OP DRIFT

Derive-Preambulatory-walk_1024

Je zou de indruk kunnen krijgen dat ik alle kanten op ga met de – meestal autobiografische – verhalen, beschouwingen, gedichten, verwensingen, grotesken en lofzangen die ik hier publiek maak. Ik laat me inderdaad leiden door het toeval, door datgene wat mijn weg kruist, waar mijn oog op valt, door commentaren van lezers, door gesprekken met vrienden en vreemden en vooral door dromen. Ik sla zijpaden in, ik wijk af, ik raak op drift, ik doe aan wat in het Frans ‘la dérive’ wordt genoemd. Guy Debord schreef daar in nummer 2 van het tijdschrift Internationale Situationniste (verschenen in december 1958) onder meer het volgende over:
“Entre les divers procédés situationnistes, la dérive se présente comme une technique de passage hâtif à travers des ambiances variées. Le concept de dérive est indissolublement lié à la reconnaissance d’effets de nature psychogéographique, et à l’affirmation d’un comportement ludique-constructif, ce qui l’oppose en tous points aux notions classiques de voyage et de promenade.”

Ik pas ‘la dérive’ tot mijn spijt niet veel meer toe in de letterlijk ruimtelijke betekenis ervan, maar volg veeleer een geestelijk parcours, of ik laat me gewoonweg leiden door de zinnen.
Hoewel mijn teksten op drift raken en vaak zijwegen inslaan, overwoekerde paadjes soms, denk ik toch dat er ergens in mij een centrum is dat het allemaal samenhoudt en dat wat ik voortbreng daardoor ook een samenhang bezit. Maar ik wil geen kunstmatige samenhang opdringen aan wat ik schrijf. Ik beschik over geen enkele theorie en dat vind ik goed. (Ook de theorie van ‘la dérive’ hak ik in stukjes en ik kies er daarna de beste uit.) Ik maak geen systeem en ik onderwerp me er ook niet aan.

22 maart 2006. Herzien op 12 maart 2018.

REGIONEN VAN DE VERBEELDING

IMG_7951.JPG

In jouw Londen zwerf je rond in een boek, in meerdere boeken, in een hele bibliotheek. De ene wijk is een roman van Virginia Woolf, de andere een gedicht van Keats, wat verderop houden Ian McEwan en Martin Amis de wacht. In de vuile lucht die je inademt zitten, nauwelijks zichtbaar, letters van Shakespeare, het gras op Primrose Hill groeit uit de buik van William Blake. In je Londen bestaat het reële niet. Je wandelt door straten van the Beatles, the Rolling Stones, David Bowie, the Clash en Marianne Faithfull. De meisjes en jongens in Soho, Chelsea, in Brick Lane en Camden Town zijn figuranten in een lange, coole film van een Antonioni-adept. De gevels zijn schilderijen van Peter Blake en Richard Hamilton, de interieurs en de figuren die je je achter de ramen voorstelt creaties van Francis Bacon, Lucian Freud, RB Kitaj en David Hockney.

Na zo’n dérive begeef je je naar the Dog & Duck waar Hanif Kureishi achter de toog staat. Hoe lekker, dat Spaanse bier!

IMG_8100.JPG

Peter Ackroyd houdt het allemaal bij elkaar, geeft er betekenis en zin aan.

IMG_8646 baillementshysteriques2.jpg

Als je thuiskomt moet je je, zoals Zizek schrijft, weer laten neerploffen in le réel, wat wel eens een moeilijke opgave zou kunnen zijn. Echt, meen je dat? Ja, want ook in je eigen stad slenter je graag dagdromend door de straten en in de parken, met de stemmen van schrijvers en de beelden van fotografen en kunstenaars in je hoofd. Een estheticus, een schone ziel, een aanhanger van l’art pour l’art dan toch nog altijd? De teleurstelling als je thuiskomt is echter groot. Hoezeer je je ook verzet tegen de val: de zuigkracht van het reële is te sterk. Er zijn niet alleen de grijze, verloederde straten van Anderlecht en de lelijke*, slecht geklede mensen (waar jij deel van uitmaakt). Er zijn ook het WK, de Ronde van Frankrijk, de honderden popfestivals, waar namaakmuziek een alibi is voor het consumeren van slecht bier en zielloze seks; bovenal zijn er de verschrikkingen die Israël in zijn bezette gebieden tegen de bevolking begaat. Je stort onherroepelijk en noodzakelijkerwijs neer in de dagelijkse miserie. En terwijl je neerstort kom je al opnieuw in opstand, of verzin je een nieuwe vlucht in andere regio’s van de verbeelding.

