ZERO DE CONDUITE: DAGEN

Yonki Time


Zéro de conduite is een muziekprogramma waarin songs uit de popcultuur met zachte hand in het keurslijf van thema’s worden ingerijgd. Woekerende chaos wordt met liefde en toewijding overzichtelijk gemaakt. Wat nooit meer dan een poging kan zijn. Alle zogeheten populaire genres komen aan bod, al ligt de nadruk op Angelsaksische folk, blues, country, soul en rock-‘n-roll. Onbevooroordeelde muziekliefhebbers noemen het allemaal pop. Sinds 1991 kon je mijn show elke eerste zaterdag van de maand, van 6 tot 8 uur ’s avonds beluisteren op Radio Centraal 106.7 fm en streaming. Meer informatie over de zender en zijn medewerkers en programma’s vind je hier.

Cafédagen

Voor deze allerlaatste uitzending van Zéro de conduite op zaterdagavond kan ik helaas niet in de studio aanwezig zijn. Ik hoor hier achter me iemand verzachtende omstandigheden inroepen. De scheiding der machten. Vanaf juli wordt naar Antwerpen reizen – en vooral terugkeren naar Brussel – een stuk eenvoudiger. Ik heb er namelijk voor gekozen om van de avond naar de middag te verhuizen. Voortaan hoor je mij elke tweede vrijdag van de maand. De eerste uitzending in de Nieuwe Tijd is op vrijdag 14 juli. Quatorze juillet, inderdaad. En dat tot het einde mijner ondermaanse dagen. Maar nu nog één keer vandaag, zaterdag 3 juni 2023 van 18 tot 20 uur, zoals het was sinds ergens in 1991. Wat is er in die tijd, tijdens de uitzendingen en zeker ook erna, niet allemaal gebeurd… Als ik het ooit eens veel tijd heb moet ik er werk van maken om daar een overzicht van te maken. Omdat het gisteren mijn verjaardag was heb ik gekozen voor tijd, want daar blijft er almaar minder van over. Dat is natuurlijk niet alleen voor mij zo maar voor iedereen die – en alles wat – leeft. Al zijn alleen wij, denk ik, ons van onze eindigheid bewust. Het Nieuwe Tijdsbestek speelde zeker ook een rol in deze keuze.
Meer bepaald heb ik een selectie gemaakt van songs over uitzonderlijke dagen. Gelukkige dagen, lange dagen, vreemde dagen, turkooizen dagen, gouden dagen, dollardagen, vervlogen dagen, zomerdagen, heldere dagen, dagen aan zee, onschuldige dagen, dagen van toorn, dagen om te plukken – en ook nog vijf lange jaren, voor de wonderlijke bluesstem van Tina Turner. Los van deze songs wil ik ter overweging geven dat het voor ons allen van belang is wat wij doen met onze tijd, met ons verleden, met de mogelijkheden die we hebben in de toekomst. Wat wij nu doen met het nu. Maar ik geef toe dat zelfs daarover nadenken tijd en inspanning vraagt.

Veel luisterplezier.

Schooldagen

Deep Blue Day  Brian Eno – Apollo: Atmospheres & Soundtracks – Roger Eno/Brian Eno/Daniel Lanois

Lucky Day – Rank And File – The Slash Years -Tony Kinman

Waiting For My Lucky Day – Chris Isaak – Baja Sessions – Chris Isaak

Today is the Day – Yo La Tengo – Summer Sun – Yo La Tengo

Days That Used To Be – Neil Young & Crazy Horse – Ragged Glory – Neil Young

These Are Days – 10,000 Maniacs – Campfire Songs: The Popular, Obscure & Unknown Recordings – Hits  – Buck/Merchant

Uncloudy Day – The Staple Singers – The Story Of Vee-Jay  – Roebuck Staples

Summer Days – Bob Dylan – Love & Theft – Bob Dylan

Five Long Years – Ike & Tina Turner – Outta Season – Eddie Boyd

Our Day Will Come – Amy Winehouse – Lioness: Hidden Treasures – Bob Hilliard/Mort Garson

Around The World In A Day – Prince & The Revolution – Around The World In A Day – David Coleman/John L. Nelson/Prince

Happy Day – Talking Heads – Talking Heads: 77 – David Byrne

Zonnige dagen

Longest Days – The Sound – Shock Of Daylight – Adrian Borland

Turquoise Days – Echo & The Bunnymen – Heaven Up Here – McCulloch/Pattinson/de Freitas/Sergeant

Strange Days – The Doors – Strange Days – Jim Morrison/John Densmore/Ray Manzarek/Robby Krieger

Remember A Day – Pink Floyd – A Saucerful Of Secrets – Richard Wright

A Day In The Life Of A Tree – The Beach Boys – Surf’s Up – Brian Wilson/Jack Rieley

Young And Innocent Days – The Kinks – Arthur: Or The Decline And Fall Of The British Empire – Ray Davies

It’s A Beautiful Day Today – Moby Grape – Moby Grape 69′ – Bob Mosley

Great Day – Paul McCartney – Flaming Pie – Paul McCartney

Days – Television – Adventure – Richard Lloyd

Gold Day – Sparklehorse – It’s A Wonderful Life – Mark Linkous

Dollar Days – David Bowie – Blackstar – David Bowie

Nine Million Rainy Days – The Jesus And Mary Chain – Darklands – William Reid/Jim Reid

In Between Days – The Cure – Greatest Hits –  Robert Smith

Day Of The Lords – Joy Division – Unknown Pleasures – Stephen Morris/Peter Hook/Ian Curtis/Bernard Sumner

Clear Day – Hope Sandoval & The Warm Inventions – Bavarian Fruit Bread – Hope Sandoval

A Day At The Sea – John Martyn – The Tumbler – John Martyn

Last Day Of Summer – Kirsty MacColl – Titanic Days – Kirsty MacColl/Mark E. Nevin

Days Like These – Billy Bragg – Reaching To The Converted – Billy Bragg

Velvet Days – Kristin Hersh – Hips And Makers – Kristin Hersh

Day Is Passed And Gone – Willard Grant Conspiracy – Regard The End – Robert Fisher

Turn The Whole World On Just For A Moment… – Edie Sedgwick – Ciao! Manhattan –  Edie Sedgwick

Afwasdagen

Research, samenstelling en foto’s: Martin Pulaski
Klasfoto Eisden, fotograaf onbekend.

BAROCCO: SPELEN IN HET LABYRINT

L’Année dernière à Marienbad

[Antwerpse nachten 71]

Na mijn bezoek aan dokter Edgardus ging ik die avond met een gerust hart naar de bioscoop. In Cartoon’s stond L’Année dernière à Marienbad van Alain Resnais (regie) en Alain Robbe-Grillet (scenario) op het programma. Weer thuis noteerde ik enkele alom bekende wetenswaardigheden over die klassieke, veelbesproken film.

Ik stelde meteen al een paradox vast: Delphine Seyrig was ouder in 1961 dan in 1979 [1]. Zou voor sommige soortgenoten de tijd in omgekeerde richting verlopen? Een retorische vraag. Of bestaan er daaromtrent toch bij iemand ergens op deze wereld twijfels? Once you’re gone, you can’t come back. Zelfs de gevierde zanger Orpheus kon met geen macht zijn Eurydice uit de Onderwereld bevrijden.

Een aantal visuele aspecten van L’Année dernière à Marienbad die me eens te meer opvielen: tijdloze en toch vergane paleizen, parken en tuinen, somptueuze interieurs, marmer, trappen, hallen, labyrinten, lijnrechte paden, kiezelstenen, spiegelbeelden, schaduwen, bomen die geen schaduw werpen, onbeslapen bedden, speeltafels, handschoenen, vreugdeloze spelers en gokkers, emotieloze dansers, talloze barokke stoelen en tafels en bijzettafels, mannen en vrouwen in avondkledij die niet lijken te bewegen, ze zijn bevroren in hun eigen tijd, beelden, jurken van Chanel, onberispelijke coiffures, blikken zonder geschiedenis. Een spel met kaarten, domino’s, lucifers, dat nim wordt genoemd. Degene die de laatste lucifer overhoudt is de verliezer. Ik heb het later thuis gespeeld, vooral met Duchateau, zonder één keer te verliezen.

De film dompelt je onder in een immense leegte, nauwelijks verborgen achter de luxueuze façades van de bourgeoisie. Kijk daar hebben we mijn ‘Eindeloze groei van een droomarchitectuur/mijn muren’ [2]. Veel van wat de film mij die avond toonde staat in die tekst, die ontstond in een korte barokke periode, vooral onder invloed van het essay Barocco [3] van de briljante Cubaanse auteur Severo Sarduy.

