KIJKEN NAAR MUZIEK

mavis

Er is een ding dat me geruststelt. Plaatjes, ook cd’s, zitten weer in binnenhoezen, zoals het hoort. Niet alles wat wordt uitgebracht is al zo goed verzorgd, maar de tekenen zijn er: de platenmaatschappijen lijken meer op duurzaamheid en uniciteit te gaan te letten. Kennelijk willen ze duidelijk maken – bewust of domweg – dat de ‘look’ bijna even belangrijk is als de inhoud. Een vrouw kijkt toch ook niet alleen maar naar het innerlijke van een man, en vice versa – en alle mogelijke variaties op dat thema. Elk vogeltje zingt zoals het gebekt is, wordt gezegd.  Sommige vogeltjes hebben mooie snavels; die van andere exemplaren zien er grijs en verwaarloosbaar uit. Door een menselijk oog bekeken, natuurlijk. Vandaag heb ik letterlijk beseft dat een zwaluw en een krokus de lente niet maken. Hetzelfde geldt voor die platenhoezen. Ik bedoel nu even niet de lente, maar een revolutie in de muziekindustrie. Maar de goede voorbeelden verdienen navolging. Ik ben geen downloader: alle kunstenaars en het overige personeel dat aan het ontstaan van een langspeelplaat heeft meegewerkt verdient een beloning, een loon, pecunia. Maar soms maken de platenmaatschappijen het wel erg gortig: plastic in plastic, het ene product bijna hetzelfde als het andere. Vier voor de prijs van drie. het maakt niet uit waar je van houdt. Bullshit! Elke plaat heeft een eigen identiteit, elke echt goede plaat is een kunstwerk – of het nu om populaire muziek of klassieke muziek gaat. En dat zie je ook aan de buitenkant. Enkele hedendaagse  mooie voorbeelden van hoe het moet: ‘Tight Knit’ van Vetiver, ‘Who’s Hurting Now’ van Candi Staton, ‘To Be Still’ van Alela Diane en (in mindere mate, want te ingewikkeld) ‘Merriweather Post Pavillion’ van Animal Collective. Dit zijn overigens allemaal platen die zeer waarschijnlijk mijn 2009-eindlijst zullen halen. Wat niet betekent dat cd’s die nog in plastic doosjes zitten nu opeens allemaal slecht zijn. Of de ep ‘Blood Bank’ van Bon Iver, in een bijzonder mooie hoes, een kunstwerk, maar zonder binnenhoes? Cd’s die los in kartonnen doosjes zitten raken heel snel beschadigd. Ik heb het al voorgehad met de zeer dure box ‘Songbird’ van Emmylou Harris. Een van de cd’s daarin kan ik gewoonweg niet draaien. Gelukkig heb ik de meeste songs al op andere platen, zodat ik weinig mis. Maar wees voorzichtig!

Overigens heb ik zeer genoten van het concert van Vetiver in de Botanique vorige zondag. Ik ga graag naar de Botanique. Het heeft altijd iets feestelijks, alsof je een beetje op reis bent in een land dat je tegelijk kent en niet kent. Veel concerten in de Botanique zijn kleine feesten. En elk concert is bijzonder toegankelijk, waarmee ik bedoel: betaalbaar. Je moet je zelfs geen zorgen maken als je een glas wijn of bier wenst te drinken. En na afloop van het concert kun je nog wat praten met de muzikanten. Jammer dat Bob Dylan daar niet optreedt, of Dwight Yoakam, of Amy Winehouse. Wel heb ik er ooit Television gezien en gehoord, wat ik nooit zal vergeten. Ik zal niet zeggen dat Tom Verlaine god is (want dat schijnt Eric Clapton te zijn), maar hij is alleszins een begenadigd gitarist – hij is anders dan alle anderen. Er is wel enige verwantschap met John Cippolina, Roger McGuinn en John Coltrane.

