VAARWEL WIM KAYZER

Wim Kayzer is dood. Heeft in het Nederlands taalgebied ooit een televisiemaker meer voor me betekend dan hij? Zijn lange gespreksprogramma’s, ook televisievertellingen genoemd, maakten van mij een beter mens, daar twijfel ik geen ogenblik aan. De serie Nauwgezet en wanhopig over de geschiedenis van de twintigste eeuw, met als gasten György Konrád (van wie ik alles wat ik vinden kon ben gaan lezen), Gabriel García Márquez, George Steiner en Jorge Semprun, was een revelatie. Een schitterend ongeluk liet mij samen met onder meer Stephen Jay Gould, Oliver Sacks, Daniel Dennett en Stephen Toulmin nadenken over de rol en betekenis van de wetenschap in de 20ste eeuw. In Vertrouwd en o zo vreemd werd het geheugen verkend met o.m. Armando, Ben Okri en Joseph Brodsky. Ik meen mij te herinneren dat ik pas daarna sublieme poëzie en proza van Brodsky ben gaan lezen.

Het ongeëvenaarde hoogtepunt in Wim Kaysers televisieloopbaan zal wel Van de schoonheid en de troost zijn. Die twee zo belangrijke thema’s met elkaar verbinden is op zich al uniek in de vluchtige wereld van de televisie. En dat dan nog eens zo lang en zo boeiend kunnen rekken met zoveel interessante wetenschappers, kunstenaars en schrijvers (onder meer Simon Schama, Germaine Greer, Martha Nussbaum, J.M. Coetzee en Jane Goodall), getuigt niet alleen van kennis en inzicht maar ook van wilskracht en volharding. Vaarwel, Wim Kayzer.

FLANDRIA / CRASH

Martin Pulaski en Jean-Pierre Drieskens, Neerharen, circa 1965

Niven Davidsen: Herken ik Highway 61?
Martin Pulaski: Helaas niet. Het is wel in die gebuurte. Kasteelstraat. Volgens mij heette die toen nog de Vaartweg.
Niven Davidsen: Als het zo zit, kan ik er toch wel een half punt voor krijgen?
Martin Pulaski: Highway 61 heette eigenlijk Geulerweg. Die weg was vlakbij de Vaartweg, gewoon de hoek om en je bent er. Daar ben ik met deze Flandria, die van mijn broer was, een keer ten val gekomen. Craaaaash! Nadien nooit meer mee gereden. Al was mijn nek niet gebroken. Ik had zelfs geen schrammetje.
Niven Davidsen: Op de foto had ik zo al het idee dat je James Dean achterop had zitten. Nu begrijp ik hoe het precies zat met die crash waarin hij aan zijn eind gekomen is.
Martin Pulaski: Verbluft, zal ik maar zeggen.
Niven Davidsen: Daar is een naam voor: verdringing.
Ivo Z: Een Flandria Record! Topmachientje destijds.
Martin Pulaski: Korte tijd later had ik een Garelli, minder gevaarlijk en geel als een liedje van Donovan.

My feet are getting tired
My head begins to spin
Who of us is dreaming
You or me or him?
Yes, you know I’m waiting
While these times unfold
Looking backward briefly
Running down the road
Arlo Guthrie, Running Down the Road