Laten we voor ons vermaak even in het labyrint gaan kijken. De doolhof is, naast de tijd en het geheugen, mogelijk het hoofdthema van L’Année dernière à Marienbad. In Stanley Kubricks The Shining zie je een vergelijkbaar labyrint. Het hotel en de tuin waar geen schaduw valt vormen een gesloten wereld waaruit geen ontsnapping mogelijk is. Denk maar niet dat iemand een tunnel gaat graven want dan kom je bedrogen uit. Deze mensen hebben propere handen. Aan werken zijn ze nooit toegekomen. De mondaine dame (Delphine Seyrig) kan alleen maar wegvluchten in weer een ander, parallel labyrint. Het eerste labyrint is mogelijk dat van het leven; het tweede, waar ze alleen achterblijft met de mondaine man, haar bevrijder, is dan dat van de dood. Deze absurde uitweg was haar een jaar voordien, in Marienbad of in Karlsbad of nog ergens anders, wie zal het zeggen, al uit de doeken gedaan.

In het labyrint van de dood, als ik het zo mag noemen, worden er net als bij gewone stervelingen spelletjes gespeeld. In een spel zit altijd muziek, zeker in een kansspel. Denk maar aan John Cage. Welke geluiden zullen zijn elektrisch versterkte cactussen voortbrengen? Dat is toch ook wel weer toevallig, dat ik nu aan John Cage denk. En niet aan John Cale, want dat was net zo goed mogelijk geweest. Of aan Brian Eno met zijn oblique strategies.

Fascinerend in Marienbad vond ik de speler (Sacha Pitoëff) die nooit verliest. Bestaan er mensen die bewust willen verliezen? Ik denk het niet. Al wordt beweerd dat gokverslaafden net hun kick krijgen van het verliezen. Ik denk hierbij aan het personage van Jacques Dutronc in Barbets Schroeders voortreffelijke film Tricheurs. Hij lijkt niets liever te doen dan te verliezen. Dat roept dan weer Samuel Beckets woorden op uit Worstward Ho!: “Ever tried. Ever failed. No matter. Try again. Fail again. Fail better.”
Het kaartspel van het Sacha Pitoëff-personage (dat je ook met lucifers of tandenstokers kunt spelen): vier rijen van respectievelijk 7, 5, 3 en 1 kaarten. In het totaal dus 16 kaarten, de som van de cijfers is 7. Een heilig getal. Dat hij niet kan verliezen is het fatum van deze speler. Dat hij moet winnen is zijn lot. Vloekt dat fatalisme dan niet met het toeval? Niet als je zoals Nietzsche het lot – alsof het een mishandeld paard is – omhelst. Dat de magere speler van Marienbad, of waar het ook was, is of zal zijn, uiteindelijk toch zal verliezen, dat weet hij en hij zal zich daar niet tegen verzetten.

L’Année dernière à Marienbad

[1] L’Année dernière à Marienbad ging in juni 1961 in première. 1979 was het jaar waarin deze notitie ontstond.

[2] Een proeve van ‘ander proza’, gepubliceerd in het tijdschrift Aurora.

[3] Severo Sarduy accompagne ce constat d’une thèse audacieuse intimant que le baroque n’est pas un dispositif artistique conservateur mais révolutionnaire, et un modèle de réflexion sur les changements et les crises, y compris actuelles. Il détermine ensuite le canon néo baroque comme une renaissance du baroque historique exhumé, mais aussi comme modèle d’analyse et d’exécution des oeuvres de la modernité.
Sophie Chalandre, Babelio

Opmerking dit 71ste hoofdstuk van Antwerpse Nachten werd eerder als losstaande filmbespreking in Hoochiekoochie opgenomen op 14 november 2018. Ik had er toen nog geen idee van dat ik een jaar later aan de kroniek zou beginnen. Dit is een grondig herwerkte versie van die filmbespreking.

BIJ DOKTER EDGARDUS, HARTSPECIALIST

[Antwerpse Nachten 70]

De dag is aangebroken waarop ik te weten zal komen hoe het met mijn hart is gesteld. Ik hoop dat het mij niet zal verraden. Ik hoop dat dokter Edgardus, de hartspecialist, mij niet gek zal verklaren. Hij zal meteen merken hoe overgevoelig mijn zintuigen zijn. Een glazen oog, misschien heeft hij een glazen oog. In dat geval moet je dubbel voorzichtig zijn.

Als dokter Edgardus me vraagt wat mijn beroep is, stel ik vast dat mijn antwoord, filosoof, op weinig bijval kan rekenen. Het is iets in zijn ogen, wat precies is mij onduidelijk. Zijn filosofen niet altijd een beetje gestoord, beelden ze zich geen andere werelden in, dromen ze niet van ideale steden en utopische samenlevingen? Allemaal twijfelachtig voor een cardioloog, een man die de geheimen van onze kloppende materie kan doorgronden. Ondanks die aversie, of wat ik als aversie interpreteer, is de goede dokter bereid me meteen te onderzoeken. Weliswaar vind ik dat hij nogal bruut te werk gaat, en erg gehaast ook. Wil hij me op de proef stellen? Wil hij zien of psychische factoren, bijvoorbeeld stress, een rol spelen in de symptomen die ik heb beschreven. Het is een sketch die hij opvoert, niet de eerste keer, veeleer routineus.

Al gauw weet dokter Edgardus me mee te delen dat mijn hart volmaakt in orde is. Ben ik niet wat teleurgesteld? Zou ik niet liever ziek zijn, lijden aan een erge ziekte? Het zou dan wel geen tbc zijn zoals Hans Castorp, maar een hartkwaal heeft toch ook wel iets. Er is helemaal niets mis met uw hart, er is geen afwijking, zegt de dokter, geen organisch letsel. De stoornissen die gij hebt zijn functioneel. Wat bedoelt hij daarmee? De zenuwen, zegt hij. Uw zenuwen spelen u parten. Daar had ik zelf al een vermoeden van.

Mogelijk ziet hij aan me dat ik enigszins teleurgesteld ben. Wil niet iedereen tenminste een klein beetje ziek zijn. Niet heel erg, geen kanker of iets dergelijks, gewoon iets wat goed te genezen valt. Want het is waar, ziekte verscherpt de zintuigen. Maar natuurlijk wil niet iedereen een beetje ziek zijn. Dat is een perverse gedachte van me. Mijn fantasie gaat weer met me op de loop. Zelf wil ik in de grond van mijn verraderlijke hart ook kerngezond zijn en ijzersterk.

Wat is eigenlijk een hartneurose vraag ik de dokter tussen neus en lippen. Ik heb daar ooit iets over gelezen. Of heeft Duchateau me erover verteld? Mijn oude vriend weet alles over ziektes en nog meer over geneesmiddelen. Een hartneurose, zegt dokter Edgardus, dat is wat gij hebt. Maar wees gerust, ge kunt daar niet van sterven. Echt niet, vraag ik. Absoluut, zegt hij. Nog nooit is iemand van een hartneurose doodgegaan. Gij zoudt de eerste zijn. Dat laatste klinkt al minder positief. Ik hoop dat het geen profetische woorden zijn. Hoop doet leven, zei mijn moeder altijd. Ik hoop dat ze gelijk had. En met die gedachte in mijn hoofd overhandig ik de dokter zijn honorarium. Met een glimlach in zijn ondoorgrondelijke ogen, duidelijk niet van glas, neemt hij afscheid van me en wenst me het beste. Zou hij dan toch niet neerkijken op filosofen?

Een blik op mijn polshorloge zegt me dat het precies twaalf uur is. Ik doe het ding uit en stop het in mijn zak. Ik wil niet weten hoe laat het is.

Foto: Agnes Anquinet

Antwerpen 7 september 1979 / Brussel 9 mei 2023

ZERO DE CONDUITE: RECENTE SONGS

Zéro de conduite is een muziekprogramma waarin songs uit de popcultuur met zachte hand in het keurslijf van thema’s worden ingerijgd. Woekerende chaos wordt met liefde en toewijding overzichtelijk gemaakt. Alle zogeheten populaire genres komen aan bod, al ligt de nadruk op Angelsaksische folk, blues, country, soul en rock-‘n-roll. Onbevooroordeelde muziekliefhebbers noemen het allemaal pop. Elke eerste zaterdag van de maand, van 6 tot 8 uur ’s avonds kan je ernaar luisteren op Radio Centraal 106.7 fm en streaming. Meer informatie over de zender en zijn medewerkers en programma’s vind je hier.

Vanavond geen thema maar een keuze van recente songs van vooral jongere artiesten. (De leeftijd van de jongste ken ik niet, de tweede oudste werd geboren op 24 mei 1941). Het is eens iets anders dan songs over vergeten namen, dominospelers, melk- en kaasboeren, verbrande olmen en eiken, vervuilde rivieren, genadeloze misdadigers, oude boogschutters, bizarre eilandbewoners, doodlopende straten, nachtbrakers, religieuze fanatici en olijfolie. Eerlijk gezegd moet je ook harder ‘werken’ om een programma samen te stellen met vooral recente songs. Een man wordt ouder, vergeet al eens iets en, vooral, kan niet erg veel meer volgen. Ik weet niet of een jongere man wel nog op de hoogte kan blijven van alles wat er qua nieuwe platen verschijnt. Onlangs was ik op het kleine festival BRDCST in de AB en van alle artiesten die op het programma stonden kende ik er maar twee. Steve Gunn, een van de twee, komt vanavond aan bod.
Een groot aantal van de songs die ik heb gekozen beluister ik sinds december 2022. In zekere zin is dit mijn best of van dat jaar. Ik heb toen geen lijstje gemaakt, vooral omdat ik dat onrechtvaardig vond ten aanzien van alle muzikanten van wie ik nooit iets heb gehoord. Ik weet het, er staat nog een oudere jongere op het programma: Willie Nelson. Hij werd geboren op 29 april 1933, nog tijdens de Grote Depressie. Hij is dus 90 geworden, reden genoeg om dat te vieren. Met zijn cd Songbird uit 2006, een van zijn beste, vang ik twee vliegen in een klap, want Ryan Adams & the Cardinals spelen erop mee. Met Blind Date Party van Bonnie ‘Prince’ Billy en Bill Callahan vang ik niet alleen vliegen maar ook muggen en lieveheerbeestjes. Ik zal ze geen kwaad doen. Een lijst met gedetailleerde uitleg over de liedjes en uitvoerders volgt morgen of overmorgen.