Over mijn boosheid ten aanzien van de verdeel-en-heers-politiek van sommige Vlaamse politici (net voor de regionale verkiezingen) zal ik het morgen hebben. Tenzij ik morgen nog altijd goed gezind ben. Want wat heb je aan geld? Die mannen (en sommige vrouwen) denken dat je er alles mee kunt kopen, maar iedereen met enig gezond verstand weet dat je met geld maar zeer weinig kunt kopen. Deze woorden zijn helemaal gratis. Maar als je mij wilt kopen, ik ben beschikbaar. Over de prijs zal wel lang onderhandeld moeten worden. En niet alleen Vlamingen kunnen een bod doen op mij.

JESSE SYKES: THE AIR IS THIN

Like-Love-Lust

Gisteren zag ik in een zaaltje van de Kruidtuin Jesse Sykes & the Sweet Hereafter, maar ik kan er haast niets over schrijven. Ik ben te moe. Voor de langharige zangeres met de toch wel bizarre stem aan haar optreden kon beginnen moesten we eerst een lange rij Franse, zeer vervelende en eentonige folkies ondergaan. Was het dan nog the Incredible String Band geweest, met een uitvoering van The Hangman’s Beautiful Daughter of Françoise Hardy met haar hele oeuvre… Maar neen, het waren Franse folkies op akoestische gitaren, fluitjes en kora’s met 28 snaren. Please come back, Toumani Diabate! Het was bijna middernacht eer aanving waar we voor gekomen waren. Ik zat niet bepaald naar mijn donsdeken te verlangen, maar kon me toch ook niet echt goed meer concentreren. Jesse Sykes is een vrouw met een jongensstem, ze heeft mooie lange haren; ik heb een sterk vermoeden dat ze Amerikaans-Indiaanse voorouders heeft, haar uitspraak van het Engels is niet helemaal Amerikaans of Canadees. Dat is een pluspunt. Haar liederen klinken melancholisch, ze zijn geschreven vanuit een diep verdriet, maar ook een groot verlangen naar ik weet niet wat. Het zoete hiernamaals, misschien, hoewel ik betwijfel of ze in die onzin gelooft. Jesse Sykes raadde ons aan om Neil Youngs Tonight’s the Night aan te schaffen, als we die cd nog niet in ons bezit hadden. Het is een van haar favoriete langspeelplaten. De dag tevoren had ik de titelsong gedraaid in mijn ‘nachtprogramma’: een verwantschap. Haar relatie met haar gitarist is even vreemd als haar verschijning en haar stem. Haten ze elkaar of hebben ze elkaar lief? The air is thin, zingt de zangeres, met een stem vol bittere weemoed, of is het toch lustgefluister? De band lijkt wat op Crazy Horse, maar dan meer ingetogen. Wat moeten we van dit alles denken? Wordt ze even beroemd als Christina Aguilera, als Paris Hilton, als Geronimo, als Billy Green Bush (die nog in Five Easy Pieces van Bob Rafelson meespeelde)? Alles is mogelijk. Maar het is vooral vermoeiend om over zulke dingen na te denken. Zeker als je al moe bent.

Ja, het leven is vermoeiend en de kranten schrijven niets dan onzin. Wat ik over Cat Power heb gelezen in De Standaard en in De Morgen grenst aan verbale misdadigheid tegen de menselijkheid. Maar – ogenschijnlijk – hebben deze kenners het laatste woord. Het zijn snobs die denken dat ze het allemaal beter weten omdat ze artiesten al tien jaar geleden zagen optreden in een klein zaaltje in Denderleeuw in het voorprogramma van De Mens of Het Dier. Wat is het allemaal vermoeiend en wat zet het aan tot buitensporig drankgebruik, waar je dan wel nog meer moe van wordt. Genoeg! De volgende keer zal ik het nog eens over mijn interessante zelf hebben.

