“Het interessante probleem is niet of de fictieve personen op dezelfde wijze bestaan als de werkelijke personen. (…) Het interessante probleem is waarom we aan hen op dezelfde wijze kunnen refereren als aan de werkelijke personen, en we elkaar even goed begrijpen als we zeggen dat Napoleon de man van Joséphine was, als wanneer we zeggen dat Odysseus de man van Penelope was.”
Umberto Eco, ‘Over het andere been van Achab’, in ‘Kant en het vogelbekdier’, 1997.
Op 19 februari overleden twee auteurs die je mythisch zou kunnen noemen. Ja, liever gebruik ik het woord ‘mythisch’ dan ‘iconisch’. Ik ken maar één soort iconen: afbeeldingen van Christus, de Moeder Gods en heiligen. De rest is mediagebral. Maar een auteur mythisch noemen is misschien wat gewaagd, want je maakt er op die manier een fictie, een fabeldier van. Zo dringt zich de vraag op of fabeldieren schrijven kunnen. Umberto Eco en Harper Lee konden dat heel zeker, ook al heb ik er weinig van gelezen. Of ik ‘To Kill A Mockingbird’ heb gelezen kan ik me zelfs niet herinneren. Het zal dan wel niet. Wel zag ik ooit de film met Gregroy Peck, en die vond ik grandioos. A. heeft nog niet zo lang geleden de Nederlandse vertaling van de roman gelezen en er mij veel over verteld. Eigenlijk ken ik Harper Lee alleen maar uit twee films over Truman Capote, ‘Capote’ (2005) van Bennett Miller, met Philip Seymour Hoffman als Capote en Catherine Keener als Harper Lee en ‘Infamous’ (2006) van Douglas McGrath met Toby Jones als Capote en Sandra Bullock als Harper Lee. Hiermee is al bewezen dat wat mij betreft Harper Lee, ook al heeft de vrouw echt bestaan, een mythische schrijfster was.
Umberto Eco mag voor mijn part ook een mythe worden genoemd. Omdat ik niet zo vertrouwd ben met semiotiek, hoewel ik me in de praktijk met bijna niets anders bezighoud, heb ik van deze Italiaanse cultuurreus ook maar weinig gelezen. Toen ik filosofie studeerde ben ik een beetje vertrouwd geraakt met zijn theorie van het open kunstwerk (zie ‘Het open kunstwerk’, dat al in 1962 verscheen). Maar ik heb me er niet in verdiept. Toen ‘De naam van de roos’ een bestseller werd was ik Umberto Eco al vergeten. Dat was in een periode waarin ik geradicaliseerd was. Alles wat succes en marktwaarde had maakte me op de een of andere manier boos. Een kunstenaar, een schrijver moest zich ver van markten, banken en beurzen ophouden. Ik weigerde bestsellers te lezen, al zag ik wel films als Stanley Kubricks ‘The Shining’, gebaseerd op een bestseller van Stephen King. Paradoxen en contradicties zijn me nooit vreemd geweest.
Later heb ik ‘De naam van de roos’ alsnog gelezen, vooral omdat mij was verteld dat Jorge Luis Borges, auteur van ‘Het boek van de denkbeeldige wezens’, er een belangrijke rol in speelde. ‘De naam van de roos’ was een spannende roman, dat zeker, maar echt veel indruk heeft hij op mij niet gemaakt. Later probeerde ik het nog een keer met ‘De slinger van Foucault’, maar na één of twee hoofdstukken ben ik er al mee opgehouden.
Denk nu niet dat ik Umberto Eco niet waardeer. Het ligt aan mij. Ik geraak niet binnen in de mythe die Umberto Eco heet. Ik vrees dat zijn werk voor mij altijd een labyrint zal blijven zonder minotaurus, een oord waar ik niets te zoeken heb, niets te winnen en niets te verliezen. Of, preciezer uitgedrukt, een eiland zonder het verlokkende gezang van sirenen. Maar net als James Bond en Justin Bieber zeg ik nooit nooit. Neen, ik zeg nooit nooit.