Veel luisterplezier.

Black Flower & Meskerem Mees – Morning In The Jungle

Leyla McCalla – Le Bal est Fini –  Breaking The Thermometer

Jeff Parker – Four Folks – Forfolks

The Delines – This Ain’t No Getaway – The Sea Drift

Angel Olsen – All The Good Times – Big Time

Boygenius  (Julien Baker, Lucy Dacus, Phoebe Bridgers) – Emily, I’m Sorry – The Record

Bonnie ‘Prince Billy’,  Bill Callahan – I Love You (feat. David Pajo) – Blind Date Party

Bill Callahan – Planets – Reality

Yo La Tengo – Fallout – This Stupid World

Steve Gunn & David Moore – Scattering – Let the Moon Be a Planet

Beth Orton – Haunted Satellite – Weather Alive

Beach House – Sunset – Once Twice Melody

Eli “Paperboy” Reed – I’m a Lonesome Fugitive – Down Every Road

Shemekia Copeland – Fried Catfish And Bibles – Done Come Too Far

Molly Tuttle & Golden Highway – Side Saddle (feat. Gillian Welch) – Crooked Tree

Big Thief – Dried Roses – Dragon New Warm Mountain I Believe In You

Bonny Light Horseman – California – Rolling Golden Holy

Hermanos Gutiérrez – Tres Hermanos – El Bueno Y El Malo

Bob Dylan – Dirt Road Blues – 2022 Remix – Fragments Time Out Of Mind

Ryan Adams – If You See Her, Say Hello – Blood on the Tracks

Willie Nelson with Ryan Adams & the Cardinals – $ 1000 Wedding – Songbird

Joan Shelley – When The Light Is Dying – The Spur

Wilco – Country Song Upside-down – Cruel Country

Sylvie – Falls On Me – Sylvie

Feist – I Took All Of My Rings Off – Multitudes

Aldous Harding – Fever – Warm Chris

Smog – Keep Some Steady Friends Around – Rain On Lens

Samenstelling, research & presentatie: Martin Pulaski
Techniek: Istvan Leel-Össy

TE WREED IS ELKE MAAN, TE BITTER ELKE ZON

Foto: Martin Pulaski

[Antwerpse Nachten 69]

Lange tijd lag ik die avond wakker, beklemd als ik mij voelde, mij hyperbewust van mijn hartslag en mijn ademhaling.

Bij Isabelle werd feest gevierd. Iedereen die toegang had gevonden tot de tragikomische microkosmos die ik helemaal zelf had ontworpen, een plaats en tegelijk geen plaats, was present. Waren deze romantische ruïnes wat overbleef van De Gnoe in de Wolstraat? Al van ver, onder het maanlicht boven een kleine parking waar twee mannen stonden te plassen, hoorde ik uitbundig gelach en gepraat en brutale muziek. IJsbrekers op een zomernacht. Binnen zag ik hoe bierglazen gulzig aan de lippen werden gebracht, hoe tabak en wiet werd geïnhaleerd.

Ik herinnerde mij niet hoe ik hier naartoe was gekomen, met wie, hoe ik binnen was geraakt. Had mijn chauffeur me geblinddoekt naar De Gnoe gevoerd? In een donkere hoek werd nogal stuntelig gedanst. Opgewonden, sensueel? Het was smoorheet, bedompt in de kroeg. Niemand had veel om het lijf. Ik voelde me misplaatst. Isabelles party liep trouwens bijna ten einde. Isabelle, op verwijtende toon: Maar jij bent helemaal niet dronken! Dat besefte ik nu zelf ook, ik was broodnuchter. Het probleem is, Isabelle, zei ik, dat ik moeilijk kan ademhalen met al die rookontwikkeling. Ik voel me hier niet thuis. Maar iedereen is hier, al je vrienden zijn gekomen, zei Isabelle.

Ze had die woorden nog maar net uitgesproken of er stond een groepje vermoeide feestvierders in een kring rond mij. Ik lag uitgeteld op de lege dansvloer. Ze droegen me naar buiten, waar het donker was. Waar was de maan naartoe? Henry legde me in zijn oude Renault en reed met me naar huis. Daar stopte mijn zoontje mij een piepklein, bruin flesje in de handen. Het is wel leeg, zei hij. Wat zat daar eigenlijk in? Voor ik zijn vraag kon beantwoorden, dat het waarschijnlijk cortisone was geweest, was hij al de deur uit. Met een buurjongen gaan spelen, zei Henry. Je bent wel erg ziek geworden op Isabelles party. Zo jammer. Je hebt niet eens gedanst op Two Sevens Clash. I take a ride sometimes / On Penn Overland and Bronx / And sometimes I ride on bus X82 / Say what! We hebben dokter Leukens gebeld. Je was er erg aan toe, jongen, je had de huidskleur van een dode ziel. Kijk, daar hebben we Alice, zei hij. Spuit hem maar een dosis cortisone in, zei hij. Dan zal hij wel beter worden. Al gauw kon ik inderdaad rustiger en dieper ademhalen.

We zaten aan onze grote tafel in de betegelde keuken. Aan de wand hing een immens schilderij, in de stijl van Giorgio de Chirico. Melancholie van een mooie dag? We wachtten af. Zou ik volledig genezen? Het verbaasde me niet eens dat Alice verpleegster was geworden. Maar waarom had ze geen witte schort aan? Waarom was ze naakt? Toch wat misplaatst, hier aan onze keukentafel. Ik vroeg haar of ik haar identiteitskaart mocht zien. Het is waar, het stond er zwart op groen: verpleegster. Waar blijft dokter Leukens, vroeg ik. We dachten niet dat hij nog moest komen, zei Alice.

Ik geloofde niets van dit alles. Wie waren deze mensen die zich als mijn vrienden voordeden? Wat wilden ze van me? Het waren ongetwijfeld oplichters en bedriegers. Weet je wat het belangrijkste is, ik leef nog, ik ben genezen, riep ik uit. Ik moet van mijn eigen wereld het centrum worden, eenzame kapitein van een droomschip op een zee van tijd.

Ω

De titel is ontleend aan de vertaling van Paul Claes van deze versregels van Arthur Rimbaud uit zijn gedicht Le bateau ivre: Toute lune est atroce et tout soleil amer: / L’âcre amour m’a gonflé de torpeurs enivrantes. / Ô que ma quille éclate ! Ô que j’aille à la mer! [Te wreed is elke maan, te bitter elke zon: / De wrange liefde liet mijn loom bedwelmen zwellen. / O kraakte maar mijn kiel! O dat ik zinken kon!]. Arthur Rimbaud, Gedichten, Athenaeum-Polak & Van Gennep, Amsterdam, 1998

ZERO DE CONDUITE: CHINA

Marc Riboud (detail)

Zéro de conduite is een muziekprogramma waarin songs uit de popcultuur met zachte hand in het keurslijf van thema’s worden ingerijgd. Woekerende chaos wordt met liefde en toewijding overzichtelijk gemaakt. Alle zogeheten populaire genres komen aan bod, al ligt de nadruk op Angelsaksische folk, blues, country, soul en rock-‘n-roll. Onbevooroordeelde muziekliefhebbers noemen het allemaal pop. Elke eerste zaterdag van de maand, van 6 tot 8 uur ’s avonds kan je ernaar luisteren op Radio Centraal 106.7 fm en streaming. Meer informatie over de zender en zijn medewerkers en programma’s vind je hier. Het motto van deze aflevering is: Seems like you’re always dreaming / Your mind is wandering far away / Thinking ‘bout your boy in China / A junkie on the China Sea.

Rebecca Pan

Voor vanavond koos ik songs over China. Waarom China? Een beetje onredelijk, toch? Een te hoge dosis hybris geslikt? Alvast geen chinese rock, zo ver krijg je me niet, zelfs niet om een radioprogramma in mekaar te knutselen. [1] Kijk maar wat er met the Ramones en the Heartbreakers is gebeurd, met dat gechinees van hen. Doe mij maar appelsienen en thee die helemaal uit dat zelfde verre China komen. Legendarische Leonard Cohen is oké en Suzanne is dat ook, maar ken je dat boek The Three Banners of China van Marc Riboud? Uitgegeven door Joh. Enschedé en zonen N.V. in Haarlem in 1966. Dat is China zoals het in die tijd bijna niemand buiten China kon zien. Geweldige fotograaf, lid van Magnum. Marc Riboud is 93 geworden. Maar ik dwaal af.