 

LOF VOOR EIGENZINNIGHEID

In de Standaard las ik een intelligente, jubelende bespreking van het optreden van Neko Case in de Botanique vorige zondag. Het artikel van Peter Vantyghem is een hart onder de riem voor allen die van eigenzinnige kunstenaars houden, van mannen en vrouwen die hun eigen weg gaan en (daardoor) weinig bijval vinden bij het grote publiek en in de massamedia, wat voor deze outsiders wellicht een geluk is. Bedankt, Peter Vantyghem. Ik wil je graag even citeren:
“Ze is ook nog maar in kleine kring bekend. Country geniet in Vlaanderen sowieso weinig bijval en Case pakt die Amerikaanse traditie ook nog zo eigenzinnig aan, dat ze algauw voer voor fijnproevers wordt.”
“Dat ze zou eindigen met ,,Hold on, hold on”, de meest autobiografische song die ze ooit schreef, was te voorzien. Het is een van de beste songs die dit jaar al verschenen, een klein wonder van harmonie en sfeer, gezegend met een mysterieuze tekst over het gevecht tussen moraal en de demonen in jezelf.”
“Neko Case is een van de boeiendste Amerikaanse artiesten van het moment, zonder twijfel een groeier. Nu ze op een groter label (Anti) zit, is het tijd dat ze ook in Europa bekender wordt.”

Ik denk dat dit de eerste keer is dat ik de Vlaamse pers citeer. Maar ik kon er niet aan weerstaan. Het enige wat ik mij afvraag is waarom er geen woord af kon voor Catherine Irwin, nochtans ook een meer dan middelmatige ‘country noir’ zangeres. Ik vind ‘country noir’ overigens een uitstekende omschrijving voor dit genre. En het besef dat je als ‘fijnproever’ niet alleen staat geeft een bijzonder aangenaam gevoel. Mijn dag kan niet meer stuk, maar dat zeer terzijde gezegd.

VERLIEFD OP NEKO CASE

Gisteren dat concert van Neko Case & Her Boyfriends. Of hoe heet haar band? Want die schijnt nogal eens van naam te veranderen. Wat kan ik nog schrijven zonder op een teenager te zullen lijken? Ik denk dat ik voor een keer eens aan écriture automatique ga doen. Hold on to that teenage feeling… Impressies, associaties, dingen die in mijn hoofd zitten, feiten, verzinsels… Ik ben alleen al een bewonderaar van Neko Case omdat ze een heel mooie cover opnam van The Train From Kansas City van the Shangri Las. Minder goed dan de originele versie, maar beter dan die meisjes het deden is niet mogelijk: de Shangri Las waren het hoogtepunt van de meisjespopmuziek, ‘the leaders of the pack’. Neko Case werd in 1970 geboren in Alexandria. Misschien is het daardoor dat haar teksten zo literair zijn? Het is alvast geen bakvissenpoëzie in de ‘stijl’ van Avril Lavigne, Robbie Williams & Serge Simonart. Neko Case stamt af van een oud Oekraïens geslacht. Dat waren daar allemaal nihilisten in de negentiende eeuw. Er was daar in die jaren niets te doen. Daarom trokken vele Oekraïeners naar Canada en de wouden van Oregon, op zoek naar goud en pelsdieren. In zekere zin kan het nog altijd. Lees er TC Boyle maar op na. Niet dat die afkomst, dat ‘eigen volk’, veel uitmaakt. Of toch wel? Kennelijk heeft de zangeres voor de teksten van haar jongste cd, Fox Confessor Brings the Flood, inspiratie gezocht in de geschiedenis van haar voorouders, in verhalen, mythen en sagen uit Oekraïne. Daarmee is nogmaals bewezen dat countrymuziek niet zuiver op de graat is. Het is een hybride volksmuziekvorm, de invloeden komen van overal waar je reizen kan. Alexandria ligt in Virginia. België in Congo, Vlaanderen in Oost- en West-Vlaanderen.

Neko Case zag er gisteren uit als een vermoeide vos, niet meer in staat tot streken. Nogmaals een vermoeide zangeres! Ja, ook weer zulk uitgeput meisje, net als Bettye Lavette een week of zo geleden. Wat is dat toch met die vrouwen van tegenwoordig, jong en oud? Overigens is zondag niet de beste dag om naar een rockconcert te gaan. Zelf zit je al met ‘maandag op het werk’ in je hoofd en de muzikanten gaan onder hun kater of hun cold turkey gebukt en zijn verward en humeurig. Dat was nu niet anders dan toen ik ooit Television in de Botanique zag spelen. Tom Verlaine, een groots gitarist, was die avond bovendien zeer boos omdat een of andere klootzak zijn gitaar had gestolen. In die tijd werden trouwens geregeld wat oudere mannen vermoord tussen de struiken en plantjes van de Botanique. Ik had die avond een kater van hier tot in Antwerpen. Om vijf uur ’s ochtends had ik nog op de foor rondgehangen, tussen immense roze beren en miereneters. En toch niet vermoord. Some guys have all the luck.

