TEPELS ALS HOORNIGE DUIVENSNAVELS

robert musil door August Sander

De vergelijking was een burgerlijk stijlmiddel. De burger was niet tevreden met wat hij om zich heen zag, dus verving hij het door een beeld. Dit heb ik niet zelf bedacht, het idee komt van Robert Musil, zoals uit het citaat hieronder zal blijken.
Inmiddels is de hele samenleving een burgerlijke samenleving geworden. Een arbeiderscultuur is ver te zoeken. En waar zijn de bohémiens en de beatniks en de hippies gebleven? Die draven op in talkshows of laten zich opsluiten in het huis van Big Brother. Er zijn wellicht nog wel wat echte ‘outsiders’, maar veel laten ze niet van zich horen. Misschien is dat maar best ook, anders worden zij toch maar deel van het grote spektakel, genaamd Circus Wereld.

De tijd waarin wij leven is, zoals we allemaal heel goed weten, die van het beeld: iets bestaat pas echt als er een beeld van bestaat. Het beeld heeft ogenschijnlijk meer werkelijkheid dan de realiteit. Maar dat is paradoxaal in die zin dat de werkelijkheid verdwijnt in het beeld, alsof het een zwart gat is dat alles opslorpt. ‘People take pictures of each other, just to prove that they really existed’, zong Ray Davies al lang geleden. En dat klopt, maar terwijl zij die foto’s maken bestaan ze niet echt, ze gaan op in het poseren en het fotograferen. We weten dat uit ervaring omdat we zelf natuurlijk ook veel foto’s maken en bijzonder graag poseren.

Het belang van het beeld viel goed te zien aan de recente oorlogen en burgeroorlogen die hebben gewoed – met als begin de oorlog in Vietnam – en de oorlog die nu gaande is in Irak. Wij zien het allemaal ‘live’ op televisie (als we onszelf dat toestaan), net de Olympische Spelen of de Ronde van Frankrijk! Wat zouden we er ons nog zorgen over maken! Het moet wel spannend blijven en het mag niet te lang duren.

In ‘De man zonder eigenschappen’ schrijft Robert Musil het volgende:“Het schijnt dat de brave, praktische werkelijkheidsmens de werkelijkheid nergens volmaakt liefheeft en serieus neemt. Als kind kruipt hij onder de tafel, om de kamer van zijn ouders, als zij niet thuis zijn, door deze geniaal eenvoudige truc avontuurlijk te maken; hij hunkert als jongen naar een horloge; als jongeling met horloge naar de bijpassende vrouw; als man met horloge en vrouw naar de betere positie; en als hij deze kleine cirkel van wensen voorspoedig tot stand heeft gebracht en daarin kalm als een slinger heen en weer zwaait, schijnt zijn voorraad onvervulde dromen nochtans niets verminderd te zijn. Want wil hij daar boven uitstijgen, dan gebruikt hij een vergelijking. Omdat sneeuw hem klaarblijkelijk veel minder bevalt, vergelijkt hij die met zachtglanzende vrouwenborsten, en zodra de borsten van zijn vrouw hem beginnen te vervelen vergelijkt hij ze met zachtglanzende sneeuw; hij zou ontzettend schrikken als haar tepels op een dag hoornige duivensnavels zouden blijken te zijn of ingezette koralen, maar poëtisch windt het hem op.”

Foto: Robert Musil door August Sander.

LIEFDE VOOR DE VER VERWIJDERDEN

Af en toe keren, zonder dat het te voorzien valt, periodes in mijn leven terug tijdens dewelke ik een groot genoegen beleef aan de lectuur van Nietzsche. Waarschijnlijk is er weer zo een aangebroken; maar de bliksemende intensiteit van de jaren ’70 zal ze niet meer hebben. Toen was ik jong, vol van lentekoorts en grootse plannen, nu ben ik ouder en wacht gedwee op het einde van de wereld. In die tijd had ik voortdurend zin om hem te citeren. Alsof ik wilde zeggen, zie je wel. Dat ik heb ik nu toch ook weer een beetje. “De verder verwijderden zijn het, die uw liefde tot de naaste betalen; en reeds wanneer gij met uw vijven bij elkaar zijt, moet er altijd een zesde sterven.” (Zarathoestra, 61). De christelijke naastenliefde was niets voor Nietzsche. Volgens Nietzsche is onze naaste niets anders dan een beeld. Wij zijn zelf ook een beeld. Ons zelf, waarvan wij ons bewust zijn, is dat ook geen beeld? Iets wat buiten ons bestaat? Wij raken niets anders aan dan dat beeld, niet ons zelf. De term ‘zelf’ betekent voor Nietzsche het lichaam zoals het in werkelijkheid is (waarvan het ‘ik’ slechts een aspect is, een product; het lichaam creëert het ‘ik’, als een instrument dat voor de samenhang moet zorgen). De gespletenheid die wij nu kennen zou moeten worden overwonnen: lichaam en denken zouden opnieuw samen moeten vallen.
Die gedachte is ook al bij Heinrich von Kleist terug te vinden, vooral in het zeer moderne essay ‘Uber das Marionettentheater’.

Beschouw dit als een voetnoot bij mijn vorige notitie. En het einde van de wereld mag nog wat uitblijven. Het gras mag nog wat blijven groeien, de tulpen en andere bloemen blijven bloeien.