Jean M: Jean-Pierre Drieskens op d’n tuf. Hij woont nu in Weert, als ik mij niet vergis.
Martin Pulaski: Jean-Pierre Drieskens, zeker. Ik heb hem sinds eind de legendarische jaren zestig niet meer teruggezien. Van mijn moeder hoorde ik destijds dat hij inderdaad in Weert woont. Mijn moeder was goed bevriend met de moeder van Jean-Pierre. Hoe heette ze ook alweer? Ze was uit Gent afkomstig. Een outsider in Neerharen, net zoals mijn moeder. Haar heb ik af en toe wel nog teruggezien. Jean-Pierre en ik waren allebei hevige Rolling Stones-fans. De enige in Neerharen. In de bibliotheek van Jean-Pierres vader, die verpleger was in het Gesticht in Rekem, trof ik een keer de Nederlandse vertaling aan van The Carpetbaggers, een bestseller van Harold Robbins. Op die manier heb ik het aan Jean-Pierre – en aan zijn papa – te danken dat ik niet alleen een kenner ben geworden van de wereldliteratuur maar ook schrijver van een schokkende bestseller (die ik nog altijd niet heb beëindigd).
Jean M.: Je maakt mij nieuwsgierig. Veel seks en geweld, neem ik aan.
Martin Pulaski: Zeker. En Flandria’s. Ik heb wel wat pech gehad. Toen mijn bestseller bijna af was zag ik de film Crash van David Cronenberg en las vervolgens het boek van J.G. Ballard. Ik besefte dat ik hetzelfde boek had geschreven als Ballard. Woord voor woord, op enkele kleine verschillen na, onder meer die brommer. Nu moest ik helemaal opnieuw beginnen. Alleen de Flandria kon ik behouden.
Jean M.: Het komt wel goed. Volg je droom!

The Carpetbaggers, Edward Dmytryk
Crash, David Cronenberg

TUTTI FRUTTI

little richard

Marius: Hallo, dag Dita, hoe gaat het?

Dita: Dag Marius. Je hebt het toch gehoord van Little Richard? De Quasar of rock, aldus zijn biograaf Charles White…

Marius: Hoe vertaal je dat eigenlijk, Quasar? Ach wat maakt het ook uit, dood is dood. Paul McCartney noemde hem one of the greatest kings. Wat een verlies, Dita. Samen met Chuck Berry was hij toch wel de grootste van allemaal, ook al was hij eerder klein van gestalte.

Dita: Een paar dagen geleden ontvielen ons ook al Florian Schneider en Millie Small.

Marius: Het is godgeklaagd. Zeg Dita, heb je al opgemerkt dat er een diepere verwantschap bestaat tussen Little Richard, Florian Schneider en Millie Small?

Dita: Bedoel je hun dada-achtige poëzie, hun repetitieve stijl?

Marius: Ja, dat bedoel ik. Luister maar eens naar Little Richards True Fine Mama. Dat pareltje is tekstueel niet veel meer dan dit: Honey, honey, honey, honey, honey / Honey, honey, honey, honey, honey / Honey, honey, honey, honey / Honey, honey, honey, honey / Honey, honey, honey, honey / Honey, honey, honey /Honey, honey, honey / Honey, honey, honey / Honey, honey, honey / Honey, honey, honey / Honey, honey, honey / Honey, honey, honey.

Dita: Perfect. En Autobahn van Kraftwerk dan, dat gaat zo: Wir fahren, fahren, fahren auf der Autobahn / Wir fahren, fahren, fahren auf der Autobahn

Marius: En dan hebben we My Boy Lollipop nog niet gehad:  Oh, my boy lollipop / Oh, my boy lollipop / My boy lollipop.

Dita: Tschernobyl, Harrisburgh / Sellafield, Hiroshima /Tschernobyl, Harrisburgh / Sellafield, Hiroshima.

Marius: Radioactivity… Hoe absurd. Ik zocht de tekst van Tutti Frutti.  Wat nu… Een nummer van Pat Boone, staat er. Kun je dat geloven? Pat Boone? Ze hadden er even goed Charlton Heston of Ben Hur van kunnen maken. Maar goed, de tekst ken je wel, denk ik. Die gaat zo:

A-bop-bop, a-loo-mop, a-lop-bop-bop / Tutti Frutti, all rootie / Tutti Frutti, all rootie / Tutti Frutti, all rootie / Tutti Frutti, all rootie / Tutti Frutti, all rootie / A-bop-bop, a-loo-mop, a-lop-bop-bop.

Dita: Geweldig, een van de indrukwekkendste dadagedichten ooit geschreven. Maar ik vraag me al heel lang af hoe je dat awopbop etcetera moet spellen. Bestaat daar consensus over, een draagvlak bedoel ik.

