BESCHOUWINGEN OVER DE SCHADUW

Sevilla, 2016

Je schaduw is je meer nabij dan de woorden van je beste vriend, dan de lippen van je geliefde. Toch vergeet je zijn aanwezigheid negen keren op tien. Hoe vaak kijk je niet naar hem zonder hem werkelijk te zien? Ik weet alles van je, zegt hij als de avond valt. Maar luister je naar hem? Mogelijk wel, maar dan gebaar je van krommenaas. Wat ik betwijfel. Overigens maakt het niet uit hoe je je in zijn bijzijn gedraagt en hoe je met hem omgaat: hoe ouder je wordt, hoe groter en donkerder de schaduw.

Zie je de onheilspellende wolken daarboven voorbijtrekken? Zie je, ze werpen reeds hun schaduw op een idyllisch tafereel dat je je nog maar net begon voor te stellen. Goed, het betekende nog niet veel. Het was slechts een schets, een aanzet met een 9H-potlood. Het moest, geloof ik, een soort van déjeuner sur l’herbe worden. Of had je nog iets anders in gedachten? Je bent ook zo wispelturig.
Heel even baadt alles in het licht. Je gedachten zijn een ogenblik lang helder, haast krijgen ze contouren en staan op het punt vorm te geven aan iets nieuws. Maar daar heb je die vervloekte schaduw al, donkere hond in het liefdesspel van inhoud en vorm. Hoor je zijn gegrom, zijn gehuil als van een wolf uit de Karpaten? Luister. Neen, het is geen wolf, het is een blueszanger uit White Station. Al van gehoord? Het is een buurtschap in de staat Mississippi. De wolf huilt mee met het gehuil van Hubert Sumlin’s gitaar. Het lijken wel twee wolven. Daar gaat je idylle, al bijna lag je met de Sibille in het blauwe gras te stoeien. Daar gaat de toekomst die zij je zou toedichten. Je hoort geen wolven, zeg je? Bij jou is het vroeg in de ochtend, een kleine rode haan is al wat je horen kunt. Meteen al te lui om te kraaien, dat ook nog. In een lange hete zomer zonder een spoor van wat voor schaduw dan ook.

In tegenstelling tot de goden, die niet bestaan, zijn schaduwen alomtegenwoordig. In de donkere straten van een grootstad, waar het gevaar heerst, kun je nog altijd gered worden. En als je dan de hoek omgaat is het gedaan, amen en uit. Waar echter de schaduw blijft hangen blijft ook het onheil rondspoken. Op een mistige kade in Le Havre, bij de grote vrachtschepen uit Liberia in de naar petroleum riekende dokken. Je zag toch ooit de film A Kind of Loving? Daar in de straten van Manchester, waar de industrie haar doodsklokken liet luiden, hing de mist dik als stierenbloed, maar dan grijs, en had de schaduw vrij spel. Er werd een gevaarlijk spel met de liefde gespeeld. Er kwam maar geen eind aan. Niemand in van die grauwe, nevelige straten leeft lang en gelukkig. Misschien wel lang, maar zeker niet gelukkig. Herkent u uw oude schaduw niet, sprak de liefde daar in Manchester, ik ben het, uw schaduw.


Je zit een glas donkerrode Egri Bikaver te drinken en kijkt en zwijgt. Vanwege de wijn denk je terug aan Eger, die barokke stad in Hongarije, en aan Szépasszonyvölgy, de vallei van de mooie vrouwen. Aan de Dorpsfilosoof, met wie je al converserend lange wandelingen maakte in een nabijgelegen bos. Je herinnert je duizenden kleine kikkers die zonder links of rechts te kijken de straat overstaken. Veel van de diertjes overleefden de overtocht niet. Uit de jukebox opeens de stem van David Bowie. Run for the shadow. Maak je uit de voeten, liefste, de gouden jaren komen niet terug. Run for the shadow, run for the shadow [1]. Nooit eerder zag je een wijnglas zo’n grote schaduw werpen.

Als er geen liefde meer over is en je bent alleen, en niemand reikt je de hand dan is hij daar, de zwartste schaduw. Wees op je hoede als je smacht naar affectie, erkenning, en meer nog als het naar roem is. Denk aan De schaduw, dat onovertroffen verhaal van Hans Christian Andersen. Je schaduw kan zich los van je maken en met de dag donkerder en sterker worden, zodat jij op den duur de schaduw van je schaduw wordt en hij, je schaduw, niet alleen met je Sibylle, maar zeker ook met de beloning en de eer voor al je zwoegen gaat lopen. “En toen gingen ze op reis; de schaduw was dan heer en de heer was dan schaduw.”[2]

De schaduw weet het allemaal. Ook al denk je dat het maar een schaduw is, niet meer dan dat. Ook al denk je dat je hem van je af kunt schudden en als een dief door een badkamerraam ontsnappen. Vergeet het maar. Je raakt niet van hem af. Zelfs niet als hij zich van je heeft ontdaan en als een superster samen met een koningsdochter op de podia van de wereld succes na succes oogst met wat jij bedacht en componeerde. Je schaduw wacht op je.

Erewhon, 1999


[1] Come get up, my baby
Run for the shadows, run for the shadows
Run for the shadows in these golden years
Golden Years, David Bowie

[2] Hans Christian Andersen, De schaduw, in: Sprookjes en vertellingen, vertaald door P.M. Boer-Den Hoed, M. Nijland-Van Der Meer De Walcheren, Annie Romein-Verschoor en Marie W. Vos, 1941.