IMG_8952.JPG

*In ‘De ringen van Saturnus’ schrijft W.G. Sebald dat de Belgen, en met name de Brusselaars, zo lelijk en zo misvormd zijn ten gevolge van de ongeremde uitbuiting van de Kongolese kolonie. “In elke geval herinner ik mij heel goed dat ik bij mijn eerste bezoek aan Brussel in december 1964 meer gebochelden en gekken ben tegengekomen dan anders in een heel jaar.”, lees ik op pagina 129. In Sint-Genesius Rode ziet Sebald een scheefgegroeide, spastische biljartspeler “met onfeilbare zekerheid de moeilijkste caramboles maken.”

Foto’s: Martin Pulaski, London, juni 2014. Een vrouw in Chinatown; de bibliotheek van John Keats in Keats House; “bouillements hystériques” in Whitechapel Gallery; een meisje in Baker Street Station.

ONENIGHEID / TEMPEST

Foto: Martin Pulaski, zomer 2009

Die week hoorde ik alleen maar Bob Dylan. Niet zo ongewoon voor mij, maar ik nu wilde ik te weten komen welke Bob Dylan mij het meest raakte, het meest ontroerde. Ik kon het maar niet eens worden met mezelf, met de stemmen in mij, met de stemmen in jou, met de vele paradoxale stemmen – en maskers – van de zanger. Op een donderdag koos ik voor John Wesley Harding, jij koos voor Blonde On Blonde, Dylan zelf gaf kennelijk de voorkeur aan zijn nieuw werk, Tempest. Je weet het. Bob Dylan is de grootmeester van de onenigheid. Lees zijn teksten, beluister zijn songs, hoor zijn raspende, soms bijtende stem. Niets is het bij hem eens met niets, niemand met niemand.

In het Centraal station omhelsden we elkaar, zoals Renaldo en Clara, of waren het Bob en Sara – of waren het onze doodgewone, ongemaskerde zelven, zonder show, zonder make up? Meteen steeg je warmte me naar het hoofd. Het leek of er jaren tussen ons in vergetelheid waren opgelost. Als in zwavelzuur. Jaren die ondanks hun onzichtbaarheid op onze huid prikkels als van oude cactussen, in ons innerlijk landschap sporen als van vossen of wolven hadden achtergelaten. Zoals zo vaak als we elkaar terugzagen hadden we weinig te verbergen: we waren open en oprecht voor elkaar. Wat verhuld bleef wisten we niet of wilden we niet weten.

Ik had er veel zin in. Je ogen, de wind die door de gemene straten joeg, de late zomerzon, het schuim in de cafés, elkaar dromen vertellen en, liever nog, verhalen van verrukkelijke waanzin. Niet weten waar je loopt omdat de wind in je hoofd is gaan liggen en de zon opeens niets meer wil verklaren. Wat is het heerlijk om op die manier te verdwalen en ergens aan te komen waar alles vertrouwd lijkt, maar toch unheimlich is. Alsof wilde rozen geen doornen hebben en iedereen op korte tijd heeft leren lachen. De hele wereld, of dat stuk dat je ervan ziet, wordt opeens even erotisch en opgewonden als jij. Lust dringt binnen in voorbijgangers, in interieurs, in het spel van licht en schaduw, lust geeft alle dingen een bedwelmende geur.

En zo opeens verdwijnt de onenigheid. Is iedereen het eens met iedereen en niemand leeft nog in onmin met niemand. Want van in het begin is iedereen heilig als een eiland, is iedereen een naakt lichaam dat moet beminnen om te kunnen vergaan.

