Op facebook stelde Tim Donker enkele vragen bij een foto van een meisje in Amsterdam die ik daar – na wat geaarzel – publiek maakte. Ik zet zijn commentaar hier in wat beter leesbaar Nederlands om (in voetnoot het origineel[1]).“Jij maakt een foto van een meisje dat je niet kent en zet die vervolgens op facebook? Ik mag hopen dat je haar dat gevraagd hebt? Versta me goed, het is een mooie foto. Het meisje, de schaduw, de achtergrond – het kon welhaast geënsceneerd zijn. Ik kan hem als een voorbeeld van realistische (verslaggevende) fotografie zien en begrijpen. Zelfs als kunst. Niettemin IS dat meisje iemand, en ze wordt hier (buiten haar medeweten?) becommentarieerd. Iets hieraan geeft me een ongemakkelijk gevoel…”
Ook aan mijn erg snel geformuleerd antwoord heb ik wat de vorm, niet de inhoud, betreft enkele kleine verbeteringen aangebracht. “De foto is een ode aan dat meisje en aan de omgeving, het Waterlooplein in Amsterdam. Ik heb het meisje niets gevraagd; ik ken haar niet, ze was een passante. Ze kwam toevallig in beeld. Tijdens mijn vrij korte wandeling maakte ik tientallen foto’s op het Waterlooplein. Pas toen ik thuiskwam zag ik de schoonheid en het bijzondere van het meisje. Haar houding, de blik in haar ogen. Dat had ik allemaal niet opgemerkt toen ik de foto nam. Ik was erg blij met het resultaat, en die blijdschap wilde ik met jullie delen. Het is een beetje de blijdschap die ik tijdens mijn verblijf in Amsterdam voelde. Ja, Amsterdam is een stad die me blij maakt. Dat meisje is daar voor mij een symbool van. Veel meer dan de coffeeshops, het Van Gogh Museum of het Red Light District. Dat meisje is ongetwijfeld iemand, en als een werkelijk iemand staat ze hier ook afgebeeld.Overigens, beste Tim Donker, denk je dat Baudelaire aan het model voor ‘A une passante’ gevraagd heeft of hij dat gedicht mocht publiceren? Niet dat ik mij met de grote dichter wil vergelijken. Versta me echter niet verkeerd: ik vind je vragen belangrijk en ik begrijp je bezorgdheid. Vandaar mijn vrij uitgebreid antwoord op je commentaar. Er bestaat natuurlijk een traditie van straatfotografie. Veel betere en zelfs beroemde fotografen maakten in het verleden al foto’s van mensen die ze niet kenden. Bijvoorbeeld in de metro in New York, met een fototoestel verborgen onder een jas, het knoopsgat voldoende groot voor de lens. Sommigen maakten, om niet door hun onderwerp gezien te worden, foto’s van blinden. Pickpockets van de fotografie maakten op die manier soms schitterende en beroemde foto’s.
Ik verwijs naar ‘The Ongoing Moment’ van Geoff Dyer voor meer informatie daarover. Zelf maak ik zo geen foto’s. Ik stop me niet weg en gebruik geen telelens. Dat meisje had me kunnen zeggen dat ze het niet prettig vond dat ik haar fotografeerde. Ongetwijfeld zou ik dan geschrokken zijn en me vervolgens verontschuldigd hebben. Maar ik ben blij dat ze stilzwijgend ingestemd heeft met wat jij wellicht een schending van haar intimiteit noemt.
[1]“Jij maakt een foto van een meisje dat je niet kent en zet die vervolgens op je feesboek? ik mag hopen dat je haar dat gevraagd hebt? versta me goed, het is een moje photo. het meisje, de schaduw, de hintergrund – het kon welhaast geënsceneerd ween. ik kan het verstaan als realistieke (rapporterende?) photographie;;; ik kan het verstaan als kunst (zelfs). maar niettemin, dat meisje IS iemand, en ze wordt hier (buiten haar medeweten?) becommentariëerd. iets hieraan doet me ongemakkelijk voelen, of ben ik dan een zeikerd?”
Foto: Martin Pulaski, Amsterdam, 10 7 2015.