China is inderdaad ver van mijn bed. Tenzij mijn Chinese nachtbruid Sue me komt opzoeken. Voor mij is het een concept, een abstractie. Iets helemaal anders dan de emotioneel geladen programma’s die ik meestal maak. Natuurlijk koos ik ook vandaag muziek die ik ken, popmuziek dus, het soort songs dat met die algemene noemer kan worden aangeduid. Echte Chinese muziek ken ik niet en ik ben te oud en te zeer de gewillige gevangene van oude gewoontes en gebruiken, iemand die maar moeilijk een overwoekerd pad of een holle weg inslaat, om me daar nog in te verdiepen. En als ik het alsnog zou doen is het op dit ogenblik toch wat te laat.

Overigens is dit al de tweede keer dat China aan bod komt. Vorige maand viel de uitzending gedeeltelijk in het water, mogelijk omdat ik me op nog geen steenworp van de Atlantische Oceaan bevond. Op 4 februari verbleven we in Valle Gran Rey, een dorp op het eiland La Gomera. Om zes uur plaatselijke tijd zette ik Radio Centraal op om even te luisteren of alles naar wens verliep. En ja, hoor, dacht ik. China begon stipt op tijd. De ontvangst was zelfs beter dan in Brussel. Alleen was het in België toen al zeven uur. Toen ik dat besefte werd ik opeens helemaal duizelig. Maar dat kan ook aan het woestijnstof gelegen hebben. Zeker niet aan chinese rock, maar dat weet je al, dat ik daar geen liefhebber van ben.

Ongeveer alles komt uit China. Ik kocht een nieuwe leesbril en toen ik thuiskwam zag ik dat hij in China was gemaakt. In kleine Portugese stadjes ga ik op zondag graag in van die bizarre Chinese winkels rondhangen. In een Chinese bazaar aan de Kantstrasse in Berlijn heb ik op een keer talloze nutteloze spullen gekocht en daarna bij een Chinees wat verderop in dezelfde straat een groot glas Chinees bier gedronken om die prullaria symbolisch door te spoelen. Ik droeg een T-shirt met een afbeelding erop van Neil Youngs Harvest. Harvest doet me vaak aan van die Chinese affiches uit de tijd van de culturele revolutie denken. In de jaren ’70 versierden wij daarmee de wanden van ons appartement. Wat waren we naïef. We dachten nog dat Lenin de maatschappij ten goede had veranderd. Later, omstreeks 1979, heb ik een poster van hem verbrand. No more heroes. Mijn bewondering voor Saint-Just heeft wat langer stand gehouden. De vraag is of die nutteloze Chinese spullen, wel mooi eigenlijk, mee zullen gaan als wij verhuizen. Als wij verhuizen. Niet naar China, niet naar Rusland, niet naar Kuopio in Finland; we denken aan het minder verre Gent.

Opgedragen aan alle vrouwen van de wereld en in het bijzonder aan de Chinese.

Veel luisterplezier.

Marc Riboud (detail)

China My China – Brian Eno ft. The Simplistics – Taking Tiger Mountain By Strategy – Brian Eno – Island, 1974

Hong Kong Garden – Siouxsie & The Banshees – Single / Once Upon A Time – McKay/Morris/Sioux/Severin – Polydor, 1978

Chairman Mao – Robert Wyatt – Mid-Eighties – Charlie Haden – Stampa Alternativa, 1987

Chinese Cafe/Unchained Melody – Joni Mitchell – Wild Things Run Fast – Joni Mitchell/Hy Zaret/Alex North Geffen, 1982

Bengawan Solo – Rebecca Pan – In The Mood For Love (Original Soundtrack From The Motion Picture) – Various – Virgin, 2000

Peking Saint – Cat Power – Moon Pix – Cat Power/Chan Marshall – Matador, 1998

Chinese Translation – M. Ward – Post-War – M. Ward – Matador, 2006

So Cold In China – Leo Kottke – Circle ‘round The Sun – Leo Kottke – Symposium Music, 1970

Countess From Hong Kong (Demo) – The Velvet Underground – Peel Slowly And See (Box) – John Cale – Polydor, 1994

China Bird – Patti Smith – Gung Ho – Oliver Ray – Arista, 2000

7 Chinese Bros. – R.E.M. – Reckoning – William T. Berry/Peter L. Buck/Mike Mills/J. Michael Stipe –            I.R.S. Records, 1984

Mao Reminisces About His Days In Southern China – Camper Van Beethoven – Telephone Free Landslide Victory – Camper Van Beethoven – Independent Project Records, 1985

Hong Kong Blues – Hoagy Carmichael – Hoagy Carmichael Sings Hoagy Carmichael – Hoagy Carmichael – MCA Coral, 1975

Yue Er Wan Zhao Jiu Zhou – Chiu Wai Ping – In The Mood For Love (Original Soundtrack From The Motion Picture) – Yan Kuan – Virgin, 2000

China Girl – David Bowie – Let’s Dance – David Bowie/Iggy Pop – EMI, 1983

Old China – John Cale and Bob Neuwirth – Last Day on Earth – John Cale/Bob Neuwirth – MCA 1994

China Sea – John Cale – Helen Of Troy – John Cale – Island, 1975

Chinese White – Incredible String Band – The 5000 Spirits Or The Layers Of The Onion – Mike Heron – Elektra, 1967

Upstairs By A Chinese Lamp – Laura Nyro – Christmas And The Beads Of Sweat – Laura Nyro – Columbia, 1970

The King Of China’s Daughter – Natalie Merchant – Leave Your Sleep – Anonymous – Nonesuch, 2010

Chinese Satellite – Phoebe Bridgers – Punisher – Phoebe Bridgers/Conor Oberst/Marshall Vore – Dead Oceans, 2020

Woody And Dutch On The Slow Train To Peking – Rickie Lee Jones – Pirates – David Kallish/Rickie Lee Jones – Warner Brothers, 1981

Yellow Man – Harry Nilsson – Nilsson Sings Newman – Randy Newman – RCA, 1970

Doctor Wu – Steely Dan – Katy Lied – Donald Fagen/Walter Becker – ABC Records, 1975

Shoot Out In Chinatown – The Band – Cahoots – Robbie Robertson – Capitol, 1971

China Doll – Grateful Dead – From The Mars Hotel – Jerry Garcia/Robert Hunter – Grateful Dead Records, 1974

Chinatown – John Prine – Pink Cadillac – John Prine – Asylum, 1979

China Pig – Captain Beefheart & The Magic Band – Trout Mask Replica –  Don Van Vliet – Straight, 1969

Chinese Rock – The Ramones – End Of The Century – Ramones -Sire, 1980

Chinese Radiation – Pere Ubu – The Modern Dance – Pere Ubu – Blank Records, 1978

Dr Wu – Minutemen – Double Nickels On The Dime – Donald Fagen/Walter Becker – SST, 1984

Hong Kong – Screamin’ Jay Hawkins – Cow Fingers And Mosquito Pie – J.Hawkins/I. Nahan – Epic, 1991

Chinese Checkers – Booker T. & The MG’s – The Very Best Of Booker T. & The MG’s – Booker T. Jones/Steve Cropper/Al Jackson, Jr./Lewis Steinberg – Rhino, 1994

Ling Ting Tong – Otis Williams and the Charms – Otis Williams & The Charms 1953-1962 M. Goodwin – Hoo Doo Records, 2016

Samenstelling en research: Martin Pulaski (op zoek naar een medewerker voor de techniek).

[1] Goed knutselen, bricoler in het Frans, is een kunst. “De knutselaar is een amateur die ad hoc en met de heterogene en niet-gespecialiseerde hulpmiddelen uit zijn omgeving een brede reeks praktische klussen probeert te verrichten. Lévi-Strauss gebruikt deze beelden in een bespreking van hoe culturen, primitieve of meer moderne, de werkelijkheid begrijpen en symboliseren. Enigszins zoals de knutselaar maakt de mythe creatief gebruik van voorhanden zijnde kennis, die steeds heterogeen en beperkt is, om daarmee een omvattende verklaring te construeren.”

In memoriam Tom Verlaine, Wayne Shorter, David Lindley.

LEOPOLD FLAM BIJ PASSA PORTA

Een bijeenkomst van de Filosofische Kring Aurora circa 1979. Leopold Flam op de achtergrond, ik rechts op de foto. De paardenstaart van Agnes in het centrum. Leo Steculorum trekt zijn jas aan.