Foto’s: Martin Pulaski
Tekening van de schaduw: uit Sprookjes en Vertellingen, Hans Christian Andersen

TWEEDE BRIEF AAN EEN VERRE VRIENDIN

[Nachten aan de Kant 34. Juni 1979]

Lieve vriendin,

Nu ik toch de moed en energie heb gehad om je te schrijven ga ik er nog even mee door. Nu hoop ik maar dat je mij niet te opdringerig vindt, met die overvloed aan woorden zo opeens. Ik had het erover dat mijn brieven van weleer niet altijd even verheven waren, dat ik net zo goed over alledaagse dingen schreef. “Almaar iets verstandigs geeft hoofdpijn”, schreef Mozart al in een brief aan zijn nichtje Maria Anna Thekla [1]. Nu zijn zowel de gebeurtenissen in de grote wereld als de banale voorvallen van alledag uit mijn mededelingen verdwenen. Niet alleen uit de paragrafen in die vorige brief aan jou, maar uit ongeveer alles wat ik schrijf. Ik vraag me af hoe dat komt. Want nu ik er even bij stilsta besef ik dat de realiteit toch nog in velerlei vormen bij me naar binnen blijft stromen: ik lees kranten en tijdschriften, ik zie films, af en toe is er bij vrienden een televisieavond, ik ga naar de bibliotheek, en ik praat veel met vrienden. Mogelijk gaan die gesprekken, meestal op café, te weinig over wat de wereld vandaag beweegt, over feiten en feitjes, mogelijk houd ik me te weinig bezig met wat small talk wordt genoemd. Overigens heb ik daar nooit aanleg voor gehad. Ongetwijfeld heeft de tijd – twaalf jaar – dat ik in een internaat zat opgesloten daarin een rol gespeeld. Je kent zeker het verhaal van mijn vier jaar ‘gevangenschap in het Rekemse bos’, die uiterst traumatische ervaring die me nog steeds de adem kan benemen.

Je weet dat ik meer een luisteraar ben dan een prater. Dat is zeker zo in een grotere groep maar ook in de vriendenkring. De gesproken taal stelt mij altijd weer op de proef. Vaak liggen de woorden op mijn tong, ik kan hun vertrouwde smaak haast proeven, maar mijn stembanden weigeren te gaan trillen. Pas veel later, als ik weer thuis ben en er niets meer aan heb, vind ik de juiste uitdrukkingen. Dronkenschap kan soms een bevrijding zijn; bepaalde remmingen vallen dan weg, het spreken gaat opeens vlotter. Ik vertel je niets nieuws. Hoewel er tijdens de dronkenschap een zekere luciditeit blijft bestaan wordt de horizon er toch door vernauwd, en vaak herinner je je achteraf nog maar zo weinig van het gesprek, hoe waardevol het ook mag geweest zijn. Het is een spreken zonder schaduw, zonder scherptediepte, zonder perspectief.


Onze goede vriend Paul Rigaumont, met wie ik nu elke dag samenwerk bij Aurora, liet me werk zien van een uitzonderlijk schilder, Vladimir Velikovic, geboren in 1936 in Joegoslavië. Ik las dat hij net als de schilder die ik het meest bewonder, Francis Bacon, gebruik maakt van fotografie, film en televisie. In foto’s is de bewegende realiteit tot stilstand gekomen. In film komen mensen en voorwerpen – en de natuur – in beweging. Het fotografisch onderzoek naar beweging van Eadweard Muybridge heeft een beslissende invloed gehad op zowel Velikovic als Francis Bacon. Je bent vertrouwd met zijn immens werk Animal Locomotion: an Electro-Photographic Investigation of Connective Phases of Animal Movements. Thema’s die bij Velikovic vaak voorkomen: de vogelverschrikker, de hond, de vogels, de ratten (meervoud), de doos. Volgens Velikovic is het hem niet om freudiaanse symboliek te doen. De ratten bijvoorbeeld overleven alles, zij zijn de laatste acteurs in het ultieme spel. Het fin de partie van Hamm, Clov, Nagg en Nell. Velikovic: “Wanneer ik honden schilder, maak ik zelfportretten. Maar de rat is voor mij de andere.” Je zou bijgevolg kunnen zeggen: de hel dat zijn de ratten. Hoe existentialistisch allemaal! Zou ik niet eens een essay over die Velikovic schrijven? Achteraf beschouwd vind ik mijn stuk Het wereldbeeld van Francis Bacon niet zo geslaagd: het is te subjectief, het gaat meer over mezelf dan over de twee Francis Bacons. Voor Velikovic zou ik me concentreren op het werk, zonder al te veel uit het eigen leven gegrepen associaties. Ik wil de beelden aan het woord laten.

Lieve vriendin, vorige nacht brak hier een hevig onweer los. Ik zal nog niet helemaal wakker geweest zijn toen ik dacht dat het echte eindspel was begonnen, de ultieme alles vernietigende oorlog. Eens helemaal wakker voelde ik een verlammende angst, die ik maar moeilijk van me af kon schudden. Was het een voorgevoel? Want met zoveel nucleaire wapens in de wereld zal het er ooit toch wel eens van komen. De kans is groot dat wij dat nog zullen meemaken. Gelukkig vatte ik al gauw weer de slaap en begon te dromen. Ik moest een voordracht geven over mijn tekst Stasis. Wat betekende die tekst, wat bedoelde ik ermee, wie zag ik als mijn lezers? Ik zat daar erg verveeld mee, daar ik er geen flauw benul van had wat ik zou moeten vertellen. Bovendien had ik nog maar weinig tijd om me erop voor te bereiden. Een secretaresse met een vlinderbrilletje op zei me dat de bijeenkomst in Londen zou plaatsvinden. Senga en ik zouden er 16 dagen moeten blijven, wat ons 140.000 frank zou kosten. Dat konden wij natuurlijk niet betalen. Daar vinden jullie wel iets op, zei de secretaresse, Londen biedt veel mogelijkheden. Je zou er kunnen optreden, je hoeft maar drie akkoorden te kennen en zangtalent is ook al niet vereist. Mevrouw zou topless kunnen performen, succes verzekerd. Ik kreeg dorst van het idee. De secretaresse, nu zonder bril en voor de rest alleen nog maar schoenen aan, reikte me een fles Spa Reine aan. Rechtstreeks van de Koninginnebron, zei ze. Of heb je liever Barisart? Het is al goed, zei ik. Op het etiket las ik: David Bowie is dood. De laatste jaren leidde de Londense zanger een teruggetrokken bestaan. Een slepende ziekte is de starman fataal geworden. Omringd door een kleine schare vrienden is hij vredig ingeslapen. Ik was ontzet. Een van mijn laatste helden, dood! Ik bevond me nu alleen in een slecht verlichte kamer. (Ik gebruik het woord ‘nu’ maar eigenlijk is er geen tijdsverloop in een droom. Of toch wel?) Er was niemand om me te troosten, om me te zeggen dat het niets was, een boze droom, niet meer dan dat. Ik besefte dat David Bowie overleed op de dag dat mijn voordracht in Londen was gepland.
Je begrijpt hoe blij ik was toen ik ontwaakte en besefte dat David Bowie daar in Berlijn bij de muur volop van het leven aan het genieten was en samen met Brian Eno onvergetelijke songs aan het opnemen was.

