezien hebben wat we wilden zien. Het antieke theater, de arena, kerken en kloosters hebben we alleen maar aan de buitenkant bezichtigd. Antieke stenen boeien mij slechts matig. Indrukwekkend is echter de begraafplaats van de gelukzaligen, Alyscamps geheten.  Een heerlijke necropolis waar een mooie met bomen omzoomde laan, met aan weerszijden sarcofagen, doorloopt. Alyscamps (van  Elisii Campi, Elysese velden) kreeg een plaats in Dante’s Inferno. [1]

Ik vraag me af hoe Dante’s stem zou geklonken hebben? Zacht, beheerst, streng, zalvend, teder, helder, zangerig? Een beetje zoals die van Marlon Brando in Last Tango in Paris misschien? Van stemmen gesproken. Aan het onophoudelijk gepraat van de Fransen, toch van die van deze regio, ben ik me gaan ergeren. Deze mensensoort lijkt geen ogenblik te kunnen zwijgen. Onophoudelijk dat getater zonder ook maar iets wezenlijks mee te delen. Op Radio Monte Carlo valt het nog meer op dan in het echte leven. Gisteren in de bus van Port-Saint-Louis terug naar Arles had ik vooral behoefte aan rust en stilte maar de buschauffeur gunde mij die niet. Ging hij ervan uit dat alle passagiers van dat geleuter hielden, van die dwaze spelletjes en quizzen, van het winnen en nog eens winnen? Inderdaad lijkt niemand te verliezen op Radio Monte Carlo. Het holle gepraat wordt af en toe onderbroken met Franse bombastische melodramapop, genre Michel Delpech (“Pour un flirt”, “Fais un bébé”) en Eric Charden (“L’été s’ra chaud”). De échte warme muziek van Bizet, L’Arlésienne om maar een compositie te noemen, zou me mogelijk niet hebben gestoord, maar dit pandemonium veranderde mij bijkans in een moordlustige gek. Toch kan ik niet geloven dat alle Fransen zo zijn, al kunnen Parijse intellectuelen ook flink uit hun nek lullen. Ach, mijn gezeur zal ook wel wat met vakantieverveling te maken hebben. Ik mag de mensheid zeker niet in groepen gaan indelen, in volkeren of naties bijvoorbeeld. Nationalisme is een vorm van collectieve waanzin. Elk vogeltje zingt zoals het gebekt is. Met al te onverdraagzaam te gaan denken en me te gaan ergeren aan de ‘eigenaardigheden’ van de autochtonen zou ik de schoonheid van deze streek nog vergeten. En niet alleen de schoonheid van de Camargue  maar ook van de mensen van hier. Van Gogh heeft die letterlijk in de verf gezet.

[Nachten aan de Kant 49. Zomer 1979]

Kwitantie Camping City, Arles, 17 juli 1979

[1] Dante, De Goddelijke Komedie, Inferno Canto IX:106-133.

Dante beschrijft hier de plek waar de ketters van alle sekten en hun volgelingen begraven liggen. De leden van Schild en vriend, anti-vaxxers en aanhangers van samenzweringstheorieën van hun tijd, zeg maar.

“Zodra ik binnen was, liet ik, verlangend om de toestand in die vesting te zien, mijn ogen rondgaan. En aan beide kanten zag ik toen een uitgestrekte vlakte vol droefenis en zware folteringen. Zoals in Arles, waar de Rhône tot stilstand komt, en in Pola, waar de Golf van Quarnero Italië’s grenzen bespoelt, allerlei graven het terrein oneffen maken, zo was dat ook daar aan alle kanten het geval, maar de manier waarop was veel gruwelijker. Want overal verspreid flikkerden vlammen, die de graftomben zo met hun gloed zengden dat geen smid ooit het ijzer gloeiender wil hebben.”
Vertaald door Frans van Dooren.

