PHILIPPE SOLLERS EN IK

Philippe Sollers werd geboren op 28 november 1936 en overleed op 5 mei 2023. Zo zou mijn korte biografie of zelfs een in memoriam kunnen beginnen. Maar dat is hier niet het geval. Deze Franse invloedrijke en wispelturige schrijver moet ik anders benaderen. Mijn in memoriam kan alleen maar ongewoon zijn, een egodocument.

In de late jaren zeventig [1] was Philippe Sollers mijn leraar op afstand. Dat heeft hij nooit geweten en zelf kan ik het nog altijd maar moeilijk geloven. Ik keek toen naar hem op en verdiepte mij in zijn vaak hermetische en experimentele teksten. Romans als Lois, H en Paradis hadden toen nogal wat invloed op mijn schrijven, dat toen ook de grenzen van de taal opzocht. En ze overschreed, zoals het ander proza betaamde. Het zijn teksten die ik later verworpen heb, ik begreep zelf niet meer wat ik geschreven had. Toch blijft er van mijn experimenten als Stasis (verschenen in het tijdschrift Aurora, in 1979) een aantrekkingskracht uitgaan. Meer dan eens heb ik Philippe Sollers vervloekt, omdat hij me het leven als auteur erg bemoeilijkt heeft. Maar was ik het zelf niet die me mijn leven moeilijk maakte? Niemand anders dan ik zelf ben toch verantwoordelijk voor de keuzes die ik al dan niet maak? Goed, dit zegt meer over mezelf dan over Philippe Sollers.

De essays in L’Écriture et l’expérience des limites heeft mij geholpen om De Goddelijke Komedie van Dante te lezen, maar die lectuur ook haast onmogelijk gemaakt. Ik heb mij van zowel het theoretische werk als van de romans van Sollers moeten distantiëren omdat ik bang was mijn verstand te verliezen. Hetzelfde heb ik met de geschriften van zijn echtgenote, Julia Kristeva moeten doen. Met Finnegans Wake van James Joyce ben ik nog steeds uiterst voorzichtig.

Philippe Sollers was een man als geen ander, een controversiële denker en schrijver, een professionele dwarsligger. Een extravagante intellectueel, maar zeker geen heilige. Vaarwel, Philippe Sollers.

[1] De periode die ik beschrijf in mijn kroniek Nachten aan de Kant / Antwerpse nachten.

LIEFDE IS VOOR DWAZEN : DE NIEUWE POPULAIRE MUZIEK IS VOOR IEDEREEN

ironwine

Het gaat goed met de jonge populaire muziek. Ik hoor geregeld mooie nieuwe songs, en luister op MySpace vaak verbaasd en verwonderd naar opnames van bands, zangers en zangeressen waarvan ik nooit eerder had gehoord. De echte ‘Americana’ (een term waar ik niet echt gek op ben, evenmin houd ik van de benaming alt.country) van bands als Drive-By Truckers, Gillian Welch & Dave Rawlings, Calexico en zo meer is nog altijd springlevend. Een band als Willard Grant Conspiracy wordt almaar beter door met nieuwe vormen te experimenteren. Dat kan ook wel eens tegenvallen, zoals bij Wilco (‘a ghost is born’) en Calexico (‘Garden Ruin’) in het verleden: wellicht kreeg het experiment meer aandacht dan de traditie, en zorgde dat voor een wanverhouding. Het is nu eenmaal een regel dat alle vormen van populaire muziek, ook jazz, op traditie zijn gebaseerd. Als daar te gretig van wordt afgeweken, zoals in bepaalde extreme vormen van Free Jazz, dan valt de spanning uit de muziek weg en haakt de luisteraar af. Het is dan alleen maar experiment, er is geen vaste grond, de luisteraar voelt zich duizelig worden of krijgt plotseling hevige hoofdpijn, zonder familiale voorgeschiedenis. Maar hoe dan ook moet populaire muziek het van experiment, van vernieuwing hebben om levendig te blijven en aan te spreken. Als je altijd maar hetzelfde herhaalt bloed je dood. Dat lijkt me voor alle kunstvormen een geldige analyse. Bij iemand als Dwight Yoakam lijkt me dat het geval te zijn.