Het zij zo en het ga je goed!

[1] W.A. Mozart, Brieven; gekozen, ingeleid en becommentarieerd door Wolfgang Hildesheimer. Vertaling: R.R. Somann en H.W. Schwab

ZERO DE CONDUITE: VOOR DAVID BOWIE 2

David_Bowie_1975

Playlist van ‘Voor David Bowie’ uitgezonden op 6 februari 2016 in Zéro de conduite op Radio Centraal in Antwerpen.

Space Oddity – The Langley Schools Music Project – Innocence and Despair, 1976/2001 – Bowie/David Bowie [Fragment].

All The Madmen – David Bowie – The Man Who Sold The World – David Bowie.
1970 Mercury, in 1972 door RCA heruitgebracht met andere hoes. Een productie van Tony Visconti, tot het einde een van de trouwe partners van Bowie. ‘All the Madmen’ is beïnvloed door werken van Ronald Laing en David Cooper, anti-psychiaters. Davids halfbroer was wat toen schizofreen werd genoemd. Het thema van de ‘waanzinnige’ outsider zou je een rode draad in het werk van Bowie kunnen noemen. De titelsong werd door Nirvana gecoverd.

Liza Jane – Davie Jones And The King Bees – The Mod Scene Vol. 2 – Leslie Conn.
De eerste single, uit 1964. David Bowie was toen 17 en heette nog Davie (en Davy) Jones.

Rosalyn – The Pretty Things – The Pretty Things – Duncan/Farley.
Single (UK 1964) en LP-track uit ‘Pretty Things’ (USA 1965). Bowie coverde dit rhythm & blues pareltje op ‘Pin-Ups’.

I Keep Forgettin’ – Artwoods – 100 Oxford Street – Jerry Leiber/Mike Stoller.
Chuck Jackson hit in 1962, Artwoods versie op ‘Art Gallery’, 1966. Door Bowie gecoverd op ‘Tonight’.

Circles (Instant Party) [From The Single “A Legal Matter”] – The Who – Pete Townshend.
Single B-kant, 1966. De producer was Shel Talmy.

You’ve Got A Habit Of Leaving – Davy Jones & The Lower Third – Nuggets II: Original Artyfacts From The British Empire And Beyond, Vol. 2 – David Jones.
Single uit 1965, een Shel Talmy-productie. Sterk beïnvloed door the Who. David Bowie speelt mondharmonica, wat hij ook doet op ‘I Can’t Give Everything Away’, de allerlaatste track op ‘Blackstar’.

Where Have All The Good Times Gone – The Kinks – The Kink Kontroversy – Ray Davies.
B-kant van single uit 1965. Op ‘Pin-Ups’. Ook Ray Davies was belangrijk in de eerst periode van David Bowie, die van de Swinging London Boy. Kennelijk ging het in 1965 al erg slecht, als we Ray Davies mogen geloven.

Sorrow – The McCoys – Smash Boom Bang! Songs & Productions Of Feldman-Goldstein-Gottehrer.
Met de lyrische woorden “with your long blonde hair and your eyes of blue”. In Engeland een hit voor The Merseys, de versie waarop Bowie zich baseerde voor zijn ‘Pin-Ups’ cover (ook uitgebracht als single). De jonge Rick Derringer maakte deel uit van the McCoys

The London Boys [Mono Version] – David Bowie – The Deram Anthology 1966 – 1968 – David Bowie.
B-kant van de single ‘Rubber Band’, 1967. Producer was Mike Vernon.

Miss Amanda Jones – The Rolling Stones – Between the Buttons – Jagger/Richards.
The Rolling Stones waren helden van Davy Jones, vooral de diabolische en androgyne Mick Jagger. David nam ‘Let’s Spend the Night Together’ op op ‘Alladin Sane’. Maar missschien gaat ‘Amanda Jones’ wel over David?

Lucifer Sam – Pink Floyd – The Piper At The Gates Of Dawn – Syd Barrett.
Zeker naar Syd Barrett keek David erg op. Op zijn eerste elpee zijn sporen van die bewondering terug te vinden en hij coverde ‘See Emily Play’.

White Light/White Heat – The Velvet Underground – White Light / White Heat – Lou Reed.
David Bowie heeft er veel voor gedaan om the Velvet Underground populair te maken. Zelf kocht ik ‘Hunky Dory’ omdat er op de hoestekst een verwijzing stond naar V.U. Met name bij ‘Queen Bitch’.

Queen Bitch – David Bowie – Hunky Dory – David Bowie.
RCA, 1971. Een productie van Ken Scott, met alle leden van de toekomstige Spiders From Mars, waaronder gitarist Mick Ronson. Een schitterende vroege LP. Hier heeft David opeens geen Londens maar een New Yorks accent.

Kooks – David Bowie – Hunky Dory – David Bowie.
Zie ‘Queen Bitch’. Bowie schreef het nummer naar aanleiding van de geboorte van zijn zoontje Zowie Bowie (Duncan Jones). Sporen van Neil Youngs LP ‘After the Goldrush’, voor wie aandachtig luistert.

Soul Love – David Bowie – The Rise And Fall Of Ziggy Stardust And The Spiders From Mars – David Bowie.
6 juni 1972, RCA. Ken Scott-productie. ‘Ziggy Stardust’ wordt het hoogtepunt van glam genoemd, hoewel het dat genre zeker overstijgt. Het is een klassieke rock-LP. Ze heeft vorm gegeven aan veel jonge levens.

Suffragette City – David Bowie – The Rise And Fall Of Ziggy Stardust And The Spiders From Mars – David Bowie.
Zie ‘Soul Love’. Mick Ronson speelt piano in Little Richard-stijl. Little Richard was nog erg populair in het toenmalige Engeland, mede door Nik Cohn’s baanbrekende boek ‘Awopbopaloobopalopbamboom – Pop From the Beginning’, dat iedereen toen verslond.

Satellite Of Love – Lou Reed – Transformer – Lou Reed.
1972, RCA. Producers David Bowie en Mick Ronson. Backing vocals: David Bowie. Piano: Mick Ronson.