Marius: Dat kan ik je via de telefoon moeilijk verklappen. Ik stuur je wel een mailtje. Zelf baseer ik me op Nik Cohns onovertroffen boek Awopbopaloobop Alopbamboom: Pop From the Beginning, uit 1969. Ken je dat?

Dita: Wat dacht je, Marius? Over the Rolling Stones schreef hij “if they have any sense of neatness they’ll get themselves killed in an air crash, three days before their thirtieth birthdays.”

Marius: Dat geloof ik niet.

Dita: Dat ik dat uit het hoofd ken? Nee, ik heb het boekje hier niet zo toevallig liggen. Ik wilde nog eens nalezen wat Nik Cohn over Little Richard schrijft. Zo spel jij dus Awopbopaloobop Alopbamboom?

Marius: Ja. Dat is de eenvoudigste manier, vind ik. Zeg Dita, wat vind je van deze oefening in Dada: It’s not because the money you have is only chicken feed / It’s because I know I’m not the only chicken you feed / I don’t care if a boy has barely enough to feed me /I just wanta know that I’m the only chicken he feeds.

Dita: Van wie is dat?

Marius: Een single van Millie, maar wie de auteur is weet ik niet. Een kennis van me schreef naar aanleiding van haar dood nogal denigrerend over Millie. Hij vond dat de openbare omroep daar geen aandacht aan had moeten besteden.

Dita: Wat! Dat kan toch niet. Millie heeft ons destijds zoveel plezier bezorgd. Die kennis van jou zou toch moeten weten dat zij in de UK en ook bij ons de bluebeat heeft geïntroduceerd en op die manier een wegbereider voor ska en reggae is geweest.

Marius: Wind je maar niet zo op, Dita. Maar je hebt natuurlijk gelijk.

Dita: Wil die kennis dan nog wat meer sport op de openbare omroep? Fuck sporza, zeg.

Marius: Nee, de man is echt wel oké. Ik denk dat hij Millie niet goed kent. Dat is alles.

Dita: Weet je wat ik ook schitterend tekstregels vind? Niet helemaal dada, maar toch. Ze zijn van Big Joe Turner: Now flip, flop and fly / I don’t care if I die / Now flip, flop and fly / I don’t care if I die /Don’t ever leave me, don’t ever say goodbye.

Marius: Geweldig. Zullen we het hierbij laten, Dita? Ik wil graag nog wat in het boek van Charles White lezen.

Dita: En ik ga platen van Little Richard beluisteren. Las net dat zijn album The Rill Thing zo goed is. Het was een soort van comeback uit 1970 op Reprise.

Marius: Little Richard op het label van Frank Sinatra?

Dita: Dat is toch niet zo uitzonderlijk. Captain Beefheart zat daar toch ook een tijdje op?

Marius: Captain Beefheart! De allergrootste dadaïstische rocker… Alleen al Beatle bones and smokin’ Stones:  The dry sands fall /  The strawberry mouth; strawberry moth; strawberry caterpillar / Strawberry butterfly; strawberry fields / The winged eel slither on the heels of today’s children / Strawberry feels forever.

Dita: Wanneer zou onze favoriete wijnbar weer opengaan?

Marius: Het zal nog wel even duren maar ik kijk er naar uit. Mondmasker of geen mondmasker.

Dita: Halsreikend?

Marius: Halsreikend.

EEN BLAUWE BIKINI

buy

Je stem zwerft door deze kamer, soms hoor ik een heel koor van halve engelen, soms de echo van een kleine gekwetste vogel. Die van de duivel in je hoor ik hier nooit. Van toen je zei: Ik heb een nieuwe bikini.

Een blauwe, zoals de kimono in het liedje van Will Tura?
Ja.
Met bolletjes?
Ja.
Zwarte?
Nee, witte.
Mmmm.
Het was een koopje.