DANTE, LOUTERINGSBERG, CANTO XXVI

Dante met de Divina Commedia in de hand, (1465), Domenico di Michelino, Santa Maria del Fiore, Florence

In Dante’s Goddelijke Komedie vond ik het fragment terug waarin hij verwijst naar Daniel Arnaut en hij de troubadour zelfs aan het woord laat:

Ik kwam de schim, die mij was aangewezen
iets naderbij en zeide, dat mijn liefde
ook reeds zijn naam ’n schone plaats bereidde.”
En openhartig ving hij aan te spreken:
,,Dyn vraghe hovesc clinckt so soet my, here,
dattic myn naeme swygen can noch berghen.
Ic ben Arnaud, bevaen met pyn of blidscap;
peyns ende treure om dwaes-verspeelde daghen,
ende nu schouwe naer de blyde morghen.
Doch dy beswere ic, byder maght des hemels,
waarmee ghy opvaert naer de hoogste trede,
wil myn torment ter goeder uur ghedencken.”
Toen dook hij in de vuurzee, die hem loutert.

Dit fragment uit Canto XXVI van Louteringsberg (soms als Vagevuur aangeduid) van Dante werd vertaald door Christinus Kops. De acht verzen die de Florentijnse dichter in het Provençaals schreef als hulde aan de door hem bewonderde troubadours – en aan de dichter Arnaut Daniel – werden door Kops in het Oud-Vlaams vertaald. Antoon van de Velde maakte er de volgende Nederlandse vertaling van:

En openhartig ving hij aan te spreken:
,,Uw hoofse vraag klinkt mij zo zoet in de oren,
dat ik mijn naam noch kan noch wil verbergen.
Ik ben Arnaud, die aldoor ween en jubel;
Ik mijmer droef om dwaas-verspilde dagen.
Ik zie vol vreugd naar ’t lang-verbeide morgen.
Doch dit bezweer ik bij die kracht-van-boven,
waardoor ge eens opstijgt naar de hoogste trede,
gedenk ter goeder uur mijn bitter lijden.”

ZERO DE CONDUITE: DUISTER

Figure du monstre qui désole le Gevaudan.

Zéro de conduite is een themaprogramma gewijd aan pop/cultuur op Radio Centraal in Antwerpen. Elke eerste zaterdag van de maand, van 6 tot 8 uur ’s avonds. Stem af op Radio Centraal 106.7 FM en verruim je geest. Vernauwen mag ook. Het motto van deze show isI’ve been down on the bottom of a world full of lies / I ain’t looking for nothing in anyone’s eyes / Sometimes my burden seems more than I can bear.
Je kan dit programma via streaming beluisteren. Hier vind je meer informatie over Radio Centraal en andere excentrieke en wispelturige collega’s radiomakers.

Piranesi, Le carceri d’invenzione

“Halverwege onze levensreis
bevond ik me in een somber woud,
want ik was afgedwaald van het rechte pad.”

Zo begint De Goddelijke Komedie van Dante, de grote Italiaanse dichter uit de 13de eeuw. De vertaling van deze versregels is van Jules Grandgagnage. Ik weet niet of ik van het rechte pad ben afgeweken maar ik ben al een heel eind verder gekomen op mijn levensreis dan de verteller in De Goddelijke Komedie. Vandaag zou een donker woud me vast bevallen, zeker een waar zoveel gebeurt als in het gedicht van Dante, en waar op het einde zoveel sterren fonkelen en liefde het hele universum doet bewegen. Hier in mijn straat gebeurt maar weinig. Aan de overkant woonde ooit een dichter, Maurice Carême. Zijn huis is nu een museum maar ik zie er nooit iemand binnengaan of buitenkomen. Nee, veel gebeurt hier niet. Gelukkig hebben we talloze werelden in boeken, films en muziek.

Niet met Vergilius maar met songschrijvers en muzikanten als gids gaan we vanavond op zijn minst twee uur lang de duisternis in. Mochten we verdwalen kan het heel wat langer worden. Tijd is relatief.

Vaak is duisternis onheilspellend en lonkt er als de nacht gevallen is overal gevaar. Voor je het weet zit je in de val. Gisteren –  of was het eergisteren – werd in het dorp hiernaast nog een man vermoord. Zijn moeder zwaar toegetakeld. Inbrekers van de kwalijke soort. Maar tijdens een wandeling in het Ten Bospark lachte een hoogzwangere vrouw me toe, al was dat op een zonovergoten middag.

Voor duisternis hoef je niet naar buiten en ze is er ook zonder geteisem en geboefte. Je kan thuisblijven met alle lichten aan maar in je hoofd alleen maar donkere gedachten.