Here Comes The Night – Them – The Story of Them Featuring Van Morrison – Bert Berns.
Single van Them, 1965. Een favoriet nummer van David Bowie, gecoverd op ‘Pin Ups’. Jimmy Page op gitaar.

Shapes Of Things – The Yardbirds – Ultimate! – Jim McCarty/Keith Relf/Paul Samwell-Smith.
Single, 1966. Jeff Beck gitaar freak out. Productie van de onlangs overleden Giorgio Gomelsky.

The Jean Genie – David Bowie – Aladdin Sane – David Bowie.
1973, RCA. David Bowie noemt deze elpee ‘Ziggy goes to America’. Zelf vind ik ze nog beter dan ‘Ziggy Stardust’. Jean Genie is androgyne Bo Diddley from outer space. Veel jongeren zijn na beluistering Jean Genet gaan lezen. Producers: Ken Scott en David Bowie. “…it ultimately turned into a bit of a smorgasbord of imagined Americana” zei Bowie zelf over het nummer.

Back Stabbers – The O’Jays – Back Stabbers – Gamble/Huff/Sigler.
1972, Philadelphia International. Producers: Kenny Gamble en Leon Huff. Achtergrondinformatie voor de “blue eyed soul-fase” van David Bowie
.
Right – David Bowie – Young Americans – David Bowie.
1974, RCA. Producers: Tony Visconti Harry Maslin David Bowie. ‘Young Americans’ is de funky Philadelphia soul elpee van David Bowie. Voor enkele nummers werkte hij samen met John Lennon. Er staat een cover op van ‘Across The Universe’. ‘Fame’ was een hit in de VS. ‘Young Americans’ is een favoriet nummer van Lambchop.

Meeting Across The River – Bruce Springsteen – Born To Run – Bruce Springsteen.
Columbia, 1975. Producers: Bruce Springsteen, Jon Landau. Het verhaal van een drug deal. Roy Bittan op piano, subliem trompetspel van Randy Brecker.
Voor sommige fans van David Bowie zal het een shock zijn dat Bruce Springsteen veel betekende voor onze geliefde zanger. Zeker de jonge Bruce had naast zijn machismo ook een zachtere, meer vrouwelijke kant dan algemeen wordt aangenomen. David Bowie zou Roy Bittan van de E-Street Band voor zijn volgend album vragen.

Word On A Wing – David Bowie – Station To Station – David Bowie.
1976, RCA. Producers: David Bowie en Harry Maslin. Als geheel zijn meest geslaagde elpee. Ook de hoes is bijzonder mooi, met een foto uit de film ‘The Man Who Fell To Earth’. Stilistisch een combinatie van de soul die hij liet horen op ‘Young Americans’ en electronica/futurisme. Deze fase is bekend als die van The Thin White Duke. ‘Word On A Wing’ klinkt als een gebed, het is een van Bowies meest aangrijpende liederen. Roy Bittan op piano, Earl Slick op gitaar.

Always Crashing In The Same Car – David Bowie – Low – David Bowie.
1977, RCA. Producer David Bowie en Tony Visconti. ‘Low’ is de nieuwe fase in de muzikale carrière van David. Samen met Brian Eno gaat hij experimenteren met elektronica, expressionisme en futurisme. Kant 1 van de LP bevat evenwel nog min of meer traditionele songs. ‘Low’ is een van de absolute hoogtepunten in de 20ste eeuwse rockmuziek. Ricky Gardiner, leadgitaar. Brian Eno, synthesizer. Nog een hoes met een foto uit ‘The Man Who Fell To Earth’. 1ste deel van de Berlin trilogy.

Warszawa – David Bowie – Low – David Bowie/Brian Eno.
Een geweldige samenwerking van Bowie en Eno. Joy Division heette eerst Warsaw, als eerbetoon aan deze aangrijpende en beklemmende song. De betekenisloze tekst verwijst wellicht naar de expressionistische kunstenaar Kurt Schwitters.

Nightclubbing – Iggy Pop – The Idiot – Iggy Pop/David Bowie.
1977, RCA. David Bowie was producer. ‘The Idiot’ was een nevenproject van de Berlin trilogy. Iggy Pop en David Bowie woonden samen in West-Berlijn. David Bowie op synthesizer, piano, drum machine, backing vocals.

Fantastic Voyage – David Bowie – Lodger – Brian Eno/David Bowie.
1979, RCA. Derde en laatste deel in de Berlin trilogy. Productie: Bowie en Visconti. Samenwerking met Brian Eno. Het is onduidelijk waarom de plaat enigszins miskend is, ze moet niet onderdoen voor de andere twee delen van de trilogie, al is ze wat toegankelijker. Een verbluffende vocale prestatie. En drie mandolinespelers.

Repetition – Au Pairs – Playing With A Different Sex – David Bowie.*
1981. Zeer geslaagde cover door de post-punkband the Au Pairs van een track uit ‘Lodger’. Stem: Lesley Woods

Teenage Wildlife – David Bowie – Scary Monsters (And Super Creeps) – David Bowie.*
1979. Productie: David Bowie & Tony Visconti.
Overgang naar een nieuwe, vierde fase , die van de ongecompliceerde rockster. ‘Scary Monsters’ bevat uitstekende, toegankelijke en min of meer traditionele rocksongs. Vermoedelijk was Bowie een beetje bang zichzelf in louter experimenten te verliezen.
‘Teenage Wildlife’ bevat kritiek op de popcultuur: “One of the new wave boys / Same old thing in brand new drag / Comes sweeping into view / As ugly as a teenage millionaire / Pretending it’s a whiz-kid world”. Robert Fripp op gitaar, Roy Bittan op piano. Verwantschap met “Heroes”.

Kingdom Come – Tom Verlaine – Tom Verlaine – Tom Verlaine.*
1979. Uit de eerste solo-elpee van begenadigd gitarist Tom Verlaine (Television). Gecoverd door Bowie op ‘Scary Monsters’.

Without You – David Bowie – Let’s Dance – David Bowie.
Mijn uitverkoren David Bowie-nummer.
Let’s Dance wordt door velen als een toegeving aan de markt beschouwd, als uitverkoop. Zelf vind ik het een prachtige dansplaat. Heel mooie productie van Nile Rodgers. En welke ongecompliceerde rockster heeft het over “serious moonlight”, om maar iets te noemen.
Put on your red shoes and dance the blues!