Neko Case is een Oekraïense schone, of heb ik dat al geschreven, met haar dikke rode haren en doordringende oogopslag. Soms kijkt ze je echt brutaal in de ogen. Ik zag haar ook een jaloerse blik werpen op mijn Bettye Lavette T-shirt. Ze is sexy, zonder dat ze daar veel inspanningen voor doet. Ze had geen make-up op. Ze droeg een heel gewone, maar toch stijlvolle jeans en een Fleetwood Mac niemendalletje van een T-shirt aan. Ze had niets te vertellen. Ze zong. Eerst was dat gewoon zingen, geleidelijk aan werd het hart en ziel. (Dit lijkt wel wat op de stijl van James Ellroy, geloof ik. Of heb ik weer teveel bourbon gedronken? Die man begint elke zin met hetzelfde woord. Die man is een schrijven. Die man kan schrijven. Die man verdient veel geld.)

Haar tweede cd Furnace Room Lullaby, uit 2000 kreeg lovende kritieken in de ‘muziektijdschriften.’ Ook de daaropvolgende cd’s, Blacklisted en The Tigers Have Spoken kenden succes bij degenen die zich kenners noemen. Kenners… Pfff… De opkomst gisteren in de Botanique gaf eerder de indruk dat een debutante het podium zou betreden.

Het zogenaamde voorprogramma was ik bijna vergeten. Neen, Catherine Irwin (van de alternatieve countrygroep Freakwater) is evenmin een groentje. Haar set was boeiend en overtuigend. Het was zo’n vrouw alleen met gedeconstrueerde traditionele liederen uit de Appalachen en blasfemische gospel en ze stond daar op dat podium met in haar blikveld allemaal onbekenden, die in die kelder bijeen waren gekomen zonder eigenlijk goed te weten waarom. Waarom eigenlijk? Waarom in vredesnaam in deze witloofkelder? Songs uitgevoerd zoals het hoort, in de stijl van The Carter Family en the Louvin Brothers, maar koel en soms cynisch. Catherine Irwin vond het jammer dat de apothekers gesloten waren, omdat de “hoestsiroop zo goed is in België”. Ook ‘ons’ witloof werd bejubeld; daartegenover staat volgens Irwin dat Kentucky, waar zij woont, slechts weinig te bieden heeft. En bourbon dan, vroeg iemand in het publiek zich luid af. Ja, zei Catherine Irwin, en de Kentucky Derby (waar Hunter Thompson zo waanzinnig aanstekelijk over heeft geschreven, lang voor hij zich een kogel door de kop heeft geschoten). Het begon meteen goed met My One Desire, en ging door in de traditie van ontsporing, onoverkomelijke honger en doodsdrift, met als hoogtepunt Will You Miss Me When I’m Gone van The Carter Family. Een mooie, sterke vrouw, met ongetwijfeld haar zwakke kanten. Veel van haar liederen gaan over drank, religie, slechte seks en het zich verdrinken in diepe, donkere rivieren.

