‘Niets heeft meer weet van de dood’, ging hij door, ‘dan de zomerzon, het felle licht en de uitbundige natuur. Je ademt de lucht, je ruikt het bos, en je merkt dat bomen en planten zich niets van je aantrekken. Alles leeft en vergaat in zichzelf. De natuur is de dood…’
Cesare Pavese, De duivel op de heuvels
Gisteravond laat, voor het inslapen, herinnerde ik me weer de sfeer in Antwerpen in de jaren tachtig. Hele nachten in cafés, het buitensporig drinken, de vele lange gesprekken met vrienden, kennissen, onbekenden. Veel van wat ik zei als ik dronken was, was banaal, maar door de alcohol, door de roes kreeg het voor mij een diepere betekenis. Soms vond ik, geloof ik, mijn uitspraken haast geniaal. Terwijl ik ze uitsprak, niet daarna, als ze al neergedwarreld waren op een vochtige tafel of toog. En al helemaal niet als ik ontwaakte in de walgelijke bleke ochtend. Die eigendunk zal wel typisch zijn voor dronkaards die al eens een boek lezen of wat gestudeerd hebben. De drank heeft vooral mijn geheugen aangetast, besef ik al veel langer dan vandaag. Vandaar dat ik me die jaren tachtig in Antwerpen – en elders – ook maar vaag herinneren kan. Al die nachten ging ik op zoek naar iets, maar ik weet nog altijd niet wát.
Ik dacht terug aan de nostalgie van Cesare Pavese. Ook bij hem het nachtleven, maar zo verschillend van het mijne destijds, dat van hem zo bitterzoet en luchtig – en toch ook leeg, zinloos: er gebeurt niets in die nachten; het echte leven van zijn personages voltrekt zich overdag. Maar ook dan heeft het geen zin, geen toekomst. De gelukkige momenten zijn altijd al achter de rug en de herinneringen eraan bieden geen soelaas, integendeel ze maken de dagen zwaar. Veel beter is het te vergeten, te leven in een grenzeloos nu. Het verleden dien je zoveel mogelijk uit te wissen en je maakt best ook geen plannen voor de toekomst.
Ik benijdde Pavese om zijn stijl, om zijn eenvoud. Een stijl, een vorm die ik noodgedwongen moest missen, omdat ik voor ‘ander proza’ gekozen had. Of ‘ander proza’ had mij gekozen: het gebeurde immers onder druk van de tijdsgeest. Hoe de juiste vorm geven aan weemoed, vroeg ik me af, aan de lijdensweg van de uren in eenzaamheid doorgebracht, hunkerend naar iets dat je zou kunnen verlossen. Een kleinigheid of iets groots, dat wist je niet.
Je wist wel dat je het lijden niet mocht verheerlijken. Ondanks de mateloosheid van het experiment voelde je de noodzaak van soberheid, van naakte woorden en zinnen. Samuel Beckett, de late Sylvia Plath. Nostalgie, weemoed, melancholie mochten een rol spelen in je ‘teksten’, maar met mate. Bovendien: hoe kon je controle behouden over dergelijke stemmingen? Gingen zij niet telkens weer met je gedachten op de loop, en schreven zíj niet je gedichten en dromen van proza?
Toen je met schaamte terugdacht aan het belachelijk stukje dat je geschreven had naar aanleiding van de dood van Harper Lee en Umberto Eco viel je gelukkig in slaap. Maar niet voor lang.
“Bijna altijd is het juist de inspiratie (…) die de poëzie slechter maakt, verslapt, verspilt. Het beetje vormdiscipline dat men bezat stort ineen onder het onbestemde van het niet te beheersen sentiment. Zeldzaam zijn de scheppende kunstenaars bij wie de strenge vormeisen die besloten liggen in de neerslag van hun verste contact met de wereld samengaan met de uitdrukkingsmiddelen die de cultuur aan een hele generatie verschaft. Hun taak is een compromis, een gedeeltelijk verraad aan hun onbevangenheid, een poging om in de draaikolk van de mythe die hem in zijn greep heeft zo scherp mogelijk te zien, maar niet verder dan tot daar waar de mooie vertelling oplost in naturalisme. Hierdoor komt het dat sommigen zich redden door iets anders te doen dan ze verwachtten en wisten. Maar de sterksten, die op de meest duivelse wijze toegewijd en bewust zijn, doen wat ze willen, en ze boren de mythe de grond in en weten hem tegelijk, tot klaarheid gebracht, te bewaren. Zo werken zij op hun manier mee aan het unieke van het wonder.”