Ik was door en door gelukkig, maar mogelijk was ik toch in een slechte bui. Perfect geluk bestaat gelukkig niet. Er is altijd iets anders, iets donkerders, om het geluk als het ware te overbelichten, wat goede fotografen bijna altijd doen als ze iets zien wat ze graag zien.

We zouden een moord moeten plegen.
Een moord, jongen toch… Op wie dan?
Op niemand, niet op een mens, eerder op de slechte smaak.
Vind je mijn bikini niet mooi dan?
Natuurlijk wel, gek.
Welke slecht smaak dan?
Ach nee, niet de slechte smaak, ik weet het niet.
Ik wil geen moord plegen.
Een aanslag dan?
Dat is nog erger.
Een aanslag tegen alles wat ons wetmatig belet lief te hebben.
Dat kan ik niet, hoe doe je dat?
Dat weet ik niet, misschien moeten we er nog over nadenken.
Ik wil niet nadenken, alleen maar liefhebben.
Ja, dat weet ik, en ik weet niet wat ik zeg.
Je zei onlangs nog dat ik te ver over de grenzen ging, dat zei je zelf.
Ja, dat herinner ik me, ik was dronken.
Maar je was bang.
Ja, ik was bang en boos vanwege die wetmatigheden.
Waarom was je bang?
Dat jou iets zou overkomen.
Mij overkomt niets, ik ben sterk genoeg.
Ach liefste, ik wil niet moorden en ik wil geen aanslag plegen.
Wat wil je dan, mijn lief?
Lach nu niet, ik wil een kleine vogel zijn.
En naar me toevliegen?
Ja.

O hoe we lachten! Ook die lach van jou en mij blijft hier nog de kamer vullen. Maar alleen op heel bijzondere dagen. Dagen waar ik zelf geen vat op heb. En dat maak het wachten zo treurig en zo lang. En daarom luister ik zo graag naar
‘Best Of Both Worlds’ en Sneakin’ Thru’ The Alley With Sally’ van Robert Palmer, zoals zovelen in zijn vak veel te jong gestorven.

GEPARFUMEERD GENIE

Opeens sloeg de bliksem in.
Waarom was je niet bij me toen de bliksem insloeg, vroeg hij. Waarom was je niet bij me toen ik zo bang was?
Er vielen vier doden, tientallen gewonden.
Waarom was ik niet bij je, zei ze.
Ze liep naar de keuken, dan naar het terras, rookte een sigaret.
Hij vulde zijn glas bij.
Deze wijn smaakt giftig, zei hij. Vuile wijn. Zeker Franse?
Geen idee, zei ze, het is wijn zoals we die altijd hebben gekend.

Ze moesten roepen om elkaar te kunnen verstaan. De cd van Perfume Genius stond luid. En van de eetkamer tot het terras is een hele afstand, tenzij je met de snelheid van licht loopt. Hij dacht, hoe luid roep ik nu toch. Wat zullen de buren denken van die luide piano? Misschien begeven de luidsprekers het wel. Klinken de zwarte toetsen het luidst? Een piano met alleen maar witte toetsen, dat is een idee.