Als ik het goed heb begrepen werd Neko Case begeleid door Jon Rauhouse (pedal steel), Tom Ray (bas, maar we konden de man niet zien, omdat hij achter een zuil stond te spelen), Paul Rigby (gitaar), Kelly Hogan (backing vocals) en Jason Creps (drums). Jon Rauhouse is een van de de beste pedal steelgitaristen die ik ooit aan het ‘werk’ zag. Ik zet dit woord tussen aanhalingstekens omdat ik me afvraag of je musiceren werken mag noemen.
Veel van de songs die de vermoeide maar vurige zangeres ten gehore bracht met haar dwingende, aan Patsy Cline’s verwante stem, kwamen uit Fox Confessor Brings the Flood: Maybe Sparrow (met een mooi la dee da dee da dee dum), Star Witness, Dirty Knife, Fox Confessor Brings the Flood, Margaret Vs. Pauline, That Teenage Feeling (alleen al de titel is een manifest), en Hold On, Hold On (“the most tender place in my heart is for strangers”), de afsluiter voor de encores kwamen. Tussen die songs werden wat oude parels rondgestrooid, zoals I Wish I Was The Moon Tonight (uit Black Listed) en een onvergetelijke versie van Dylans Buckets Of Rain, echt perfect uitgevoerd.
Een mooi assortiment instrumenten stond op het veel te kleine podium van de witloofzaal, waaronder een aantal oogstrelende akoestische gitaren, ook zo’n rode Gibson Hummingbird, die Neko Case regelmatig ter hand nam. Met haar zeer kleine vingers. Deze gitaar past goed bij haar liedjes, waar vogels vaak in figureren, en bij haar aantrekkelijke rode lokken.
En dan was er de tweede en laatste afsluiter, de gospel John Saw That Number. Waarna we in de kou van de witloof bar stonden. De concertzaal is een gezellige ongezellige kelder, met zuilen die het zicht hinderen. Gisteravond bevond zich daar bovendien nogal wat onbeschoft volk. Tijdens het optreden van Catherine Irwin stonden er twee mannen van zeker twee meter voor ons, en voor alle andere kleine(re) mensen. Of is dat niet onbeschoft? Vermoedelijk wordt daar niet meer over nagedacht. Zoals de Belgen niet nadenken bij het instappen in bussen of treinen of trams. (Ikke ikke ikke en de rest kan stikke.) Tijdens het optreden van Neko Case en haar vrienden kronkelde, ik weet niet hoe ik het anders moet noemen, voor me een vreselijk onbeschoft schepsel, volgens A. was het een vrouw, vet en met heel veel haar op het hoofd. Vanaf een bepaald ogenblik zag ik geen Neko Case meer maar alleen nog die vette kop en dat haar (dat ik helaas ook kon ruiken). Maar wat geeft het! Laat de mensen maar onbeschoft zijn. Ik geraak altijd nog wel op de metro, op de bus, op de tram, op de trein. Desnoods sta ik een kwartiertje. Als ik maar niet ben zoals de anderen. Als ik maar een glimp kan opvangen van een vrouw als Catherine Irwin, van een vrouw als Neko Case, van een steelgitaarspeler als Jon Rayhouse, van een Gibson Hummingbird. Dat volstaat. Dat maakt me gelukkig. En ook dit nog:

Last night I dreamt I’ve forgotten my name
‘Cause I sold my soul
But I woke just the same
I’m so lonely,
I wish I was the moon tonight.

SENSUALITEIT

bettinarheims-2005

Vandaag was een dag gewijd aan sensualiteit, zonder dat het zo gepland was. Sensualiteit spontaan tot stand gekomen. Ik heb het niet over seks. Ik heb het nu in dit geval, vandaag, vooral over taal, eten, kijken en voelen.

Om met het laatste te beginnen, voelen: het is nu één uur ’s nachts, en ik heb net de afwas van eergisteren en gisteren gedaan, waarbij ik een glas heb gebroken dat we gratis hebben gekregen, met bonnetjes van een supermarkt, omdat we daar zoveel hebben gekocht, vooral drank denk ik. Het glas is niet echt stuk, maar er is een barst in. Onherstelbaar beschadigd. Mijn levensgezellin zegt, je doet het erom, zo probeer je aan de afwas te ontsnappen… Maar dat is niet zo, ik doe graag de afwas, mijn handen in het water, het lekker giftige afwasproduct, het schuim, het sponsje, de vaatdoek, dat is allemaal heerlijk en vol van levenssporen. Wat ik wel doe is de afwas uitstellen, omdat ik zo lui ben, en heel graag lange tijd op dezelfde plaats blijf. Een ontbijt mag voor mij best drie uur duren, een avondmaal zes of zeven uur. Als je zeven uur gedineerd hebt, zonder de wijn in de flessen te laten verzuren, ben je niet echt meer geschikt om de afwas te doen. Dan stel ik die uit. En de volgende dag ben je moe, dus moet je dat weer uitstellen. Enzovoort.