Zaterdagavond voor sluitingstijd stapte ik Passa Porta in de Dansaerstraat binnen om De straatwaarde van de ziel, een verzameling essays van Roel Bentz van den Berg, op te pikken. Met mogelijk wat levendigere ogen dan de voorbije maanden – de zon had haar werk gedaan – keek ik wat rond in de winkel. Altijd al een genoegen, nu des te meer. Bladerde wat in het ene gloednieuwe boek, las een stukje in het andere. Hoeveel er toch elke maand weer verschijnt. Enkele zinnen in een boek van Geoff Dyer en je kan al niet meer zonder. The Last Days of Roger Federer and other endings, in dit geval. Terwijl niets aan of over Roger Federer mij voorlopig interesseert. De Nederlandse vertaling van Cormac McCarthy’s The Passenger, een roman die ik in de Amerikaanse versie bijna uit heb, deed mij beseffen dat ik van sommige hoofdstukken nauwelijks iets begrepen heb. Honderden, mogelijk duizenden woorden zijn een mysterie gebleven, taal uit een labyrintische droom.

In het appartement dat we huurden in Valle Gran Rey las ik in Knack over de net uitgegeven dagboeken van Leopold Flam, Ik zal alles verdragen, ook mezelf. Ik wist al dat het boek op komst was en dat Kristien Hemmerechts en Guido van Wambeke deze selectie van vroege notities en brieven hadden gemaakt. Het is zo lang stil geweest rond de legendarische filosofieprof; zijn filosofisch werk kreeg nooit de aandacht die het verdiende. Ik kon haast niet geloven dat deze uitgave echt bestond. Zelfs al had ik er bij Max Borka instagramfoto’s van gezien. Max is een grote fan van Leopold Flam. Lang geleden in het Pannenhuis of een andere kroeg in Antwerpen zal hij me wel eens verteld hebben hoe hij dat geworden is, nu is het mij een raadsel. Het aantal levens dat Max heeft geleid maakt hem alleen maar raadselachtiger. Daar is niets mis mee. Maar goed, het vervloekte boekwerk, want vervloekt was het inmiddels al, bestond echt, ik had het in mijn hand. Op een willekeurige plaats sloeg ik het open. Zinnen in een taal die ik een halve eeuw geleden al zo archaïsch, zo storend had gevonden. Het zelfbeklag. Het gezeur over hoe slecht de meeste mensen zijn, over hun verraad, over hun kwade trouw. Ik had het allemaal al zo vaak gelezen. Agnes en ik hebben zelf heel wat dagboeken van Leopold Flam overgetypt, gelukkig waren dat er uit zijn latere periode. Die hebben als ik mij goed herinner meer betrekking op zijn filosofisch onderzoek dan op zijn privéleven, hoewel dat er beslist ook uitgebreid in aan bod komt.

Ik las dat Flam onder de indruk was geweest van de lectuur van het evangelie. Die onthulling zal Kristien Hemmerechts aangesproken hebben. Straks gaat ze nog een poging doen om van Flam een christelijk denker te maken. “Zijn verhouding met religie is veel ingewikkelder dan de meeste supporters van de grote atheïst Flam denken”, beweert ze met stelligheid in Knack. Ik las ook nog dat hij met tegenzin inspecteur in het onderwijs was geworden. Dat hij daarvoor zoveel slechte mensen had moeten ‘aanspreken’. Dat ze hem gedwongen hadden te bewijzen dat hij geen kommunist was. Kommunist schreef je in die tijd nog met een k. Dat ze hem achter zijn rug een vuile jood noemden, een gevaarlijk sujet. Ik legde het boek weer op de stapel. Ik zal deze dagboeken en brieven nooit lezen. Dat wil ik niet.

Leopold Flam en ik, na een lezing over Het Paradijs van Dante, circa 1978.


Ha, hier ligt het, hier ligt dat boek van Leopold Flam, hoorde ik een vrouw tegen haar partner zeggen. Ik dacht al, dat kan toch niet dat Passa Porta het niet in voorraad heeft. De dame leek in verrukking. Dacht ze oog in oog te staan met een heilig boek? Ik voelde een sterke aandrang om haar aan te spreken. Om haar mijn verhaal te vertellen. Ik heb bij Flam vier jaar filosofie gestudeerd, wilde ik zeggen, en daarna nog eens zeven jaar voor hem gewerkt. Ik was geen volgeling, maar ik was een trouwe leerling. Ik heb tien, twintig, boeken van hem gelezen. Sommige ervan grondig bestudeerd. Ze staan op mijn werkkamer te vergelen en stof te vergaren. Maar ik zweeg en liep traag naar de kassa. Heel even leek ik als verlamd. Welk boek had ik ook alweer besteld? Straatwaarde… van… de… ziel… Tegenstrijdige gevoelens maakten zich van me meester. Vooral boosheid kreeg de overhand. Ik heb veel geleerd van Leopold Flam, zou ik eraan toegevoegd hebben, maar hij heeft me tegelijk in het ongeluk gestort. Toen ik bij hem kwam wist ik niets. Ik had alleen maar wat films gezien. Barbarella, Easy Rider, Qui êtes vous, Polly Magoo, Midnight Cowboy. Op kermissen rondgehangen. Een toneelstuk geschreven. Hippies onderdak verschaft. Ik hield van Bob Dylan (die Flam altijd met Dylan Thomas verwarde, vermoedelijk was dat een soort van pesterij.) Ik hield van the Rolling Stones, the Velvet Underground en Neil Young. Mijn favoriete schrijvers waren Henry Miller, Remco Campert en Simon Vinkenoog. Ik las gretig Aloha en Rolling Stone (dat was nog een underground magazine). Flam heeft me ongeschikt gemaakt voor een leven onder de mensen, mevrouw. Het gewone volk, zoals dat heet. Mogelijk heeft hij mijn toekomst gedeeltelijk verwoest. Mogelijk zou er weinig van me overgebleven zijn mocht ik me na elf jaar niet van hem hebben bevrijd door met hem en met zijn Filosofische Kring Aurora te breken. Nochtans had ik me met hart en ziel ingezet voor het baanbrekende tijdschrift Aurora en voor de veelal poëtische activiteiten die we organiseerden, Paul, Agnes en ik. Toen ik de deur in de Lange Leemstraat achter me toetrok, in 1982, was het al te laat. Ik heb er nog eens bijna tien jaar voor nodig gehad om mijn eigen pad terug te vinden, het pad dat ik als achttienjarige al was ingeslagen. Flam had mij weliswaar meermaals op het hart gedrukt dat ik een goudsmid was, een alchimist die de banale werkelijkheid in als goud stralende woorden kon vatten. Illuminaties waren mijn gedichten, als ik mijn leermeester mocht geloven. Dat ik de wereld met veel aandacht bekeek en alles in mij opnam en het dan met zorg verwerkte in mijn geschriften. Mogelijk meende hij dat. Mogelijk was het vleierij. Een methode om mij van hem afhankelijk te maken. Een volgeling.  Wat ik in werkelijkheid deed was geen goud smeden maar zijn kijk op de wereld en de veelal slechte mensen overnemen en me zijn taal, die me zo vaak zo ergerde, toe-eigenen. Niet alleen zijn dialectiek en kennis maar ook zijn paranoia.

Vaak denk ik dat Flam mij van de vele mogelijkheden die ik als achttienjarige scholier had de meeste heeft afgenomen. Ik wil de man daar nu op dit late uur niet voor beschuldigen. Ik had maar sterker moeten zijn. Ik had mij nog veel meer dan ik gedaan heb tegen zijn tirannieke neigingen moeten verzetten. Flam was mijn kwelgeest, mijn duivel, mijn onmiskenbare demon. Ik herinner me nog helder een nachtmerrie die ik had toen ik nog bij hem studeerde. Ik ging door het leven met een kleine duivel achter mij aan. Hij had vleugeltjes maar kon niet vliegen. Een boosaardig ventje dat zich met zijn klauwtjes aan mijn rug had vastgehecht. Onmogelijk hem van mij af te schudden.
Toen wist ik het niet, nu wel: het duiveltje was Flam. Deze uitspraak mag antisemitisch lijken maar is dat helemaal niet. Ik heb de duivel nooit met het jodendom geassocieerd, steeds met de katholieke kerk en de hel. Voor joden had ik niets dan ontzag en dat is nog altijd zo, al keur ik het kolonialisme en geweld van de zionisten af. Bovendien heb ik de filosoof Leopold Flam altijd en overal tegen vriend en vijand verdedigd.

Na mijn vertrek bij Aurora heb ik geprobeerd Flam en alles wat met hem verband houdt, op enkele filosofische lessen na, te vergeten. Ik moest terugkeren naar het kruispunt waar ik hem ontmoet had en de andere richting inslaan. Die kant uit lopen viel me zwaar maar ik stapte nu door zonder duivel op mijn rug. Eer ik eindelijk goud kon smeden moest ik veel beproevingen doorstaan. Eigenlijk was het leven aan die andere kant te donker voor goud, zelfs voor zilver. Als ik al wat kon huilen als Howlin’ Wolf of Antonin Artaud was ik al best tevreden. Als ik als een ratelslang van de tegencultuur kon klinken, als de blikken trommel van Oskar Matzerath, maar dan met gaten in. Gaten voor het maanlicht, dromen, herinneringen aan de dienst der scheepvaart. Dat en veel meer wilde ik over Leopold Flam aan de vrouw bij Passa Porta vertellen.