Veel van wat ik op MySpace hoor en echt fascinerend vind lijkt me een verzoening te zijn van diverse soorten populaire muziek (folk, blues, country) en avant-garde. Junkie XL had het vorige zondag in Zomergasten nog over het belang van een avant-garde componist als Stockhausen. Frank Zappa verwees heel vaak naar Edgar Varèse. Je stuit ook vaak op John Cage, Gyorgy Ligeti en Luigi Nono. Allerlei experimenten met oude instrumenten gecombineerd met elektronica en meestal voorzien van een beat klinken nu vaak bijzonder boeiend. Experimenten met elektronica voor allerlei obscure soundtracks spelen een belangrijke rol, maar ook mainstreamfilmcomponisten als Henry Mancini, Ennio Morricone en Bernard Hermann leveren vruchtbare grondtonen. Er wordt bovendien weer veel aandacht aan de stem gegeven. Men zegt dan: die of die band grijpt terug naar Crosby, Stills & Nash. Maar heel wat van de jongere zangers en zangeressen zijn klassiek geschoold en kennen heel wat meer dan de pop en folk uit de jaren zestig en zeventig. De stemmen van Fleet Foxes bijvoorbeeld zijn even mooi als die van de Beach Boys, maar je hebt de indruk dat de Foxes ook goed naar Gregoriaanse muziek hebben geluisterd.

Om een kort verhaal kort te houden: ik heb op dit ogenblik de indruk dat 2008 een vruchtbaar jaar is voor de popmuziek, vergelijkbaar met 1956, 1965, 1977 en 1991. Ik hoop later dit jaar wat meer berichten uit de chaos van mijn muzikale microcosmos de wereld in te kunnen sturen. Muziek is tenslotte een van de weinige menselijke verwezenlijkingen die mij nog kunnen ontroeren en op die manier in leven houden.

Hieronder Bon Iver (een alias voor Justin Vernon) begeleid door the Bowerbirds met ‘Love’s For Fools’, live in the Bowery Ballroom in New York, een erg fijne concertzaal. Bon Iver treedt op in de Brusselse Botanique op 3 oktober later dit jaar.

MAG IK MET DIE VROUW NAAR BED?

psych2

Ik herinner me dat ik het met Else over de prachtige roman ‘De behandeling’ van Daniel Menaker had. Het gaat, zoals de titel al laat vermoeden, over een behandeling bij een psychiater. Ik vertelde haar over de pyschoanalyst in dat boek, hoe hij zijn patiënt, de verteller, vaak allerlei dingen suggereert, zelfs advies geeft, bijvoorbeeld om met een bepaalde vrouw naar bed te gaan; zie je dan niet dat zij iets voor je voelt, zegt hij.

Ik zei tegen Else dat dit toch al vrij ver ging, de patiënt laat zich gemakkelijk beïnvloeden, hij bevindt zich in een ondergeschikte positie. Op die manier kan hij niet langer vrij beslissen – en is het nu niet precies dat waar het allemaal op neerkomt, waarom je in therapie gaat: je wil zelfstandiger worden, vrijer, gemakkelijker kunnen beslissen, kunnen argumenteren en weloverwogen kiezen… Een orthodoxe psychoanalyse is het zeker niet, zei Else. Ach, het speelt zich ook af in de jaren ’70 en in de Verenigde Staten, in die tijd en vooral in dat land werd er waarschijnlijk wel meer geëxperimenteerd dan hier en nu. Maar zou jij dan graag hebben dat ik je advies geef, dat ik je dingen aanbeveel, vroeg ze? Ik weet het niet goed, zei ik. Dat maakt het leven natuurlijk gemakkelijker, als je bij iemand terecht kunt om raad te vragen. Maar aan de andere kant word je dan weer afhankelijk van die persoon en dat is toch ook niet goed.

“Men denkt zich voor de wereld te openen en boet daarvoor met blindheid in de naaste omgeving. Onbegrijpelijk is de hoogmoed, waarmee je erover beslist wat je aangaat en wat niet. Alle lijnen der ervaring zijn je voorgeschreven, zonder dat je het weet, wat zonder letters nog niet te begrijpen zou zijn, blijft ongezien en de wolfachtige eetlust, die zich weetgierigheid noemt, merkt niet wat hem ontgaat.”
(Elias Canetti, De Behouden Tong, 320.)