Kijken deed ik in de Botanique, een van mijn geliefde plekken in mijn stad (behalve om er te eten of te drinken, daar moeten ze echt eens iets aan doen). Een aangenaam oogverblindende tentoonstelling van foto’s van Bettina Rheims, een van de beste kunstenaars onder mijn tijdgenoten. Of moet je ze kunstenaressen noemen? Natuurlijk kent iedereen Bettina Rheims en moet ik er niet verder over uitweiden. Sensueler kan moeilijk. Ken je haar niet? Zoek haar dan even op, of ga nog naar de expositie, dat is tot volgende zondag nog mogelijk.

Eten in Bij den Boer, gezellig, geroezemoezerig (om even de literair-sensualistische en -sensitivistische toer op te gaan, de jonge Herman Gorter achterna; wat schreven die kerels heerlijk mooi-geneuglijk, rijke spijzen van de taal opdienend), lekker (oesters, tong en staartvis met kreeft, goedkope en smakelijke huiswijn) en rokerig. Dat laatste is wel sensueel maar stoort me uitermate. De spijzen en vooral de smaak ervan worden door de stank van de sigarettenrook, die ook nog eens dodelijk is, voor een groot deel verknoeid. Gelukkig kunnen rokende dames – en heren – niet tegelijk eten en roken, zodat er toch af en toe een rookpauze wordt ingelast als er even in een vis wordt gehapt. Verademing. Op dit ogenblik zit ik hier naar adem te happen als een vis op het droge; ik ben niet langer toegerust voor het leven in de grote stad en het mij onderdompelen in de rokerige etablissementen. Het is daar natuurlijk ook nogal duur.

Kijken en ruiken deed ik eveneens in een lingeriewinkel, waar mijn levensgezellin voor enige euro’s allerlei mooie spulletjes voor op het lijf kocht, wellicht geïnspireerd door de foto’s van de hierboven genoemde kunstenares. Ik heb het over een oude lingeriewinkel, die wat muffig ruikt, op de Anspachlaan, waarnaast wapens worden verhandeld. Terwijl mijn lief een groene corsage of zo stond te passen, van het merk Vénus de Paris, dat meen ik me nog te herinneren, kwam er een nog jong meisje de winkel binnen en vroeg naar jarretelles. Toen die maar één euro bleken te kosten, dozen vol waren er, keek ze me met ongeloof aan, alsof ik enigszins tot haar blijdschap had bijgedragen en ze mij daarvoor dank verschuldigd was. Haar blik in mijn ogen had wellicht niets sensueels, maar voor mij kreeg hij wel die betekenis. Ik kom bijna nooit in lingeriewinkels en weet niet hoe ik me daar moet gedragen. Mijn geliefde was zeer tevreden met de lingerie die ze had gekozen (en zeker met de prijs), en ik was tevreden met de wereld zoals hij is (even vergeten over Irak en zo).

De sensualiteit van de taal. Dat gaat over de Spaanse taal, die ik nu leer, schoorvoetend en met schaamte omdat het zo traag gaat. Ik ken al wel wat scheldwoorden en kan een gerecht bestellen. Al de rest moet ik nog leren. Mijn stamboom, bijvoorbeeld. Hoe zeg je oom, tante, nicht, achternicht, neef, schoonmoeder? Moeilijk, want ik heb geen familie. Om mijn familie te bezoeken moet ik het land rondreizen, van het ene kerkhof naar het andere. Maar Spaans is een mooie taal, warm en vol van het bloed dat de Spanjaarden hier in onze streken hebben vergoten. Ze doet me ook denken aan La reine Margot, hoewel in die film met Isabelle Adjani geen woord Castilliaans wordt gesproken. Buonas noches from a lonely room.

Foto: Bettina Rheims in Botanique, Martin Pulaski