Agnes met mijn jasje aan, ik met roze pullover en Leopold Flam, circa 1978.
Leopold Flam, Jos Dorissen (Giuseppe) en ik, circa 1980. Regenjassen uit de Wolmolen.

NASCHRIFT

Misschien moet ik mijn irrationele weerzin overwinnen en het dagboek alsnog lezen. Leopold Flam heeft, zoals ik hierboven al schreef, mijn leven grondig veranderd. Ik heb enorm veel van hem geleerd. Niet alleen op het terrein van filosofie maar ook op dat van literatuur, esthetica en muziek. Hij heeft me geleerd hoe systematisch en methodisch te lezen. Wat is een tekst en een subtekst. Dubbelzinnigheid en ambiguïteit. Hij heeft me aangespoord om niet alleen filosofische scripties te schrijven maar ook verhalen, dromen en sprookjes.
Maar zijn ‘levenslessen’ hebben mijn leven erg bemoeilijkt. In zekere zin heeft hij me ongeschikt gemaakt voor een ‘normaal leven’ in de mensenmaatschappij. In Flams ogen was iemand die een carrière nastreefde een arrivist. Je moest niet studeren voor een diploma maar werken aan jezelf, je moest jezelf verwezenlijken. Voor een jonge, enigszins naïeve jongeman klonk dat als hypnotiserende muziek in de oren. Ik heb Leopold Flam, na mijn studie filosofie bij hem, nog jaren gevolgd, voor hem gewerkt, zijn dagboeken overgetypt, redactie van het tijdschrift Aurora gedaan, literaire manifestaties mee georganiseerd, enz. Ik bewonderde de man. Tot de maat vol was. Flam wilde ook niet dat de filosofische kring Aurora zich ging wijden aan kunst en fotografie. Poëzie en literatuur, dat kon; met kunst, en zeker met nieuwe stromingen daarin (zoals conceptuele kunst) had hij het moeilijk. Dat moest onvermijdelijk tot een breuk leiden. Wat ook gebeurd is.

Daarbij komt nog dat ik betwijfel of het een goed idee was om deze oude dagboeknotities uit te geven en niet die van een latere periode, die waarin hij privé-mijmeringen afwisselt met filosofisch onderzoek.

20 maart 2023

DE ACROBATEN VAN PICASSO EN RILKE’S ELEGIEËN

Rainer Maria Rilke

[Antwerpse Nachten 67]

De zomer liep ten einde. Ik wilde mijn leven veranderen maar kon het niet. Overdag ging ik door met wat me het meest eigen was: lezen, studeren en schrijven. Dat laatste voornamelijk in mijn dagboek. ’s Nachts probeerde ik te slapen, zoals de meeste mensen deden. In Antwerpen en in de rest van de wereld. De nachtelijke bekoringen waren er voor de happy few, waar ik in mijn dromen deel van uitmaakte.

Op 19 oktober 1907 schrijft Rainer Maria Rilke aan zijn vrouw Clara dat hij opeens begreep wat de lotsbestemming van zijn Malte Laurids Brigge was. [1] Rilke doelt op een beproeving die de krachten van Malte te boven gaan. Innerlijk is hij, Brigge, echter overtuigd van de noodzaak ervan. Hij blijft zich eraan vastklampen en zal niet meer loslaten. Malte zal volharden. En Rilke zal zijn Prosabuch voltooien.

Dit soort beproeving noemde Leopold Flam een opdracht of een zending. Bij Rilke betreft het de opdracht van de kunstenaar: hij moet leren zien. In de hierboven genoemde brief plaatst de dichter zijn personage, Malte Laurids Brigge, in de ruimere context van Baudelaire’s gedicht La charogne, van Flauberts La légende de Saint-Julien l’hospitalier en van de denkwereld van Paul Cézanne, die La Charogne uit het hoofd kende. Volgens Rilke is de opdracht van de dichter – en van de kunstenaar in het algemeen – het aardse, de vergankelijke wereld te redden. In het gedicht moeten leven en dood met elkaar worden verzoend.

Het dagboek van Malte Laurids Brigge is een elegisch gedicht in proza geschreven. Ik geef een voorbeeld van die elegische stijl. “En je hebt niemand en niets en reist de wereld rond met een koffer en een kist met boeken en eigenlijk zonder nieuwsgierigheid. Wat voor leven is dat eigenlijk: zonder huis, zonder geërfde dingen, zonder honden. Wanneer je tenminste je herinneringen maar had. Maar wie heeft die? Was de jeugd er nog maar, zij is al begraven. Misschien moet men oud zijn om tot al deze dingen te kunnen reiken. Ik stel mij voor dat het goed is om oud te zijn”[2]. Het elegische als spanningsveld, grens tussen verleden en toekomst. De opdracht is deze: “Deze jonge, onbelangrijke vreemdeling, Brigge, zal vijf trappen hoog, moeten gaan zitten schrijven, dag en nacht: ja, daar zal het mee eindigen”. [3].

Enkele maanden geleden schreef ik in mijn dagboek over het treuren om onze vergankelijkheid. Ik was toen zelf in een elegische stemming. Gisteravond, tijdens de lectuur van de tweede elegie van Duineser Elegien, dacht ik terug aan die bewuste dagboeknotitie. Meer bepaald bij de vierde strofe:

Liebenden könnten, verstünden sie ‘s, in der Nachtluft
wunderlich reden. Denn es scheint, dass uns alles
verheimlicht. Siehe, die Bäume sind; die Häuser,
die wir bewohnen, bestehn noch. Wir nur
ziehen allem vorbei wie ein luftiger Austausch.
Und alles ist einig, uns zu verschweigen, halb als
Schande vielleicht und halb als unsägliche Hoffnung .[4]

Een tijd al voelde ik verwantschap met het poëtisch denken van Rilke. De elegische levenshouding was waarschijnlijk de sleutel tot het begrijpen van deze verwantschap. Dit schreef ik in alle bescheidenheid. Zeker moest ik het werk van Rilke nog grondiger bestuderen. Op dat ogenblik was ik te rusteloos om die verwantschap te verduidelijken. Ik achtte het zelfs mogelijk dat ik me vergiste. Dat ik Rilke verkeerd begreep. Dat ik in zekere zin blind bleef voor wat hij zag en in zijn gedichten zo nauwkeurig en genuanceerd verwoordde. Dat ik niet op de juiste manier, met onbevangen en open blik, naar de dingen keek en bijgevolg ook met onscherpe blik las.

In de vijfde Elegie trof ik talrijke verwijzingen aan naar Picasso’s Famille des saltimbanques uit 1905. Dit opmerkelijke werk uit Picasso’s eerste jaren in Parijs, zijn zogeheten roze periode, was de inspiratiebron voor het tweede deel van mijn Taferelen van onverschilligheid. Ik wist toen niets van Rilke’s fascinatie voor dat werk. Ik had bij het schrijven geen reproductie van deze merkwaardige acrobatenfamilie bij de hand en moest mij tevreden stellen met wat ik mij herinnerde van deze die aan de wand hing van mijn kleine slaapvertrek op het schip. Eigenlijk was dat niet meer dan een alkoof, een substituut-baarmoeder in glanzend gevernist teakhout uit Java. Zonder veel inspanning zag ik de afbeelding weer hangen tussen foto’s van mijn toenmalige pophelden, Rolling Stones, Small Faces, Kinks, Who, en van half blote meisjes, netjes uitgeknipt uit een exemplaar van het Franse Magazine de l’homme moderne, Lui. Een geschenk van mijn vriend Henry, niet de meisjes maar dat stapeltje Lui. Hoewel Picasso’s acrobaten zich in een desolaat landschap bevinden, nogal woestijnachtig, ziet Rilke ze op een versleten tapijt staan. Wie zijn deze mensen? Wat beweegt hen? Volgens Rilke drijft een nooit tevreden wil hen voort. Ze zijn nog vluchtiger dan wij. Maar wat is toch dat tapijt, dat op het einde van deze vijfde elegie raadselachtig stil is geworden?

Onrustig was ik omdat ik voor de eerste keer in mijn leven bij een cardioloog zou gaan. Toch had  ik niet één symptoom dat op een hartkwaal had kunnen wijzen. Ik was gaan vermoeden dat ik veeleer aan een hartneurose leed. Ik stelde me voor dat ik een hartziekte had, piekerde erover en vreesde dat de dood op de hoek van de straat, net buiten mijn gezichtsveld, al op me stond te wachten. Hoe kwam ik aan dat idee van een hartneurose? Had Duchateau het er niet een keer over gehad? Ik geloofde echter niet in neuroses. Bij mij ging het om een soort van bezetenheid. Een demonische kwelgeest had bezit van me genomen, nam ik aan. Mogelijk was hij er altijd al geweest. Had het zin te proberen hem weg te jagen? Ik dacht van niet. De demon zou blijven. Als je je tegen hem verzette maakte hij zich daarover alleen maar vrolijk. Goed dan, dat hij maar bleef. Dat hij zich bij me thuis voelde. Mogelijk kon ik nog heel wat van hem leren.