V-2 Schneider – David Bowie – “Heroes” – David Bowie. [Fragment]
1977, RCA. David Bowie Tony Visconti. Een hulde aan Florian Schneider van de Duitse band Kraftwerk. De hele elpee is een tour de force. “Heroes” is een van Bowies allermooiste songs. David Bowie op saxofoon, zijn uitverkoren instrument?

Bonus Tracks
All The Young Dudes – Mott the Hoople – All the Young Dudes – David Bowie
Buddha Of Suburbia – David Bowie – Buddha Of Suburbia – David Bowie

I’m Deranged – David Bowie – 1. Outside – David Bowie
The Man Who Sold The World – Nirvana – MTV Unplugged In New York – David Bowie
Crush With Eyeliner – R.E.M. – Monster – R.E.M.
I Feel Free – Cream – Fresh Cream – Jack Bruce/Pete Brown
Jump They Say – David Bowie – Black Tie White Noise – David Bowie
The Electrician – The Walker Brothers – Nite Flights – Scott Walker
Seven – David Bowie – ‘Hours…’ – David Bowie/David Bowie/Reeves Gabrels
Pablo Picasso – The Modern Lovers – Jonathan Richman
I’ve Been Waiting For You – Neil Young – First Album – Neil Young
You Feel So Lonely You Could Die – David Bowie – The Next Day – David Bowie
I Can’t Give Everything Away – David Bowie – Blackstar – David Bowie
“Heroes” – David Bowie – “Heroes” – Brian Eno/David Bowie

bowie

* Deze nummers konden door tijdgebrek niet worden gedraaid en zijn bijgevolg ook bonus tracks.

ZERO DE CONDUITE: VOOR DAVID BOWIE

David-Bowie-1971-2.jpg

David Bowie, de geliefde zanger en kunstenaar, is nu al bijna een maand dood. Het rouwproces, als we het zo mogen noemen, lijkt lang te zullen aanslepen. Ongewoon is dat niet: wij hadden het gevoel dat David Bowie ons minder vreemd was dan de meeste van onze familieleden, dan sommige van onze vrienden. Door innerlijke processen die we zelf niet kennen gaat onze liefde in veel gevallen eerder naar zij die ver van ons verwijderd leven dan naar zij met wie we dagelijks omgaan. Dat heeft weinig met Nietzsche te maken. Of misschien heeft het lezen van Nietzsche ons toch duidelijk gemaakt dat het zo was en is. Hier zijn natuurlijk uitzonderingen op: onze tederste gevoelens gaan naar mensen die we van huid en haar kennen. Maar bijna even groot is onze affectie voor aardlingen als David Bowie. Of noem het fascinatie.

Over welke rol hij in mijn leven heeft gespeeld schreef ik al eerder in ‘Fascination: David Bowie’, dat wil ik hier niet nog een keer herhalen. Wel is het onmogelijk om geen twee uur van Zéro de conduite aan de muzikale werelden van David Bowie te wijden. Aan onze fascinatie voor hém en aan zíjn fascinatie voor andere muziek en muzikanten. Overigens is dat maar een deel van de hele Bowie. Hij was zoveel meer dan muziek. Maar aangezien wij een muziekprogramma maken beperken wij ons tot dat (essentieel) facet. Deel twee van de muzikale trip door het Zuiden van de Verenigde Staten zal moeten wachten.
Wegens tijdgebrek – twee uur per maand – en door te weinig kennis van het latere werk zal onze aandacht vooral naar de eerste drie periodes van Bowie gaan. Ik noem deze fases (die door elkaar lopen): Swinging London Boy; androgyne rocker; neo-expressionistische soul searcher.

Om het allemaal wat verrassend te houden wordt de gedetailleerde playlist pas morgen op hoochiekoochie en facebook gepost. Aan de voorbereiding werd hard gewerkt en voor één keer voelde ik mij gedwongen om een thema te ‘kiezen’. Wij maken deze aflevering van Zéro de conduite voor niemand anders dan voor David Bowie, maar zijn er van overtuigd dat zij veel luisteraars blij en tegelijk wat droef zal maken.

Veel luisterplezier!

Research & presentatie: Martin Pulaski
DJ: Sofie Sap

 

JUST LIKE DAVID BOWIE

Dat mijn treurnis over de dood van David Bowie blijft voortduren verontrust me. Is het ‘normaal’ dat je rouwt om iemand die je niet hebt gekend? Gaat het om narcisme? Om identificatie en bijgevolg om verdriet over de eigen dood (of op z’n minst de eigen sterfelijkheid)? Vragen die ik niet kan en eigenlijk ook niet wens te beantwoorden. Al dat gepsychologiseer vermoeit me alleen maar, terwijl ik meer dan ooit energie nodig heb. Hoe kom ik anders door deze donkere dagen?

Dat er in de vroege jaren zeventig sprake was van een sterke identificatie met David Bowie, of met de voorstelling die ik me van hem maakte, vermoedde ik al langer. Gisteren vond ik er een bewijs voor. Ik schreef destijds (1973-1974) liedjes. Niet echt afgewerkte songs, meer schetsen; niet veel meer dan surrealistische teksten en enkele akkoorden. Bij sommige liedjes had ik een melodie, herinner ik me, een melodie die ik niet meer kan achterhalen. Tijdens een geïnspireerde nacht in de Dolfijnstraat – omstreeks 1977 – heb ik een deel van de songs opgenomen met zo’n ouderwetse bandopnemer. Die ik had ik geleend van mijn vriend en buur Leo S. Waar de tapes naartoe zijn weet ik niet, waarschijnlijk verloren gegaan toen ik van Antwerpen naar Brussel verhuisde. Gisteren stelde ik tot mijn verbazing vast dat ik een van de liedjes(teksten) ‘Just Like David Bowie’ als titel gaf. Ik ben niet bepaald trots op mijn schepping en weet ook niet waarom ik ze heb overgetypt. Is het een onderdeel van mijn rouwproces? Ik heb er enkele woorden aan veranderd: flagrante fouten en een paar idiotieën.