DURE KERSEN: TERWIJL IK WACHT OP HET EINDE VAN DE WERELD

Ook de voorbije dagen heb ik geen kersen gegeten. Nochtans is het de tijd, dat zie ik als ik ’s middags tussen de massa’s door de Nieuwstraat loop en op andere plaatsen waar ik kom. Veel zijn het er niet, plaatsen bedoel ik, maar bijna overal zijn er kersen. Op de radio wordt almaar herhaald dat alles duur wordt, straks hebben we niets meer, en ook dat zie ik aan de kersen, aan hun hoge prijs. Toch trek ik mijn schouders op bij dergelijk slecht nieuws en begeef me naar de ‘markt’ waar ik boeken koop van Nietzsche, Aristoteles (die me opnieuw zal leren een goed mens te worden), Francis Bacon, Alberto Moravia, Rüdiger Safranski (een zeer geschikte schrijver voor jonge mensen die zich op het pad van de filosofie wensen te begeven), Mary Dearborn over Peggy Guggenheim, Paul Auster, Emily Brontë, Nathaniel Hawthorne, Ernest Hemingway, Maurice Maeterlinck, Michael Ondaatje, Michail Boelgakov, Philip Roth, Shakespeare, en Philippe Claudel, en ik weet niet wie nog allemaal. Een boek is nu goedkoper dan een kilo kersen.

Het zijn vreemde tijden. Soms denk ik echt dat het de laatste zijn, dat wij de laatste mensen zijn. Ik weet dat ik veralgemeen, maar het valt me op dat we zoveel mogelijk willen verzamelen. Straks zijn er geen cd’s meer, geen elpees, daarom moeten we er vandaag nog zoveel mogelijk kopen. Zo heb ik mij – en ik voel enige schaamte als ik aan deze opsomming begin – de voorbije maanden, wanneer precies weet ik niet meer, terwijl ik van al mijn oude platen nog min of meer weet op welke dag en op welke plaats ik ze heb gekocht, de volgende muziekverzameling aangeschaft: Sam Bush, ‘Laps In Seven’, met Emmylou Harris en en Buddy Miller, het is een bluegrassplaat maar er staat een bijna psychedelische versie op van ‘White Bird’ van de seventies band It’s A Beautiful Day; Emmylou Harris, ‘All that I Intended To Be’; Woven Hand, ‘Mosaic’; Dion, ‘Dion’, uit 1968, voor de bonustrack Daddy Rollin’ In Your Arms’, en zoals je weet is Dion de enige zanger die op de hoes van ‘Sergeant Pepper’s Lonely Hearts Club Band’ staat afgebeeld; Dion, ‘Bronx in Blue’ (2006), in Porto gevonden;  Bon Iver, ‘for Emma, forever ago’; Grant Green, ‘The Feelin’ Spirit’, zeer bezielde jazz, van een uitstekend gitarist; Dexter Godon, ‘A Swingin’ Affair’, voor de zomeravonden; The Style Council, ‘Our Favourite Shop’, uit nostalgie; Elliott Murphy, ‘Notes From The Underground’, een plaat die ik moest kopen, maar ik heb er geen spijt van, sinds ‘Just A Story From America’ (1977, dat was het jaar van de bicentennial) had ik geen platen van Elliott Murphy meer gekocht.