Een piano met witte toetsen, is dat geen goed idee, zei hij.
Heeft John Lennon vast bedacht in zijn tijd, zei zij.
Ja, John Lennon, dat is mogelijk. Hij heeft zelfs “Occupy Wall Street” bedacht, zei hij.
“Power to the people”, zei zij.
Maar als het van mij afhangt George Harrison, zei zij.
Negenennegentig procent van de people, zei hij.
Wat maakt het ook allemaal uit, zei zij. We gaan allemaal dood, vroeg of laat. Leven en laten leven, zei ze.
Je bent gek, zei hij. Rijp voor het gekkenhuis.
Ik ben helemaal gek, zei ze.
Vind je die Perfume Genius nog altijd zo goed, zei hij.
Heel mooi, maar zo droef, zei ze. En zo gek.
Die piano klinkt wit, zei hij.
Met wit wis je alle verdriet uit, zei zij. Zoals op het witte doek de dromen je helpen vergeten, zei ze.
Dat de zon alweer niet schijnt, zei hij.
Dat vind ik overigens de beste elpee van the Doors, Waiting For the Sun, zei hij.
De enige mooie plaat die ze hebben gemaakt, zei zij. “Summer’s Almost Gone”, zo melancholiek.
Toen ik met die plaat aan de kassa stond, heb ik in mijn broek gepist, zei hij.
Echt, zei zij.
Was ik toen zeventien of achttien, dacht hij. Ik had een blaasontsteking, mijn moeder had me lindenthee laten drinken.
Ja, zei hij, en zo moest ik vijf kilometer lopen. Met die elpee in een zakje van De Harp onder mijn arm.
Er is zoveel met je gebeurd waar ik geen weet van heb, zei ze.
Maar toen de bliksem insloeg, zei hij.
Maar toen de bliksem insloeg, zei zij.

NAAR MACAO

Macau-Government-House

Je bent zo onrustig, mijn liefste.
Ben ik niet altijd onrustig, dan?
Je vertelt me minder dan ooit. Waarom zwijg je de hele tijd? Je hebt toch niets te verbergen.
Ik heb alleen maar geheimen te verbergen, maar je kent ze allemaal.
Welke geheimen dan?
Je kent ze. Je weet alles over me. Alleen jij kunt me gelukkig maken en me schade toebrengen.
Dat zijn harde woorden, Martin.
Nee, dat vind ik niet, dat is liefde. Liefde is nu eenmaal gevaarlijk.
En broos.
Ja, dat ook, maar dat is een oud woord, dat brengt me oude gedichten in herinnering.
En toneelstukken? Weet je nog, lang geleden? Toen we Ibsen lazen, en Strindberg.
Ja, dat herinner ik me nog. Vooral de spoken van Ibsen en de strijd tussen man en vrouw van Strindberg.
De sterkste, dat heeft hij geschreven, dat vond ik zo goed. Ik vond het zo goed dat ik er wilde over schrijven. Ik wilde niet dat het stuk ophield.
Maar Sarah, je hebt toch ook De rode kamer gelezen?
Ja, natuurlijk.
Dat gaat toch over zwakken mensen. Weet je nog, die Olle Montanus, zo heet hij geloof ik, die man pleegt zelfs zelfmoord. Hij voelt zich mislukt.
Begin daar nu niet over vanavond, Martin.
Waarom zou ik niet?
Omdat je teveel hebt gedronken. Al die port doet je geen goed. Je wordt er week van. Kijk maar eens in de spiegel. Een bleek gezicht heb je, en onheilspellende ogen.
Mijn ogen weten niet waarheen, Sarah.
Je ogen wisten mij nochtans te vinden.
Toen kenden ze jou nog niet, ze hadden je lijf nog niet gezien.
Nee, dat is zo, ze bleven aan de oppervlakte.
Het was een mooie oppervlakte en ze bleven er graag. Maar onze tijd is veranderd. Toen wisten we nog niets.
We wisten elkaar te treffen.
Daarvoor hadden we andere mensen nodig. Wat we vrienden noemen.
Word je nu sarcastisch? Please?
Nee, ik wil weg, ik ben onrustig. Ik kan hier niet meer aarden.
Sta ik je in de weg, heb je genoeg van me?
Sarah, nee, ik heb niet genoeg van je. Ik wil net meer van je, ik wil je helemaal, maar zo geef je je niet aan mij. Je houdt altijd iets achter. Je geeft je niet.
Martin, we zouden opnieuw moeten beginnen. Alles zou altijd opnieuw moeten beginnen. Iedereen zou altijd een tweede kans moeten krijgen.
Zo werkt het niet. Jammer. Maar ik weet het ook niet, hoe het dan wel werkt. Ik weet alvast dat ik niet opnieuw kan beginnen. Ik ben tot hier gekomen, en op die manier gedetermineerd.
Er worden grote dingen van je verwacht?
Misschien, maar ik heb alleen maar kleine dingen te bieden. Niets eigenlijk.
Je bent onrustig, Martin.
Sarah, wat verwacht je van me?
Dat we gelukkig zijn. Gelukkig. Dat kan toch niet zo moeilijk zijn.
En kinderen? Die wil je toch.
Ja, kinderen. En kleuren en sprookjes vertellen en jij zingt liedjes en speelt op je gitaar.
Dat kan niet meer, Sarah, mijn gitaar is ontstemd.
Martin, weet je dat Patti Smith haar gitaar liet stemmen door haar vrienden. Zij kon het zelf niet. Ze vroeg aan haar vrienden, wil je een lied voor me spelen, en dan moesten ze haar gitaar stemmen. Zo deed ze dat. Ze heeft veel vrienden.
Ja, Patti Smith. Zo moet je dat doen. En niet van het podium vallen. Je weet toch dat haar ouders een café hadden?
Ja, ze is nog altijd dol op koffie. Alleen de geur al. Maar ze drinkt niet meer. Je hebt gelijk. De mensen zijn niet consequent. Zelfs Patti Smith niet. In het begin propageerde ze opium en nu vindt ze dat je best zoveel mogelijk water drinkt. Twee liter per dag.
Sarah, konden we maar autorijden. Ik wil weg. Ik ben te onrustig voor deze straten. Deze stad is niet veilig. Ik wil weg.
Waar wil je naartoe?
Naar Macao.
Waar is dat? Ik ken de naam, maar ik heb er geen idee van waar het is.
Ik ook niet, maar ik denk dat het er goed is. De mensen schijnen er Portugees te spreken. Laten we zo spoedig mogelijk vertrekken.
Wil je niet liever alleen gaan, dan kun je daar schrijven over je avonturen.
Nee, ik wil naar Macao met jou. En we zullen daar dan al ons geld uitgeven aan onzinnige dingen, en we vertellen dat we beroemd zijn in ons land van herkomst. We roken opnieuw twee pakjes sigaretten per dagen. En we doen niets anders dan leugens vertellen.
En als we het overleven schrijven we er een reisboek over?
Ja, als we het overleven schrijven we een bestseller en anders gaan we naar de hel.