Pablo Picasso, La famille des saltimbanques

[1] “Und mit einemmal (und zum ersten) begreife ich das Schicksal des Malte Laurids. Ist es nicht das, daß diese Prüfung ihn überstieg, daß er sie am Wirklichen nicht bestand, obwohl er in der Idee von ihrer Notwendigkeit überzeugt war, so sehr, daß er sie so lange instinktiv aufsuchte, bis sie sich an ihn hängte und ihn nicht mehr verließ?”
Rainer Maria Rilke: Werke. Hrsg. von Manfred Engel u.a. Bd. 4: Schriften. Hrsg. von Horst Nalewski. Frankfurt a.M. 1996.

[2] Het dagboek van Malte Laurids Brigge, p. 14. Vertaling D.A.M. Binnendijk en N. Brunt. Later werd het boek vertaald door Pim Lukkenaer met als titel De aantekeningen van Malte Laurids Brigge.

[3] Het dagboek van Malte Laurids Brigge, p. 20.

[4] W.J.M. Bronzwaer vertaalt de laatste regels als volgt:  Wij alleen / trekken aan alles voorbij als een wisseling van adem. / En alles spant samen ons te verzwijgen, als waren wij schande, / misschien, of dragers, wie weet, van onuitsprekelijke hoop.

ZERO DE CONDUITE: TROOST

Zéro de conduite is een muziekprogramma waarin songs uit de popcultuur met zachte hand in het keurslijf van thema’s worden ingerijgd. Woekerende chaos wordt met liefde en toewijding overzichtelijk gemaakt. Alle zogeheten populaire genres komen aan bod, al ligt de nadruk op Angelsaksische folk, blues, country, soul en rock-‘n-roll. Onbevooroordeelde muziekliefhebbers noemen het allemaal pop. Elke eerste zaterdag van de maand, van 6 tot 8 uur ’s avonds kan je ernaar luisteren op Radio Centraal 106.7 fm en streaming. Meer informatie over de zender en zijn medewerkers en programma’s vind je hier. Het motto van deze aflevering is: They had a little girl worked in there, must have been about seventeen / She was the cutest thing I had ever seen / It’s the same old story and I’m afraid it wasn’t too very long / Before we had fallen deeply in love and I knew it was wrong / I said baby, we got to stop this thing right here / Or my woman is gonna cut my throat from ear to ear, that’s right.

In deze aflevering gaat het zoals wel vaker meer om sfeer dan om een afgelijnd thema. Ik heb vrij willekeurig enkele songs gekozen die me in moeilijke dagen troost kunnen bieden. (Of is dat een tegenspraak? Kun je willekeurig kiezen?) Mogelijk doen ze dat ook bij jou; troost heeft iedereen van ons wel eens nodig. Ook al ben ik niet gelovig en zal ik dat nooit worden ben ik er toch van overtuigd dat muziek een religieuze dimensie heeft. In soulmuziek, de aardse vorm van gospel, komt de uitdrukking ‘lift my soul’ voor. Die uitdrukking komt uit Psalm 25: “Tot u, Heere, hef ik mijn ziel op, mijn God, op U vertrouw ik”. Ik wil dat graag vertalen als: ik richt mijn ziel, het diepste van mezelf, op jou, op jullie. Samen met jullie neem ik een plaats in op deze aarde. De ziel oprichten is dansen, is seks, is zingen en musiceren. In muziek word ik deel van een groter geheel. De heilige geest van de christenen, ook trooster genoemd, krijgt een menselijke, wereldse betekenis.

Waar komt die troost vandaan? Uit melodieën, ritmes, gezang, uit frasen, uit alles wat deze zeer diverse songs maken wat ze zijn. Veel luisterplezier.

Daddy Rollin’ Stone – Phil Alvin – Un “Sung Stories” – Otis Blackwell

I Got Loaded – Los Lobos – How Will The Wolf Survive? – Camille Bob

Shake For Me – John Hammond, Jr. – Southern Fried – Willie Dixon

Parachute Woman – The Rolling Stones – Beggars Banquet – Keith Richards/Mick Jagger

Mellow Down Easy – Butterfield Blues Band – The Paul Butterfield Blues Band – Willie Dixon

I’m Shakin’ – Little Willie John – The King Sessions 1958-1960 – Rudy Toombs

You Got Me Dizzy – Jimmy Reed – I´m Jimmy Reed – Jimmy Reed

I Love the Life I’m Living – Slim Harpo – The Excello Singles Anthology – J. Moore

Make My Dreams Come True – Elmore James & His Broom Dusters – Blues After Hours – Elmore James

Blues With A Feeling – Little Walter – Blues With A Feeling  – Jacobs

She’s Fine, She’s Mine – Bo Diddley – Bo’s Blues – McDaniel

High School Confidential – Jerry Lee Lewis – Jerry Lee Lewis – Jerry Lee Lewis/Ron Hargrave

Rip It Up – Wanda Jackson – Queen Of Rockabilly – Marascalco/Penniman/Blackwell

Blue Days, Black Nights – Buddy Holly – The “Chirping” Crickets + Buddy Holly –  Ben Hall

Come Go With Me – Dion – Lovers Who Wander – C.E. Quick

Smokey Places – The Corsairs – Chess Chartbusters Vol. 5 – Abner Spector

So Young – The Ronettes – The Best Of The Ronettes – William “Prez” Tyrus

Rag Doll – Frankie Valli & The Four Seasons – The Very Best of Frankie Valli & The 4 Seasons – Crew/Gaudio

Little Girl Blue – Nina Simone – Love Will Tear Us Apart – Rodgers/Hart

Crazy – Patsy Cline – Sweet Dreams: Her Complete Decca Masters (1960-1963) – Willie Nelson

There Ain’t No Country Music On This Jukebox – Earl Scruggs & Tom T. Hall – The Storyteller & The Banjo Man – T.T. Hall

I’m Thinking Tonight Of My Blue Eyes – The Carter Family – Can the Circle Be Unbroken – A. P. Carter

It Makes No Difference Now – Cliff Bruner’s Texas Wanderers – Hillbilly Fever: Vol. 2 – Legends Of Honky Tonk – Floyd Tillman

A Girl I Used To Know – George Jones, The Jones Boys – Hillbilly Fever: Vol. 2 – Legends Of Honky Tonk – Jack Clement

Maybe Tomorrow – The Everly Brothers – The Everly Brothers (1958) – Don Everly

Brown’s Ferry Blues – The Louvin Brothers – A Tribute To The Delmore Brothers – Alton Delmore

La Valse De Grand Bois – The Balfa Brothers – The Balfa Brothers Play Cajun Music Vol. 1 & 2 – D. Balfa

La Valse Du Reveur – Nathan Abshire – Great Cajun Accordionist – Eddie Shuler

La Valse De Samedi Au Soir – Eddie LeJeune – Cajun Soul – Trad.

The Girls From Texas – Jimmy Lewis – Back To The River – More Southern Soul Stories – J. Holiday/J.Lewis/C. Chambers

Mighty Good Lovin’ – Smokey Robinson & The Miracles – Antholoby – Smokey Robinson

I’ve Been Searching – O.V. Wright – The Soul Of O.V. Wright – Earl Randle

You Got Me Hummin’ – Sam & Dave – The Definitive Soul Collection – Isaac Hayes/David Porter

Tired Of Being Alone – Al Green – Al Green Gets Next To You – Al Green

Love Me A Little Bit Longer – Delaney & Bonnie – Accept No Substitute – Bramlett/Bramlett

Greyhound Bus Depot – Ann-Margret/Lee Hazlewood – The Cowboy & the Lady – B. George

Untangle Your Mind – John Hartford – Looks At Life / Earthwords And Music – John Hartford

Everything Happens – Fred Neil – The Many Sides Of Fred Neil – Fred Neil

Badi-Da – Mark Lanegan – I’ll Take Care Of You – Fred Neil

Stuck Inside Of Mobile With The Memphis Blues Again – Cat Power – I’m Not There – Bob Dylan

Turn The Whole World On Just For A Moment… – Edie Sedgwick – Ciao! Manhattan –  Edie Sedgwick

Samenstelling en research: Martin Pulaski

EEN LIJK IN DE KELDER

Finis Gloriae Mundi – Juan de Valdés Leal

[Nachten aan de kant 65]

[Wat voorafging. Nazomer. Ik had me enkele dagen erg moe en lusteloos gevoeld. Op een nacht werd ik in paniek wakker. Hevige pijn in de borst, moeilijke ademhaling. Was dit het einde? Dankzij een snelle actie van Gabriella en een nachtelijke visite van dokter Debaene werd ik weer rustig. De volgende dagen mocht ik geen inspanningen doen. Best niet schrijven en niet lezen. Aan één boek had ik niet kunnen weerstaan, met een vreselijke nachtmerrie als gevolg.]