Cesare Pavese, Stilte in augustus.
Ja, ‘Stilte in augustus’, het boek dat ik in Stockholm ga herlezen. Een Italiaan in Zweden… Dat lijkt me een goede combinatie. Maar Pavese is universeel. Ik heb nog geen plek gevonden waar ik zijn werk niet zou kunnen lezen.
Een week lang heb ik niet geschreven en nauwelijks gesproken. Daarover schaam ik me en voel ik me schuldig. Waarom? Ik weet het niet. Misschien omdat het lijkt alsof ik geen strijd heb geleverd tegen de leegte, en de chaos daarachter… Het kan zijn dat chaos zich op de voorgrond bevindt en de leegte erachter, als er al van een leegte sprake kan zijn. Maar ik wil het niet moeilijk maken, omdat de zon schijnt en omdat ik niet overweg kan met al wat moeilijk is, net zomin als met schuld en schaamte.
Wat heb ik de voorbije dagen dan toch uitgespookt? Interesseert het je? Over het werk dat ik doe om mijn brood te verdienen zal ik het niet hebben. Ik doe het werk – wat van me verwacht wordt doe ik zoals het hoort, maar ik doe het moeizaam, omdat ik moe ben en uitgeblust op dat gebied. Ik heb de indruk dat op het werk enkele stukken worden opgevoerd, vrij degelijke kluchten, maar altijd dezelfde, in steeds dezelfde volgorde. De acteurs doen hun best (ik ben een van hen), maar het publiek kent het repertoire door en door. Als je dan tussen dat publiek gaat zitten bestaat het gevaar dat je psychotisch wordt. Dat je niet meer weet waar je hoofd is en waar je voeten zijn. Roep je dan “brand!” en loopt iedereen de zaal uit? Of is dat in een nachtmerrie of in een werk van Kierkegaard, die twijfelaar?
Gisteren was ik ziek, misselijk, het leven beu, vooral het bedrog en het zelfbedrog. De illusies die je nodig hebt om te overleven. Ik was nog meer uitgeput dan anders, doordat ik eergisteren eerst de hele dag had gewerkt (tijdens de lunchpauze naar een boekwinkel gesneld voor een dik boek van Gilles Deleuze), daarna gegeten in Mirante, een goedkope Italiaan die almaar duurder wordt, en daarna met Laura, zoals ik haar noem, naar een extatisch concert van Animal Collective was geweest. Ik ben geen concertenrecensent. Laat ik daar dan maar best zoveel mogelijk over zwijgen. Ik vond het inderdaad extatisch, en werd er zelf extatisch van, zonder drugs, zonder iets. Zo extatisch dat ik niet eens voelde hoe moe, hoe ziek ik wel was. Animal Collective deed mij denken aan the Beach Boys in 2021, the Fleet Foxes wild tekeer gaand in een hedendaagse Gold Star studio en gebruik makend van alle mogelijk schuiven en knoppen. Animal Collective deed mij vooral denken aan Mercury Rev, zonder evenwel de hypnotiserende, sprookjesachtige waanzin van Jonathan Donahue. Ik vroeg aan een meisje naast me of die animale stemmen haar niet aan the Fleet Foxes deden denken. Ze had nog niet van the Fleet Foxes gehoord, terwijl ik toch haar vader had kunnen zijn. Na afloop van het concert zweefde ik rond, je zal het wel vermoeden, in een parallel universum. Toch is het echt waar dat een zeer jong meisje me zei dat ze met me wilde trouwen, terwijl haar vader en mijn Laura erbij stonden. Een mens maakt wat mee! Polygamie is niet toegestaan in België, zei ik (in het Frans). We zullen daarom naar Salt Lake City moeten verhuizen. Want twee vrouwen in mijn nabijheid vind ik wel goed, getrouwd of niet getrouwd. Gelukkig drong ze niet aan en moesten we op tijd naar huis. Wat in Brussel niet echt moeilijk is: alles gaat dicht om middernacht, tenzij de louche zaken, waar de bekende roze balletten worden opgevoerd.