ziggystardust.jpg

“JUST LIKE DAVID BOWIE

Invitation for an obligation
a small sensation
revolutionary brothers I gave up
a notorious bunch
throwing bombs before the embassy
of Pigman’s Land (where is it really?)
Gordon Liddy an enemy he screams
my black brother balls his fists
it’s a talked about party
it really is but you could die
doctor d will lose his dream
all the redheaded suckers will
get his shoes
I will love but there’s only holes
seasons of saturation
(she’s searching for a game
a pious teacher reads his poems
but Mary she’s like Faust)
blind body of him goes up in smoke
they torture it with wine
& someone sings a raging song
another one weeps with lotsa noise
came down from Jerusalem
flashy & dressed up in white
(Jackie Wilson’s tryin’ to take off his
clothes but he shouts and screams
and jumps in a yellow cab
crawls through the window
– roses rain down
but they all take him for the wrong man)

the building rose higher
our feet were on fire
– I rapped about andré gide
but I got so stoned out of my mind
that only too late I realized I was talkin’
to a Sicilian nun & I started to puke)
the music was fast
& the groovies thought it was rock and roll
but the poet’s muse wouldn’t come
because the chimney was filled with junk
and I cry now for their souls all did die
my sword was thin
but my last word was truth

1973-1974”

justlikedavidbowie 001 (2).jpg

FASCINATION: DAVID BOWIE

david bowie fell to eath 2

Net zomin als ik meteen na de dood van Lou Reed waardige, glansrijke woorden vond om afscheid van hem te nemen kan ik dat nu na het verscheiden van David Bowie. Miljoenen van zijn fans maken hetzelfde mee; hun verbijstering en sprakeloosheid is in zekere zin een troost. Een troost is ook dat wij, hoe artificieel het ook mag wezen, ons verdriet met elkaar kunnen delen. “While troubles are rising / We’d rather be scared / Together than alone”. Terneerdrukkend is dan weer de vele onzin, de onnauwkeurigheden en flagrante fouten die ik in op maat gemaakte in memoriams lees (en probeer dat niet te doen).

Vergeef mij dat ik deze zeer subjectieve en magere beschouwingen toch ter lezing aanbied. Ik kan niet anders, ik moet.

Het enige wat mij gisteren lukte, na enige uren voor mij uit te zitten staren, was een kort gedicht. Nee, niet eens een gedicht, een treurstukje, een naïeve en kinderlijke poging om David Bowie uit zijn schuilplaats te lokken. Zonder resultaat. De Britse dichter Algeron Charles Swinburne schreef het al (en hij was niet de enige):

That no life lives for ever;
That dead men rise up never

Alles aan David Bowie was me dierbaar, zij het met onderbrekingen. Ik leerde zijn muziek kennen in een wazige, op elk gebied troebele, chaotische maar ook euforische tijd. Daardoor herinner ik me niet meer zo goed hoe het avontuur begon. Met ‘The Rise And Fall Of Ziggy Stardust And The Spiders From Mars’? Of met de Amerikaanse RCA-versie uit 1972 van ‘The Man Who Sold the World’? Het heeft weinig belang: beide langspeelplaten maakten een verpletterende indruk op me.
Aanvankelijk hield ik niet zo van David Bowie. Een goede vriend van me had me circa 1970 de elpee ‘David Bowie’ – die soms ook ‘Space Oditty’ heet – laten horen: die vond ik te bombastisch en te zweverig. Ik luisterde in die dagen naar Bob Dylan, the Rolling Stones, the Velvet Underground, Johnny Winter, the Grateful Dead, Johnny Cash en Neil Young. ‘Space Oddity’ paste niet in die sfeer. Alleen de single ‘Space Oddity’ viel in de smaak. Als ik de elpee nu beluister klinkt ze lang niet meer zo bombastisch, maar geslaagd vind ik ze nog steeds niet.

Vermoedelijk na het verschijnen in 1972 van Lou Reeds ‘Transformer’, die Mick Ronson en David Bowie produceten, begon de echte fascinatie. De dagen die ik doorbracht met ‘Ziggy Stardust’ en ‘The Man Who Sold the World’ waren opwindend, betoverend… Nee, die woorden volstaan niet. Ik kan de sfeer die in onze muziekkamer hing en die me helemaal doordrong, lichamelijk en geestelijk, niet benoemen. Het gaat niet. Het volstaat ook niet om nu naar die magische platen te luisteren: de gevoelens en emoties die ze opriepen komen nooit meer terug. Ik herinner me dat mijn kleine wereld in een theater veranderde waar veel meer mogelijk werd dan ik ooit vermoed had. Dankzij ‘Transformer’ en de twee platen van David Bowie werd ik sterk, onoverwinnelijk, en in zekere zin ook meedogenloos. Dat ik me in dezelfde periode in Nietzsche verdiepte en antipsychiatrie bestudeerde zal daar ook wel toe bijgedragen hebben. Songs als ‘The Width Of A Circle’ en vooral ‘All the Madmen’ drukten heel goed die tijdsgeest uit. Overigens lazen mijn vrienden en ik in die dagen Kahlil Gibran, een ‘profeet’ waar Bowie eveneens naar opkeek. Wat wij in die hele Kahlil Gibran zagen is me nu een raadsel. De leermeesters van de antipsychiatrie, Ronald Laing en David Cooper, blijven echter waardevol.

Omdat ik weinig geld had duurde het enkele maanden voor ik me ook ‘Hunky Dory’ kon aanschaffen, een album dat al in 1971 was uitgekomen. Van de beginperiode vind ik dat het hoogtepunt, hoewel ik voor die voorkeur geen muzikale of tekstuele argumenten kan aanreiken. Hoewel. Er staan schitterende songs op, dat zeker. En kant twee is perfect. Heeft de begenadigde zanger ooit betere songs geschreven en gezongen dan ‘Life On Mars?’, ’Andy Warhol’, ‘Song For Bob Dylan’ en ‘The Bewlay Brothers’?

Ook 1973 was voor mij nog een David Bowie-jaar. ‘Pinups’ blijft voor altijd een van de meest overtuigende cover-elpees. Perfecte keuze van swinging sixties en psychedelia, perfecte uitvoering, met als hoogtepunt ‘Sorrow’, dat ik kende in de versie van the McCoys. Daarna de waanzinnige vloedgolf die ‘Aladdin Sane’ heette, androgynie en antipsychiatrie ten top gedreven. ‘Panic In Detroit’, ‘Time’ met de cabaretpiano van Mike Garson, en Bo Diddley op amfetamine in ‘The Jean Genie’, met voor de liefhebbers verwijzingen naar de dief Jean Genet. (Lees Patti Smith’s M Train voor mooie verhalen over Jean Genet.)