Het spreekt bijna vanzelf dat ik ook the Gutter Twins’ ‘Saturnalia’ aanschafte, en kort daarna Isobel Campbell & Mark Lanegans ‘Sunday At Devil Dirt’. Tot mijn spijt kon ik noch naar het concert van the Gutter Twins noch naar dat van Campbell & Lanegan. Ik gaf nog meer geld uit: Nick Cave & The Bad Seeds, ‘Dig!!! Lazarus, Dig!!!’; Gary Louris, ‘Vagabonds’, dit is een van de weinige tegenvallers die ik de afgelopen zes maanden heb gekocht ; Architecture In Helsinki, ‘In Case We Die’;  Clem Snide, ‘End Of Love’, als ik in de platenzaak iets tegenkom op het Fargo-label koop ik het meestal, hetzelfde geldt voor Secretly Canadian en Glitterhouse; Elvis Costello & The Imposters, ‘Momofuku’, zeker een van de betere cd’s van dit jaar; Soy Un Caballo, ‘Les heures de raison’; Joan As A Policewoman, ‘To Survive’; PJ Harvey, ‘White Chalk’, waar ik alleen maar een kopie van bezat en daarmee is nogmaals bewezen dat kopiëren en downloaden niet betekenen dat je geen cd’s koopt, eerder het tegendeel is waar: wat je echt mooi vindt wil je ook hebben; Lavender Diamond, ‘Songs For You To Sing’, zelfde opmerking als bij PJ Harvey;  Blood Meridian, ‘Kick Up the Dust’, zelfde opmerking als bij PJ Harvey; Aldina Duarte, ‘Apenas o amor’;  Madredeus, ‘Ainda – Original Motion Picture Soundtrack From The Film “Lisbon Story” written and directed by Wim Wenders’, deze plaat klinkt nog beter en droeviger zonder de mooie beelden van Wim Wenders erbij, het betoverende, soms wanhopige en zelfs mystieke geluid van Lissabon stijgt uit de stem van Teresa Salgueiro op; Madredeus, ‘Movimento’; Joni Mitchell, ‘Shine’, alleen Moody Blues had mottigere hoezen, waardoor ik zo lang gewacht heb om deze plaat te kopen; Damien Jurado, ‘And Now That I’m In Your Shadow’, een gezellige zeurpiet, en meestal wacht ik even voor ik plaatjes van gezellige en ongezellige zeurpieten koop (die worden namelijk heel snel goedkoop); Ry Cooder, ‘I, Flathead’, voor als ik toch nog een keer wil lachen; John Fogerty, ‘Revival’, klinkt als Creedence, maar toch iets minder vurig, je hoort de formule, en dat zou niet mogen, maar hey, het is John Fogerty!; Chris Whitley & Jeff Lang, ‘Dislocation Blues’, met uitstekende covers van ‘Stagger Lee’, ‘When I Paint My Masterpiece’ en ‘Changing Of the Guard’;  Bonnie “Prince” Billy, ‘Lie Down In the Light’, ook weer vrolijke muziek; Paula Frazer, ‘Leave the Sad Things Behind’, Chris & Carla, ‘Fly High Brave Dreamers’, voor Chris en Carla en hun Walkabouts heb ik al heel lang een zwak; en Howe Gelb, ‘Sno Angel / Like You’.

Ik kocht ook nogal wat soul en oude pop: Don Covay, ‘The Platinum Collection’, van Don Covay heeft de jonge Mick Jagger zeer veel opgestoken; Marvin Gaye, ‘Midnight Love’, ontstaan tijdens zijn Belgische periode, in Oostende; Delaney & Bonnie, ‘Home’, waar ik al een eeuwigheid naar zocht, het is de eerste elpee van het blanke soul-duo, dat eind jaren zestig zoveel deining zou veroorzaken in de rockwereld en waaruit Derek & The Dominos zou ontstaan; Aretha Franklin, ‘Amazing Grace – The Complete Recordings’, omdat Aretha nergens straffer zingt dan hier, in het aanschijn van haar god; The Delfonics, ‘The Very Best Of The Delfonics’, nee, the Delfonics zijn geen uitvinding van Quentin Tarantino; Clydie King, ‘The Imperial And Mint Years’; Betty Davis, ‘Betty Davis’, een funky sister, de plaat verscheen in 1973; Sharon Jones & The Dap Kings, ‘100 Days, 100 Nights’, reconstructie van de sixties soul; The Clique, ‘Sugar On Sunday: The Definitive Collection’, R.E.M. heeft destijds hun ‘Superman’ gecovered, ik bezat de elpee al, maar hier staan negen bonus tracks op; Harry Nilsson, ‘Son Of Schmilsson’, voor de vier bonustracks (of om ooit aan iemand cadeau te doen, voor Cristina in Porto kocht ik John Cales ‘Paris 1919’ en Dusty Springfields ‘A Girl Called Dusty’); Nick Lowe, ‘Jesus Of Cool’,  zeer mooi uitgegeven en nog altijd goed; Dennis Wilson, ‘Pacific Ocean Blue’, een schitterende heruitgave van de oorspronkelijke elpee, met daaraan gekoppeld het nooit eerder uitgebrachte materiaal voor de elpee ‘Bambu’, samen verpakt in ongetwijfeld de mooiste hoes van het jaar; Maria McKee, ‘Live At the BBC’, Jefferson Airplane, ‘Live At the Fillmore East 1969’; Jefferson Airplane, ‘The Essential Jefferson Airplane’, Stephen Stills, ‘Just Roll Tape’, erg primitieve opnamen uit 1968 van latere hits als ‘Change Partners’ en ‘Suite:Judy BlueEyes’; Nick Drake, ‘Made To Love Magic’; The Everly Brothers, ‘The Works’, ik denk dat ik daar al lang alles van had, maar ik was niet helemaal zeker, het is een uitgave zonder enige informatie, een economische crisis-editie van het doorgaans vrij dure Rhino-label, waar desondanks 72 prachtige songs op verzameld werden; Everything But The Girl, ‘The Works’, zie bij the Everly Brothers; Diverse Artiesten, ‘Theme Time Radio Hour With Your Host Bob Dylan’; Diverse Artiesten, ‘On Vine Street – The Early Songs Of Randy Newman’; Bob Lind, ‘Elusive Butterfly – The Complete Jack Nitzsche Sessions’, zeer mooie folkrock, op deze compilatie heb ik heel lang zitten wachten, en hetzelfde geldt voor ‘More Of the Cake Please’ van de unieke girl group the Cake; Diverse Artiesten, ‘Blame It On the Dogg – The Swamp Dogg Anthology 1968-1978’, uitstekend ook al weer (je moet weten dat je dingen als dit in het vinyltijdperk onmogelijk kon vinden in België, ik ben overigens nog steeds op zoek naar ‘Total Destruction to Your Mind’ van diezelfde Swamp Dogg); Diverse Artiesten, ‘The Bert Berns Story – Twist And Shout Volume 1 – 1960-1964’, soul en pop van Solomon Burke tot Lulu; Tony Orlando, ‘Halfway To Paradise – The Complete Epic Masters 1961-1964’, een verzameling aanstekelijke kitsch, Brill Building Pop zeggen de kenners ( Yo La Tengo’s ‘And then nothing turned itself inside’ out bevat een song getiteld ‘Let’s save Tony Orlando’s House’, en zo zie je maar dat uit het ene altijd het andere voortkomt, soms met kleine, soms met grote gevolgen); voor wie van dit soort muziek houdt is ook het derde deel van de Phil Spector-imitators reeks interessant: ‘A Third Wall Of Soundalikes – Phil’s Spectre III’.