Dinsdagavond was ik met een vriendin in het Paleis voor Schone Kunsten. Een avond gewijd aan mijn geliefde schrijver Cesare Pavese. Af en toe moest ik de tranen onderdrukken. Er werden tegen een zeer expressieve achtergrond – een decor van Jan Vanriet – zeer mooie fragmenten uit het oeuvre van de Turijnse auteur voorgelezen. Een mooie vrouw als Hilde Van Mieghem in de stem horen kruipen van de melancholisch-mannelijke auteur bij uitstek is een ervaring die je niet vergeet. Het leven van Cesare Pavese is een tragisch verhaal. Maar de schoonheid van zijn melancholie, van de melancholie van zijn zinnen, maakt van de tragedie een troostend gedicht. Dank zij de geniale aanwijzingen vanuit een of andere satelliet verdwaalden we die avond in Brusselse steegjes die aan Turijn deden denken, hoewel ik daar nooit ben geweest. Weer thuis dronk ik een Orval en nodigde koortsachtig vrienden uit voor een etentje. Ik mag de eenzaamheid niet koesteren. Ik ben Cesare Pavese niet.
Gisteravond, na een hele dag geprobeerd te hebben om uit te rusten, vond ik peace of mind dank zij ‘Only the Lonely’ van Frank Sinatra. Ik had nooit voordien gehoord hoe betoverend die plaat, die stem is. ‘Willow Weep For Me’, ‘Guess I’ll Hang My Tears Out To Dry’ – en ‘One For My Baby’! Wat een songs! En daar bovenop, of eronder, nog eens de arrangementen van Nelson Riddle. Na een tweede luisterbeurt, en wat lekkere vis, was ik als genezen. Maar ik dacht aan K., een vriendin in Antwerpen die het moeilijk heeft. Het gevoel van te falen stak weer de kop op. Hoe komt het dat ik mensen die ik graag zie niet kan helpen? Ik heb alleen maar woorden, en soms blijven zelfs die in mijn strot steken.
Ik zag de film ‘Elegy’ van Isabel Coixet, een gevoelig verhaal over een oudere intellectueel die verliefd wordt op een jong meisje, een intelligente en zeer charmante studente. Een melodrama, met enige overacting, maar het grijpt je naar de keel, zeker als je daarvoor ‘Only the Lonely’ twee keer hebt beluisterd. Ik, oudere man, zou echter nooit verliefd worden op Penélope Cruz. En als ik Penélope Cruz zou zijn zou ik zeker niet verliefd worden op Ben Kingsley. Maar het leven is kort. En goed, ook deze film biedt weer de troost van de melancholie.
Deze week luisterde ik veel naar Neil Young. Ongeveer alles wat hij heeft opgenomen steekt boven de andere zogenaamde populaire muziek uit. Niemand heeft ooit op zulke intense manier uiting gegeven aan zijn emoties, kunst gemaakt van zijn emoties. Ik heb het niet over klassieke muziek en jazz. Ik heb het over primitieve kunst, art brut in zijn zuiverste vorm. Alleen muziek kan ons nog redden.
Daarnaast heb ik mij zeer geërgerd aan facebook en mij het lot van Gunther Martin aangetrokken. Maar dat is een verhaal voor morgen of de dag daarna. Een lang en zeer ontluisterend verhaal. Laat mij nog dit zeggen: ik heb vaak stilgezeten, maar ik heb niet stilgezeten. Nu zet ik opnieuw de stilte aan.