Foto: Macao, Regeringsgebouw.

 

EEN TREINRIT

thomas

Op de trein. Ik heb plaats genomen in een coupé die veel weg heeft van een badkamer. Er staat de reizigers zelfs een wastafel met stromend water – koud en warm – ter beschikking.
Thomas is bij me komen zitten om wat met me te praten, over ernstige dingen. Zo vertelt hij me onder meer dat hij een paar weken geleden geprobeerd heeft zich van kant te maken, met een scheermesje.
“Het is natuurlijk weer mislukt”, zegt hij, “ik ben zo zenuwachtig”.
“Dat is van de koffie”, zeg ik op vertrouwelijke, medeplichtige toon, “we drinken teveel koffie”.
Thomas knikt instemmend.
“Ik weet het”, zucht hij dan.
We zwijgen even, kijken niet naar het landschap maar recht voor ons uit.
“Toch is zelfmoord een goede oplossing”, zegt Thomas.
“Ik vind dat helemaal geen oplossing”, zeg ik. “Mensen die zelfmoord plegen zijn laf. Ze kunnen hun eigen ellende niet meer de baas, ze kunnen niet meer verder leven met hun schuldgevoelens en hun angsten. Dus wat doen ze? Ze onttrekken zich eraan. Ze zetten er een punt achter.”
“Dat is geen lafheid”, zegt Thomas, “het getuigt veeleer van inzicht, van een nuchtere kijk op de stand van zaken in de wereld en in het leven.”
“Het is lafheid omdat ze er niets mee oplossen”, zeg ik, “ellende, schuld en angst gaan niet mee de dood in… Dat is de nalatenschap voor degenen die hen gekend, met hen samengeleefd, aan hen gedacht hebben”.
“Die moeten dan ook maar zelfmoord plegen”, lacht Thomas.
“Je bedoelt een soort ‘kosmische zelfmoord’?”, vraag ik enigszins spottend. (Ik kan dit gesprek niet langer au sérieux nemen).
“Ja ongeveer zoals Spinoza dat zag”, zegt Thomas.
Gekscheert hij nu, of meent hij dit ernstig? Ik weet het niet meer. Onzekerheid en verwarring maken zich van me meester. Moet ik hem, er zorg voor dragend hem niet te kwetsen, op de denkfout wijzen? Maar als het om een grap ging, wat heel goed mogelijk is met Thomas, zou ik me op die manier belachelijk maken. Aan de andere kant kan ik toch moeilijk doen alsof die fout geen fout was, want dat zou pas echt kleinzielig zijn – als het Thomas ernst was.
Dan komt de trein aan in Roosendaal, waar ik moet uitstappen voor zaken.