Om deze lange opsomming af te sluiten keer ik naar het vaderland terug. Ik heb als ik me niet vergis nog maar één Belgische elpee gekocht, ‘Vantage Point’van deus, zeker niet slecht, maar ik ben er nog niet vertrouwd mee. Hun ‘The Vanishing Of Maria Schneider’ is een van de beste nieuwe songs die ik dit jaar heb gehoord. Overigens is de hoes, ontworpen door Michael Borremans, heel bijzonder. Eerst vond ik ze aan de lelijke kant. Maar het beeld fascineerde me wel. Eigenlijk boezemde het me angst in. Het verband met de cd zag ik niet goed. In Porto ontmoette ik José Almeida Pereira, een jonge en veelbelovende kunstenaar. Hij toonde wat voor een interessante kunstenaar Michael Borremans is, iets wat ik helemaal niet wist. Ik volg de nieuwste ontwikkelingen in de kunst niet meer op de voet. Een soort oververzadiging, denk ik. Maar sinds José me al die werken van Borremans op internet heeft getoond zie ik ook de schoonheid van de hoes van ‘Vantage Point’.

En nu ga ik eens kijken of ik toch niet wat betaalbare kersen kan vinden.

Voor ik het vergeet: ik wil in deze context Roen, Peerke, Boleuzia en andere muziekschrijvers bedanken voor hun enthousiaste omarming van rock and roll in al zijn vormen en gedaantes. Van hen blijf ik leren.