In 1950, toen ik geboren werd, zette Cesare Pavese een dramatisch punt achter zijn leven. Tussen beide gebeurtenissen is er geen logisch verband. Maar niemand verplicht je ertoe logische beweringen te formuleren. Je kunt zoveel verbanden leggen als je zelf wilt. Een verband dat ik leg tussen mezelf en Pavese is de eenzaamheid, het alleen-zijn. De eenzaamheid hoort voor Pavese bij de stad. ‘Een dorp wil zeggen dat je niet alleen bent, dat je weet dat er iets van jou is in de mensen, in de planten, in de aarde, dat er op je wordt gewacht ook als je er niet bent’.
Ik maakte eerder al het onderscheid tussen een positieve eenzaamheid en een negatief alleen-zijn. Maar dat was een theoretisch onderscheid. Je kunt net zo goed het omgekeerde beweren. De eenzaamheid als het pijnlijke isolement, zoals Billie Holiday er zo hartverscheurend over zingt in ‘In My Solitude’, en het alleen-zijn als de zelfgekozen, trotse afzondering van de anderen, die je hinderen in je gedachten, in je werk, in je bestaan. Laat me maar een tijdje alleen, zodat ik eindelijk eens mijn zaken op orde kan brengen. Eenzaamheid is in deze benadering een vorm van de blues, het is afzien. Je mist de aanwezigheid van de andere, de geliefde, de vriend. ‘The blues ain’t nothing but a woman on your mind’, wordt er gezongen. En daar bestaan natuurlijk variaties op. Ben je alleen, dan kun je je overgeven aan dagdromen, aan plannen smeden, aan euforie. Er zijn talloos veel mogelijkheden, je denkt niet aan de zwaarte van onmogelijk uit te spreken woorden. In de romans en gedichten van Cesare Pavese lees ik de verstrengeling van deze twee tegengestelde en toch zeer verwante begrippen. In mijn eigen leven is het niet anders. Bij de anderen kan ik me goed voelen, gelukkig zelfs, maar ik heb me zelden zo eenzaam gevoeld als in een groep of in een menigte. Voor mij is het onmogelijk om op mijn eentje naar de bioscoop of naar een concert te gaan. Dan word ik gek van eenzaamheid.
Een ander verband tussen Pavese en mezelf is het treuren om de verloren adolescentie. Zodra de adolescentie ophoudt begint de aftakeling. Maar je weet tegelijk heel goed dat je niet meer terug kan. Het heeft geen zin nostalgisch te doen. Het gaat er niet om dat het vroeger beter was. De adolescentie was het diepe leven, toen je nog niet nadacht over aftakeling en mislukking. De adolescentie is het beste, maar dat weet je pas als je volwassen bent en je leven mislukt is. Als je weet dat je niet meer naar huis kunt en dat zelfs niet wilt. Eigenlijk is het dan ook geen treuren om de adolescentie, maar om de onvermijdelijke mislukking van het leven. Je zou kunnen zeggen dat de adolescentie de mogelijkheid is, en de volwassenheid de onmogelijkheid. Je verwijdert je steeds verder weg van je ‘thuis’. Elvis Presley verwoordt dit gevoel in een prachtige song, Long Black Limousine, terug te vinden op From Elvis in Memphis, zijn meesterwerk. Met deze verwijzing naar toch weer rock & roll wil ik deze korte beschouwing over eenzaamheid, adolescentie en mislukking beëindigen en iedereen nog een mooie lentedag wensen.
Of nee, ik wil eindigen met dit fragment uit het dagboek van Cesare Pavese: ‘Laten we eerlijk zijn. Als Cesare Pavese voor je zou verschijnen, je zou aanspreken, proberen vriendschap met je te sluiten, ben je zeker dat je hem niet verwerpelijk zou vinden? Zou je vertrouwen in hem hebben, zou je bereid zijn met hem mee te gaan voor een plezierige avond in zijn gezelschap?’ (uit ‘Leven als ambacht’)