Foto: Agnes Anquinet, Martin Pulaski in de trein.

IL DESERTO ROSSO

antonioni 2

“GIULIANA Ik kan geen beslissing nemen… omdat ik geen alleenstaande vrouw ben… hoewel ik… soms… gescheiden ben… nee, niet van mijn man, de lichamen… zijn… gescheiden. Als u me slaat doet dat u geen pijn… hè? Wat zei ik net? O ja… Ik ben ziek geweest, ja… maar ik mag er niet aan denken, dat wil zeggen, ik moet denken dat alles wat me overkomen is… dat is het… het spijt me… Neem me niet kwalijk.”
Michelangelo Antonioni, Il Deserto Rosso

Beeld: een foto van mijn exemplaar van de vertaling van drie scenario’s van Michelangelo Antonioni, uitgegeven bij Bruna in 1970. De omslagillustratie is van de onovertroffen Dick Bruna.

HET LEVEN IS EEN STRIJD

L’art pour l’art, zei zij,
Strijd om de strijd, jij.
Voor het behoud van witte kapellen en ongeschonden Marialegendes, hoeren uit de
Filippijnen, Wilde Jongens van William Burroughs, mijn oude meester, zei je.
Strijd om de strijd, maar tevens tegen de tijd van de televisie-champagnes en Benettons Grote Verbroedering, voor Giotto’s kleine tirannen van goud die Padova behoeden voor het gat in de ozon, zei je.
En je zei, voor de prins van de waanzin en de in tule gehulde godin van de wellust omdat alleen zij een feest maken van zaterdagnacht.
Tegen de dictator en zijn marionetten, zei je, die met het zweet van de Indiaan kogels koopt en trompetten en die de zwijgzame grond dankt met jonge naamloze lijken.
L’art pour l’art, zei zij.
Doden om te doden, zei jij.
Er kwam geen eind aan het gesprek.

DE AMBITIE VAN MELANIE : GET HIGH & WATCH TV

Het grappigste moment in Quentin Tarantino’s Jackie Brown vind ik dit stukje conversatie tussel Ordell Robbie (Samuel L. Jackson) en Melanie (Bridget Fonda):
“Ordell Robbie: Damn girl, you gettin’ high already? It’s only 2 o’clock in the afternoon. I get my shit done for the day, then I get high. And besides, getting high and watching TV will rob you of your ambition!
Melanie: Not if your ambition is to get high and watch TV..”

Vooral het gevatte antwoord van Bridget Fonda is buitengewoon hilarisch, maar je moet zien hoe ze het zegt, haar gelaatsuitdrukking, haar lichaamstaal, de manier waarop ze langoureus, in hotpants, neerploft in de canapé. Die scène is een subliem moment uit de recente filmgeschiedenis. Na de moord op Melanie kon de film mij niet meer echt boeien. Die koelbloedige moord om zulke welbespraakte en sexy vrouw voor altijd het zwijgen op te leggen, dat was teveel voor mij, gevoelige ziel. Misschien een van de brutaalste momenten uit de recente filmgeschiedenis?