Echter, niet alle duister is schrikwekkend. In het donker fonkelen de lichten van lust en liefde. Lange zomernachten vol genot waar geen einde aan komt. Tijd is relatief.

Veel schaduw en duisternis werd op muziek gezet. Dit is er een bescheiden keuze uit. Veel luisterplezier.

Gustave Doré, De Goddelijke Komedie

Wait Until Dark Scott Walker – Scott 2 – Henry Mancini – 1968

Dark Lolita – Angelo Badalamenti & Kinny Landrum – Wild At Heart – Badalamenti – 1990

Dark Days – Stuart Staples – Lucky Dog Recordings 03-04 -Staples – 2005

The Dark Is Rising – Mercury Rev – All Is Dream – Donahue/Mackowiak/Mercel – 2001

Dark Neon – Wilco – Alpha Mike Foxtrot: Rare Tracks 1994 – 2014 – Jeff Tweedy  – 2014

Home After Dark – Dan Stuart – Can o’ Worms – Dan Stuart – 1995

By The Rivers Dark – Leonard Cohen – Ten New Songs – Cohen/Robinson – 2001

The Darker Days Of Me & Him – PJ Harvey – Uh Huh Her – PJ Harvey – 2004

My Dark Ages – Pere Ubu – Datapanik in the Year Zero – 1975-1977 -Ravenstine/Thomas/Krauss/Herman/Maimone – 1996

No Dark Things – Echo & The Bunnymen – Heaven Up Here – McCulloch/Pattinson/de Freitas/Sergeant  – 1981

A Forest – The Cure – Seventeen Seconds – Tolhurst/Hartley/Smith/Gallup – 1980

Darklands – The Jesus & Mary Chain – Darklands – William Reid – 1987

Heart Of Darkness – Sparklehorse – Vivadixiesubmarinetransmissionplot – Linkous – 1995

Long Black Veil – Nick Cave & The Bad Seeds – Kicking Against The Pricks – Danny Del-Marjohn Wilkins – 1986

Big Black Mariah – Tom Waits – Rain Dogs – Tom Waits – 1985

Not Dark Yet – Bob Dylan – Time Out Of Mind – Dylan – 1997

I See A Darkness – Bonnie “Prince” Billy – I See A Darkness – Oldham – 1998

Dark Road – Richard Hawley – Lady’s Bridge – Richard Hawley – 2007

Deep Dark Hole – Los Lobos – The Neighborhood –  Hidalgo/Perez – 1990

Alone In The Dark – John Hiatt – Bring The Family – John Hiatt – 1987

Dark Night – The Blasters – Testament: The Complete Slash Recordings – Dave Alvin – 1985

Dark Water – Rainer & Das Combo – Barefoot Rock With …  – Ptacek – 1994

My Daddy Walked In Darkness – Gil Bateman – Instant Garage – Hoyt Axton – 1966

Dark Was The Night – Ry Cooder – Paris, Texas – Blind Willie Johnson, arr. Cooder – 1985

Dark Night Blues – Blind Willie McTell – R. Crumb’s Heroes Of Blues, Jazz & Country – Gary Atkinson/Blind Willie McTell – 1927

Black Cat Blues – John Lee Hooker – Saga Blues: Blues From the Motor City – B. Besman/John Lee Hooker – 1949

Dark and Dreary – Elmore James & His Broom Dusters – Blues After Hours – Josea  – 1960

The Man In The Long Black Coat – Mark Lanegan – I’m Not There – Dylan – 2007

Dark Turn Of Mind – Gillian Welch – The Harrow & The Harvest – Rawlings/Welch  – 2011

When It’s Dark – Yo La Tengo – Popular Songs – Yo La Tengo – 2009

Be Dark Night – Phosphorescent – Pride – Matthew Houck – 2007

Why Spend a Dark Night With Me? – Moondog – Moondog 2 – L. Hardin – 1970


Gustave Doré, De Goddelijke Komedie

Nawoord:

Waarom geen Darkness on the Edge of Town van Bruce Springsteen, terwijl dat toch een song is die altijd al mijn hart sneller deed kloppen? Het antwoord is simpel: ik houd al lang niet meer van het gedrum van Max Weinberg. En waarom dan geen Black Angel’s Death Song van the Velvet Underground? Ik zou het niet weten.


Samenstelling en research: Martin Pulaski