Waarom hield mijn bewondering voor David Bowie in 1974 op? Heel zeker weet ik het niet, maar ik denk dat ik stilaan genoeg kreeg van rock. Ik werd ‘sick of all this repetition’ en ging me in jazz en klassieke muziek verdiepen. Trouw bleef ik zeker wel aan Bob Dylan, John Cale, Syd Barrett, Captain Beefheart en Alexander Spence.

1977 was een keerpunt. Opeens hoorde je op de radio the Clash, the Sex Pistols, the Buzzcocks, herrieschoppers – een nieuwe muzikale revolutie. Bowies ‘Rebel, Rebel’ – uit ‘Diamond Dogs’, 1974 – was opnieuw relevant. We gingen weer elk weekend dansen, extatischer dan ooit tevoren. Punk rock, rockabilly, reggae, elektronica. Een hoogtepunt op de dansvloer was de single ‘”Heroes”’. De gelijknamige elpee van Bowie – de zanger woonde nu in West-Berlijn en werkte samen met Brian Eno – was het hoogtepunt van dat jaar. Ik was werkloos en arm, maar ging toch op zoek naar wat ik gemist had. Zo vond ik in de tweedehandsbakken ‘Station To Station’(1976), wellicht als geheel zijn meest geslaagde album en ‘Low’ (ook uitgebracht in 1977). ‘Low’ is de eerste plaat die ik gisteren heb opgelegd. Een meesterwerk, zowel de bijna traditionele songs op kant één als de abstracte soundscapes op kant 2. Ik geloof dat ik bij Matt Piucci las dat de B-kant van ‘Low’ hopeloos verouderd is. Wat een onzin. Kant 2 van ‘Low’ is nagenoeg perfect. Is ‘Lodger’, deel drie van wat de Berlijnse trilogie wordt genoemd, minder goed? De plaat is niet zo experimenteel als de twee andere, maar naar mijn mening hoort ze desondanks bij Bowies betere werk. Wat een uitstekende en avontuurlijke musici zijn hier aan het werk! Luister nog een keer naar ‘Repetition’, waar ook een mooie cover van bestaat door the Au Pairs. “What’s the good of me working / When you can’t damn cook”.

In 1980 verraste David Bowie ons met een “commerciële” rockplaat, ‘Scary Monsters and Super Creeps’. Het is de elpee van de betreurde zanger die ik het meest heb gedraaid. Er was een tijd dat ik alle teksten uit het hoofd kende. Helaas zijn alleen van ‘Teenage Wildlife’ wat flarden blijven hangen. Of misschien maar goed ook, want ik zing even vals als Bowie zelf in een scène van de film ‘The Man Who Fell To Earth’. De fraaie cover van Tom Verlaine’s ‘Kingdom Come’ is mooi meegenomen, een fijn voorbeeld van David Bowies generositeit. Ook weer heel veel gedanst op ‘Fashion’ en ‘Ashes To Ashes’.

Wat mij betreft is ‘Let’s Dance’ uit 1983 David Bowies – voorlopig – laatste grote album. Het is zijn meest toegankelijke werk, zijn vrolijkste ook, maar gelukkig hoor je trieste ondertonen. Vrolijkheid zonder verdriet is leugenachtig. De productie van Nile Rodgers is kristalhelder, het gitaarspel van Stevie Ray Vaughn economisch en expressief. Op ‘Let’s Dance’ staat mijn uitverkoren Bowie-nummer: ‘Without You’. Ook toen Bowie nog leefde kreeg ik er vaak de tranen bij in de ogen.

davidbowieletsdance.jpg

Altijd ben ik naar de muziek van David Bowie blijven luisteren. Maar wat na ‘Let’s Dance’ is uitgekomen heb ik niet meer gevolgd. Vanaf 1982, toen ik met mijn eerste radioprogramma ben begonnen, ben ik me meer en meer gaan verdiepen in muziek uit het verleden, zij het met veel aandacht voor nieuwe bands en singer-songwriters. Op dezelfde manier ben ik aandachtiger gaan luisteren naar opnamen van Bowie die ik nog niet zo goed kende, onder meer naar het sublieme blanke soulalbum ‘Young Americans’ – waarvoor hij samenwerkte met Luther Vandross – en naar de liedjes uit het prille begin, zoals het wondermooie ‘You’ve Got A Habit Of Leaving’, met Nicky Hopkins op piano, en ‘London Boys’. Nieuwe releases echter gingen aan me voorbij. Daar zal wel een reden voor bestaan, maar ook die ken ik niet. Wel zag ik gisteren op BBC Bernard Sumner van Joy Division/New Order met zijn mond vol tanden staan toen hem gevraagd werd wat hij dacht van Bowies oeuvre na 1990. Zelfs met de titel van ‘The Next Day’ had hij het moeilijk. Zo hoef ik mij er niet al te erg voor te schamen dat ik mijn David verwaarloosd heb tot ik ‘Where Are We Now?’ hoorde. Was dat in januari 2013 dat ik zo heb zitten huilen? Ik dacht dat David Bowie ziek was, dat hij ging sterven. Zo triest was dat lied. Maar buitensporig mooi en nostalgisch. Ik kon niet anders dan op zoek gaan naar sporen van de geniale performer in Berlijn. Die heb ik er in september vorig jaar gevonden. In het huis waar ik logeerde lag dezelfde traploper als in dat waar David Bowie en Iggy Pop hebben gewoond. In mijn verbeelding was mijn oude held weer jong en springlevend. Ik had the Lodger nieuwsgierig en levenslustig door de Berlijnse straten zien lopen. Zelfs dacht ik hem in een van de aanwezigen bij een concert van Ryley Walker in de Privat Club te herkennen.

