WAAR GEEN WIND WAAIT

Foto: Agnes Anquinet

Elke dans heeft een contradans.
De pijl omhoog raakt nooit los van de aarde.
Elk lichaam is altijd weer een ander lichaam.
Elk sterk en soepel lichaam is tegelijk een stram en verminkt lichaam.
Alles valt.
Alles valt te ontdekken.
De schaduw van de avond is het licht van de ochtend.
Elk verhaal is een ander verhaal.

Waar je ook kijkt is het einde rond.
Vaste grond is drijfzand.
Een jonge vrouw is van water.
Warme voeten gaan waar geen wind waait.
Een loden bal is vuur is goud.
We weten het en we weten het niet.
Wat is een vraag?

Een oog is een oor.
Een zenuw is een woord is een zin in een boek.
In de spiegel beweegt niets.
Dagen zijn jaren zijn eeuwen zijn wat?

BEWOGEN DAGEN 6.

 

51.
The Flying Burrito Brothers is en blijft mijn favoriete country-rockgroep. Wellicht omdat Gram Parsons, Chris Hillman & Co voor mij de wereld van de countrymuziek hebben ontsloten. Ik denk dat ik de enige Belg ben die al in 1969 ‘Gilded Palace Of Sin’ bezat. Ben ik nu een snob? Wacht dan. Ik ben waarschijnlijk ook een van de weinige Belgen die ‘White Light / White Heat’ heeft aangeschaft toen die LP in 1968 uitkwam. Mijn oude vriend en zielsverwant Guy Bleus mag hier ook wat komen ‘bluffen’ als hij zin heeft: hij was de eerste jongen die ‘The Velvet Underground & Nico’ bezat, de originele versie met de schilbare banaan.

52.
Als je schrijft is het belangrijk dat je niet opgeeft. Je hebt discipline en regelmaat nodig. Je moet elke dag een paar bladzijden schrijven, zelfs al stellen ze niet veel voor. Dat is een zware opgave, maar je hebt geen keuze: je moet blijven schrijven, desnoods tot je erbij neervalt.  Geen goesting? Die komt vanzelf, al schrijvend.

53.
De weinige dingen die ik weet en ken deel ik graag met vrienden, met mensen die ik zielsverwanten noem. Dat is natuurlijk een vaag begrip en met vage begrippen moet je oppassen. Voor je het weet ben je aan het veroordelen en uitsluiten. Voorzichtig zijn dus, niet in het minst omdat ik zelf vaak uitgesloten ben geweest, vooral op de lagere en middelbare school.

54.
Er is zoveel onder de zon en de maan dat ik niet begrijp. Wat is tijd? Hoe is het universum ontstaan? Waarom doen muizen en mensen wat ze doen? Het gebeurt dat ik zelf niet begrijp wat ik heb geschreven. Soms schrijf ik heldere, bijna rationele teksten, soms keer ik terug naar mijn surrealistische beginselen, waarbij de droom de belangrijkste voedingsbodem is. Soms is mijn geschrift een mengvorm: een herinnering aan een droom waarin de analyse al enigszins is verwerkt. Het wordt stilaan tijd voor een verhaal over psychedelische muizen in een smeltend universum.

55.
Uitroeptekens zijn bijzonder lelijke tekens. Ze wijzen op woordarmoede, misschien zelfs op gevoelsarmoede. Ja, ik verafschuw uitroeptekens. Maar er zijn dagen dat ik niet zonder kan, als ik me moe voel, of opgewonden, of geen woorden vind, of als mijn gevoelens zoek geraakt zijn. Laten we ze vermijden!

56.
Ik moet toch eens naar de Wannsee. Dat heb ik nooit gedaan omdat de nazi’s daar op 20 janurari 1942 een conferentie hebben gehouden om voor eens en voor altijd het ‘jodenprobleem’ op te lossen. Zonder twijfel de vreselijkste conferentie ooit. Desondanks wil ik er graag naartoe, al lang, omdat mijn uitverkoren schrijver Heinrich von Kleist daar zelfmoord heeft gepleegd met Henriette Vogel, zijn vriendin. Ze hadden een ‘zelfmoordcontract’. Hij was het leven beu, als mislukt officier uit een traditionele Pruisische officiersfamilie, en zij leed aan kanker. Hij heeft haar op haar verzoek doodgeschoten en vervolgens zichzelf gedood.

57.
Anselm Kiefer is voor mij een van de belangrijkste kunstenaars van de tweede helft van de vorige eeuw. Zijn werk lijkt zwaar en zwaarwichtig, door en door Germaans. Maar er zit ook iets lichts en lichtgevends in, waardoor je bijna gaat zweven als je er lang naar kijkt. Ik vind het zo belangrijk omdat de geschiedenis erin verwerkt is. Het is geen kunst met geheugenverlies. Anselm Kiefers werk staat voor mij op dezelfde eenzame hoogte als de poëzie van Celan en Hölderlin. Het zijn overigens de poëtische accenten die van zijn doeken en sculpturen gezangen maken.

58.
Ik geloof niet dat je om de weg te vinden in mijn teksten een roadmap nodig hebt. Toegegeven: ik ga meerdere kanten uit, laat me leiden door het toeval, ben impulsief, enzovoort. Toch denk ik dat er ergens een centrum is in mezelf dat het allemaal samenhoudt en dat er in wat ik voortbreng daardoor ook een samenhang is.

59.
Over mijn gedichten heb ik niets mee te delen. Of ik zou heel lang moeten nadenken, mezelf analyseren, wat ik niet kan en niet wil. Vaak vertrek ik van een woord, of van enkele woorden. Soms van dromen. Daarna werk ik dat verder uit, meestal door associatie.  Ik schrijf wat me aan woorden of beelden tegemoet komt snel neer, en probeer dat vervolgens te ordenen, visueel, ritmisch. Met het oog op klank en beeld vervang ik woorden door andere. Als ik te lang aan een gedicht werk verknoei ik het meestal. Een gedicht schrijven is een daad van liefde, op zijn minst voor de taal.

60.
Je herkennen in anderen, in schrijvers, kunstenaars, maar ook in ‘gewone’ mensen, dat is een uitzonderlijke en zeer verheugende ervaring.

 

schrijven,autobiografie,pop,populaire cultuur,anselm kiefer,heinrich von kleis,velvet underground,flying burrito brothers,snobisme,rationalisme,surrealisme

Martin Pulaski – Pop 2005 (selectie).

VERWELKEN

leopardi

Voor het slapengaan, de laatste minuten van mijn zevenenvijftig jaar, sla ik een van mijn uitverkoren boeken open, toevallig op pagina 44 en lees dit:

“Van absoluut niemand die de leeftijd van vijfentwintig gepasseerd is, waarna de bloei van de jeugd direct begint af te nemen, kan naar waarheid gezegd worden, afgezien misschien van een of andere stompzinnige figuur, dat hij geen ongeluk ervaren heeft. Want ook al zou het lot iemand in alles gunstig gezind zijn geweest, dan toch zou deze na het verstrijken van genoemde periode zich een enorm zwaar en bitter ongeluk bewust zijn, een ongeluk dat misschien nog zwaarder en bitterder is voor degene die minder door ander ongeluk getroffen is, namelijk dat van het verval en het einde van zijn dierbare jeugd.”

Bieden deze woorden van Giacomo Leopardi troost of strooien ze zout in de wonde?