OP DRIFT / LA DERIVE

Je zou de indruk kunnen krijgen dat ik alle kanten op ga met de – meestal autobiografische – verhalen, beschouwingen, gedichten, verwensingen, grotesken en lofzangen die ik hier publiek maak. Ik laat me inderdaad leiden door het toeval, door datgene wat mijn weg kruist, waar mijn oog op valt, door commentaren van lezers, door gesprekken met vrienden en vreemden en vooral door dromen. Ik sla zijpaden in, ik wijk af, ik raak op drift, ik doe aan wat in het Frans ‘la dérive’ wordt genoemd. Guy Debord schreef daar in nummer 2 van het tijdschrift Internationale Situationniste (verschenen in december 1958) onder meer het volgende over:
“Entre les divers procédés situationnistes, la dérive se présente comme une technique de passage hâtif à travers des ambiances variées. Le concept de dérive est indissolublement lié à la reconnaissance d’effets de nature psychogéographique, et à l’affirmation d’un comportement ludique-constructif, ce qui l’oppose en tous points aux notions classiques de voyage et de promenade.”
Ik pas ‘la dérive’ tot mijn spijt niet veel meer toe in de letterlijk ruimtelijke betekenis ervan, maar volg veeleer een geestelijk parcours, of ik laat me gewoonweg leiden door de zinnen.

Hoewel mijn teksten op drift raken en vaak zijwegen inslaan, overwoekerde paadjes soms, denk ik toch dat er ergens in mij een centrum is dat het allemaal samenhoudt en dat wat ik voortbreng daardoor ook een samenhang bezit. Maar ik wil geen kunstmatige samenhang opdringen aan wat ik schrijf. Ik beschik over geen enkele theorie en dat vind ik goed. (Ook de theorie van ‘la dérive’ hak ik in stukjes en ik kies er daarna de beste uit.) Ik maak geen systeem en in onderwerp me er ook niet aan.

OP ZOEK NAAR MIJN SCHADUW

hc andersen

Vandaag ging ik op zoek naar mijn schaduw. Soms denk ik dat het de enige ware vriend is die me nog rest. Maar wellicht is dat een combinatie van verblinding, ijdelheid en narcisme. Verblind door te lang in de spiegel te kijken? Mijn schaduw heb ik niet gevonden. Het verbaast me niets dat hij het hazenpad heeft gekozen. Voortdurend mijn geweeklaag aanhoren, ook al is het voortreffelijk geformuleerd, moet op den duur moedeloos maken. Dat kan niet anders. Verblind, daarom, liep ik door het centrum van Brussel met niets dan muziek in mijn hoofd. Al het andere was in het niets verzonken; zelfs de politie in de buurt van de Amigo bracht me niet aan het schrikken. En zo gebeurde het dat ik bijna de bijbel kocht, terwijl ik hier thuis al een flink uit de kluiten gewassen exemplaar heb liggen. Net op tijd ontwaakte een heldere gedachte. Dit gaat te ver, leek ze te zeggen. Die sprekende gedachte werd net niet overstemd door Vic Chesnutt, die een klaagzang over jong sterven had ingezet. Dankzij dat lied rees er een andere gedachte op, of veeleer een herinnering aan een overleden broer en vriend, Ludwig, en het overweldigende van die herinnering deed de wereld weer opengaan, de wereld van de levenden en de doden. Zink niet weg in de rampspoed, jongen, laat je niet vernietigen door bijkomstigheden. Schud de platvloerse en onbeschofte mensen, het crapuul met messen in de zakken en geld in de ogen, van je af en omhels degenen die in liefde leven. Of zoals Robin Williams zei: Carpe Diem. Later, in de metro, las ik een interview met Crispin Glover, die treurt over de afwezigheid van een tegencultuur. En ik dacht, zijn treurnis is al een bewijs van het bestaan van een tegencultuur. Met die tegencultuur, die de echte cultuur is, wil ik me opnieuw vereenzelvigen. Daar ligt de toekomst. Ooit is het met liefde en de absolute zekerheid van de authenticiteit van de eigen stem begonnen. Als je de weg terugvindt, met of zonder Ariadne, naar die oorsprong, dan raak je weg uit dit labyrint van tegenslag, mislukking en verdriet. Opnieuw de schittering zoeken, het sublieme, niet zozeer in je spiegelbeeld, maar vooral in de andere mensen, die je tegemoet treden als je dat het minst verwacht. Treed jij hen nu ook maar tegemoet. Maar wees voorzichtig, man!

“‘Weet u wie daar woonde in het huis van de overbuur?’ zei de schaduw, ‘dat was de verrukkelijkste van allen, dat was de poëzie! Ik was daar gedurende drie weken en dat werkt net zo in, alsof men gedurende drieduizend jaar leefde en alles las wat er gedicht en geschreven was, want dat zeg ik en dat is waar. Ik heb alles gezien en ik weet alles!'” H.C. Andersen, De schaduw.