DE HEL VAN CHUBBY CHECKER

De hel, dat zijn niet de anderen, zegt ze.
De hel is een voortdurende limborock, zegt ze.
In de hel ben je de dubbelganger van Chubber Checker, zegt ze.
Je moet onder die stok door, zegt ze.
Naar de overkant, zegt ze.
Maar er is geen overkant, zegt hij.
Precies, zegt ze, dat is de hel.
Je gaat onder die stok door en bereikt de overkant, zegt ze.
En die overkant is helemaal hetzelfde als de kant waar je vandaan komt, zegt hij.
Ja, zegt ze, het is er het spiegelbeeld van.
Er is geen overkant, zegt hij, dat is de hel.
Er is alleen maar een spiegelbeeld, zegt ze.
Er is alleen maar een hiernumaals, zegt hij.

L’ORIGINE DU MONDE

psych

Later vertel ik haar de droom over de remedie tegen hoofdpijn. De man met zijn hoofd in de vagina. Is dat de scène waar ik naar zoek, die mij gelukkig zou moeten maken? Is dat het alles samenvattende beeld. De oermoeder, de aardse godin, de schoot waarin je terugwilt, waar alles veilig is en je geen pijn hebt. De oorsprong van de wereld. Ik doe zoveel inspanningen om die ‘oerscène’ terug te vinden, zelfs op mijn fiets heb ik een scherm waarop ik zoek.

En het boek met de afgehakte hand, het bloed en het sperma? Zijn dat relikwieën?
“Wat associeer je daar mee?” vraagt de vrouw.
“ Ik kan niet associëren. Of toch…Ja natuurlijk de fietstocht naar de Allerheiligenstraat, vorige zaterdag…”
“Ja…” zegt ze.
“Ik kom bij jou toch ook die scène zoeken die mij gelukkig zou moeten maken. Bij jou zet ik veel op het spel.”
“Maar dat gevaar,” zegt ze, “heeft dat niets met je eerste huwelijk te maken? En die afgehakte hand? Je wilde toch één worden met je eerste vrouw?”
De vrouw wil het gesprek in de richting van mijn eerste huwelijk sturen, dat is wel duidelijk.
“Je hebt toen eens boven een brug gehangen”, zegt ze. “Gevaarlijke dingen gedaan.”
“Neen, zeg ik. Dat was veel later. Toen was ik al bij haar weg. Toen kende ik Laura al. Dat was de nacht dat we tequila leerden drinken. Amerikanen hebben ons dat toen geleerd. Dat was met Job en Dora. Duchateau beweert dat hij daar ook bij was. Maar dat kan niet. Duchateau zat toen in de gevangenis wegens schriftvervalsing.”

“Ken je dat schilderij”, vraag ik haar na een tijdje, “’De oorsprong van de wereld’, van Gustave Courbet? Hij schilderde het in 1866. Het toont een vrouw die op een laken ligt met de dijen gespreid, de toeschouwer een rechtstreekse blik gunnend op haar geslacht. Er heeft lange tijd een taboe op gerust, geen mens kreeg het te zien. De laatste eigenaar van het revolutionaire doek was Jacques Lacan. Hij heeft het samen met zijn geliefde, actrice Sylvia Bataille, de ex van Georges Bataille, aangeschaft in 1955. Zijn vriend André Masson heeft vervolgens een doek geschilderd waarmee ‘L’origine du monde’ zedig werd bedekt, om het aan de blik van Lacans nieuwsgierige bezoekers te onttrekken. Na de dood van Lacan werd het werk van Gustave Courbet eigendom van de Franse staat. Sinds 1995 hangt het in het Musée D’Orsay in Parijs.”
“Merkwaardig,” zegt ze, “Jacques Lacan, de psychoanalyst…”
Er valt een veelbetekende stilte.

Foto: Martin Pulaski