Vanaf morgen ga ik mij overgeven aan ‘Blackstar’. Ik weet nu al dat ik in weer een andere wereld zal aanbelanden. Een wereld die geen theater zal zijn, waar ik niet als een sterke, onoverwinnelijke en enigszins meedogenloze man zal ronddwalen. Ik denk dat ik de wereld van ‘Blackstar’ al ken. Maar met David Bowie weet je het nooit zeker. Een ding staat vast: David Bowie veranderde misschien aan de oppervlakte, in de diepte bleef hij zichzelf, een en al emotie en fascinatie, een en al levenslust.

Ω

Ik heb het hier niet gehad over soundtracks, singles, live-platen, video’s, films (waaronder een van mijn lievelingsfilms, ‘The Man Who Fell To Earth’ van Nicolas Roeg, met David op z’n allermooist), theater, performance. Jammer. En laat Bob Dylan nu maar een ‘Song For David Bowie’ schrijven.

Ook interessant: David Bowies honderd favoriete boeken.

DAVID HAS A HABIT OF LEAVING US

David has a habit of leaving us
David is a bad boy
David makes us sad
David David David
Leaving us and leaving us
David shouldn’t do that
David kick that habit of leaving us!
David stop being such a comedian
David you’re not Lazarus
David you’re Bowie
David you’re Jones
David you are only dancing somewhere
David are you hiding in your tin can again?
David this is enough
David come back now

LOW EN HET WALZHEIMER GENOOTSCHAP

landschap-vreemd

Na een viertal dagen ben ik teruggekeerd uit het land waar je eigenlijk niet uit terugkeren kunt. Het land van de vriendschap en de walsende gebouwen, schitterend in het schitterende licht. Aluminium vogels duiken er onder en op als een beetje gekrompen dolfijnen, hun gelach aan jou overlatend. We stonden op een groot plein zonder bomen en richtten er een nieuwe club, een nieuwe kunststroming op: het Walzheimer-gezelschap. Copyright Control en je hoort nog van ons.

Ondanks grenzen en wetten en koortsaanvallen ben ik teruggekeerd en nu zit ik hier aan tafel met een laptop, een vreemd voorwerp al, zoals bijna alles in deze kamer. Wat ziet het er allemaal onwerelds uit. Bijna niets in dit vertrek past in het Walzheimer-wereldbeeld. Alleen misschien enkele boeken, een foto van Marlon Brando en Maria Schneider in ‘Last Tango in Paris’, en bovenal het vinyl.

Het eerste lied dat ik in 2010 hier thuis beluisterde, met al mijn oren open, was David Bowies ‘Be My Wife’, waarbij ik tot tranen toe werd bewogen.

“Sometimes you get so lonely
Sometimes you get nowhere
I’ve lived all over the world
I’ve left every place.”

Daarna heb ik heel ‘Low afgehandeld, van ‘Speed Of Life’ tot ‘Subterraneans’. ‘Low’ is het werk van een bijna-übermensch, onovertroffen (bovendien is elke poging om dit kunstwerk te overtreffen volkomen zinloos). Als grap heeft Nick Lowe ooit een ep uitgebracht onder de titel Bowi, omdat hij zich ‘beledigd’ voelde door dat ‘low’ zonder ‘e’. Zulke grappen kun je met ‘Low’ natuurlijk wel uithalen. In die zin ging Nick Lowe ons voor in de Walzheimer-manier-van-denken.

Ik wens iedereen, niet alleen alle lezers van hoochiekoochie, veel geluk, moed, warmte, liefde, verbeelding, mededogen en een goed hart in 2010 en alle volgende jaren. En niet te vergeten, veel Elvis.

Φ

Foto: Martin Pulaski

 

THE MAN WHO FELL TO EARTH

Iets over The Man who Fell to Earth, van de onovertroffen filmregisseur Nicolas Roeg. Met David Bowie in de rol van Thomas Newton, Candy Clark (Mary-Lou) en Buck Henry (Oliver Farnsworth).
Een film over vervreemding? Het personage van David Bowie is de ‘alien’, afkomstig van een andere, uitgedroogde planeet. Hij is op zoek naar water. Maar misschien heeft hij – bewust of onbewust – ook een ‘geestelijke’ opdracht, een zending. Misschien is zijn werkelijke missie: de aardbewoners erop wijzen dat ze ‘gealiëneerd’ zijn, van zichzelf, van hun werk, van elkaar, van de natuur? Zoals hij vaak doet behandelt Roeg ook in deze sciencefiction film de fatale consequenties van een ontmoeting van twee werelden of twee culturen. Ontmoeting? Het is veleer een botsing. Zoals in het lied When two worlds collide:

“Your world was so different from mine, don’t you see
And we couldn’t be close, though we tried
We both reached for heavens, but ours weren’t the same.
That’s what happens when two worlds collide.

Your world was made up of things sweet and good.
My world could never fit in, I wish it could.
Two hearts lie in shambles and oh, how they’ve cried.
That’s what happens when two worlds collide.”

The Man Who Fell To Earth is naast het verhaal van een odyssee een onderzoek van het beeld in de Westerse cultuur. Van de voor- en nadelen van het beeld. Tegenover het statische beeld (ook het filmbeeld is statisch : 24 beeldjes per seconde) plaatst Nicholas Roeg het reizen en het zien. Elke reis is een ontdekkingsreis. Elk landschap opent een wereld. Elke ontmoeting schept mogelijkheden, positieve of negatieve.
Er is een overeenkomst tussen Thomas Newton en Stephen Dedalus in Ulysses van James Joyce; en Farnsworth verwijst in zekere zin naar Leopold Bloom uit dezelfde roman. In Performance – de eerste film van Nicholas Roeg (in een co-regie met Donald Cammell) – heb je een gelijkaardige botsing van culturen, met name van die van de ex-rockster en hipster Turner en die van Chas, de misdadiger. De wereld van de hippies – in 1970, toen Performance uitkwam, was er sprake van ‘underground’ en ‘tegencultuur’ – komt in ‘aanraking’ met die van de misdaad. Harry Flowers, de naam van een ander personage uit Performance, is overigens ook een pseudoniem van Leopold Bloom in diens correspondentie met een jong meisje.
Wat mij bij deze tekst ook weer opvalt is mijn zoeken naar overeenkomsten, gelijkenissen, analogieën. Wijst dat op innerlijke onzekerheid? Ik denk het niet. Liggen analogie, gelijkenis, en overeenkomst niet aan de basis van alle poëzie?