Thus conscience does make cowards of us all;
And thus the native hue of resolution
Is sicklied o’er with the pale cast of thought;
And enterprises of great pith and moment,
With this regard, their currents turn awry,
And lose the name of action. [1]
Shakespeare, Hamlet

De dagen die volgden op die apocalyptische droom las ik niets meer. Ik had mijn les geleerd. De boeken van H.C. Ten Berge en Ernst Jünger bleven toe. Zelfs in de Dikke Van Dale, De Goddelijke Komedie en de Staten Bijbel bladerde ik niet. Evenmin werkte ik door aan de Triomf van het Leven. Nietsdoen is een verschrikking, stelde ik eens te meer vast. Hoewel Arthur Rimbaud, André Breton, Isidore Isou en Guy Debord [2] beweerden dat je best van al nooit werkt ben ik van oordeel dat werken je gelukkig kan maken. Als het werk is waar je jezelf in herkent. Ongelukkig maakt werken je als je het doet omdat het moet en meer nog als het voor geld of roem is.

Die akelige bijna-dood ervaring had mij doen beseffen dat ik mijn leven, of toch zeker mijn levenswijze moest veranderen. Ik moest minder gaan drinken, zelfs dagen inlassen zonder alcohol, en helemaal stoppen met amfetamine.

Tijdens mijn korte rustperiode werd in de kelder bij de Filosofische Kring Aurora een gruwelijke ontdekking gedaan. De man die we de Spanjaard noemden, waarom weet ik niet meer, vond het lichaam van een vrouw in staat van ontbinding. Senga vertelde me dat de dode daar al drie weken had gelegen. Het bleek de stiefdochter van de oude mijnheer Aerts te zijn, die in het pand aan de Lange Leemstraat op de bovenste verdieping woonde. De vrouw had zelfmoord gepleegd. Naast het lijk vond de politie drie lege whiskyflessen en een aantal al even lege pillendoosjes, waarschijnlijk barbituraten. Drie weken hadden wij boven die doodskelder zitten werken aan het volgende nummer van Aurora (toevallig had ik toen net mijn ‘Brief over de dood’ geschreven). Jesse, mijn zoontje van zeven, was bij ons op vakantie geweest en had samen met zijn vriendinnetje Vera bij Aurora allerlei ludieke spelletjes gespeeld. Of zijn spelletjes altijd ludiek? Wat een geluk dat ze toen niet in de kelder zijn afgedaald.

Nog voor de ontdekking van het lijk in de kelder was Jesse al terug bij zijn moeder in Brussel. Na al die jaren kan ik mij niet meer herinneren of we erover gepraat hebben. Best mogelijk dat we het wel hebben gedaan, want de dood was een geliefkoosd gespreksonderwerp. Toch hoop ik nu van niet, al weet ik niet goed waarom. In mijn dagboek vind ik er niets over. Veel geklaag over kwalen en dokters en allerlei angsten, dat wel.

Nu zou er veel gaan veranderen, nam ik mij voor. Ik besefte dat ik mijn leven niet moest opofferen voor een of andere al dan niet obscure tekst. Als het schrijven niet zonder artificiële energie kon, dan maar helemaal geen schrijven. Maar kon ik wel léven zonder die middelen, alledaagse handelingen verrichten, was ik niet verslaafd geraakt?

Filosofische Kring Aurora, Lange Leemstraat, Antwerpen


[1] Zoo maakt het peinzen lafaards van ons allen,
En wordt de frissche blos van ’t kloek besluit
Verzieklijkt door ’t onechte bleek van ’t mijm’ren;
En ’t streven van den hooggezwollen moed,
Door deze omzichtigheid van stroom verandrend,
Verbeurt den naam van hand’ling
Shakespeare, Hamlet, vertaling van Burgersdijk

[2] In een vriendelijke reactie op Kleine bevrijdingen en schaduwen van de dood vroeg Luc Aerts zich af of de uitspraak Ne travaillez jamais niet van Guy Debord was. Ik had ze toegeschreven aan Isidore Isou, Debords aanvankelijk medestrijder en latere rivaal. Ik ben het nog eens gaan opzoeken en Luc Aerts heeft gelijk. Al heeft Debord de mosterd waarschijnlijk bij Rimbaud gehaald  («Jamais je ne travaillerai» , en is het mogelijk dat Ne travaillez jamais een uitspraak was die alle leden van Situationniste Internationale onderschreven.

ZERO DE CONDUITE: DEPARTURES

Tony Allen

Zéro de conduite is een muziekprogramma waarin songs uit de popcultuur met zachte hand in het keurslijf van thema’s worden ingerijgd. Woekerende chaos wordt met liefde en toewijding overzichtelijk gemaakt. Alle zogeheten populaire genres komen aan bod, al ligt de nadruk op Angelsaksische folk, blues, country, soul en rock-‘n-roll. Onbevooroordeelde muziekliefhebbers noemen het allemaal pop. Elke eerste zaterdag van de maand, van 6 tot 8 uur ’s avonds kan je ernaar luisteren op Radio Centraal 106.7 fm en streaming. Meer informatie over de zender en zijn medewerkers en programma’s vind je hier. Het motto van deze aflevering is: Without going out of my door / I can know all things of earth /  Without looking out of my window / I could know the ways of heaven / The farther one travels / The less one knows.

Vanavond vertrekken we. We reizen af naar voor westerse popmuziek minder voor de hand liggende regio’s. Eerst willen we nog even ademhalen onder de blauwe hemelen van het Verre Westen, dat van onze kinderdromen. Daar doemt het ons al wat beter bekende Iowa op. Kijk daar, dat is Chief White Cloud. Met Barry Brown, Queequeg en Cherie O. Baby varen we naar Jamaica, waar je net niet uit een palmboom valt (na het drinken van ettelijke Negroni’s, ja die hebben ze in Kingston ook). In het gezelschap van Christa Päffgen en een koppige ezel trekken we van Ibiza naar de rand van een donkere woestijn. De nacht is ingevallen. Geen enkele ster, zelfs geen tweelingen. We zwerven door het roemruchte Transsylvanië, geen Graaf Dracula noch een Nicolae Ceaușescu te bespeuren, en ontdekken de stad Cluj-Napoca. Heel wat verder nog ligt Chiang Mai, de grootste stad van Noord-Thailand.

Samen met met Gigi, alias Ejigayehu Shibabaw, ontdekken we Ethiopië. Nusrat Fateh Ali Khan laat ons het eeuwenoude gezang van Pakistan horen, al klinkt het eerder eigentijds, waar we ook Arooj Aftaab terugvinden. Met Judy Nylon en Patti Palladin (Snatch) verwijlen we even in de jungle van Judy. Of bestaat die niet langer? Met Geeta Dutt, de godin van Bollywood, bereiken we buurland India, waarna we naar Europa terugkeren. Met Hope Sandoval eten we Beiers vruchtenbrood, in Londen luisteren we naar een lied van William Blake (dat ik toen ik jong was graag mocht reciteren, mezelf begeleidend op een Japanse Gibson gitaar), en met Neil Young nemen we afscheid van diezelfde bard. In Griekenland luisteren we in een illegale bar naar rembetika, in Frankrijk weerklinkt chanson, wat wil je, en romantisch gezang over de schone van Cadiz. Jacques Brel herinnert ons aan onze Noordzee. Met David Lynch stijgen we naar de hemel op, waar we oog in oog komen te staan met de Engelse componist en virginalist Giles Farnaby. Met Jeff Tweedy reizen we naar het Oosten van het Westen en samen met hem en zijn vrienden logeren we in het New Yorkse hotel Chelsea. De mooie en tragische heldin Edie Sedgwick doet ons even terugdenken aan Dylan Thomas en aan de Arabische drums in Sad Eyed Lady of the Lowlands en neemt dan voor altijd afscheid van ons. We zijn weer thuis, zoals Wim T. Schippers dat zo mooi kon zeggen.

Veel reis- en luisterplezier.

Nusrath Fateh Ali Khan

Arc Of Flight – Bruce Kaphan – Slider – Ambient Excursions For Pedal Steel Guitar – Bruce Kaphan

Better Things To Think About – Ry Cooder – The Long Riders: Original Motion Picture Soundtrack – Trad. Arr. Ry Cooder

Early Morning Song – Bridget St. John – Songs For The Gentle Man – Bridget St John

My Only Child – Nico – Desertshore – Nico

Mon père disait – Jacques Brel – Jacques Brel 67 – Brel, Jacques

On My Way To Kolozsvár Town – Muzsikás – Blues For Transylvania – Trad.

Femme Fatale – Tracey Thorn – A Distant Shore – Tracey Thorn

Salad Days – Young Marble Giants – Colossal Youth – Stuart Moxham/Alison Statton

Trial by Fire – Snatch – Snatch – Nylon/Palladin

Spend, Spend, Spend – The Slits – Cut – Arianne Foster/Viviane Albertine/Paloma Romero/Tessa Pollitt

Hollow Music – Fred Frith – Guitar Solos – Fred Frith

The Dogs Outside Are Barking – Arthur Russell – Iowa Dream – Arthur Russell

Above Chiangmai – Brian Eno & Harold Budd – Ambient 2: The Plateaux Of Mirror – Brian Eno

Hello, Are You There? – Jeff Tweedy – Chelsea Walls – Jeff Tweedy

Time For You To Leave, William Blake.. – Neil Young – Dead Man Soundtrack- Neil Young

How Sweet I Roamed – Acetone – 1992-2001 – Acetone

Drop – Hope Sandoval & The Warm Inventions – Bavarian Fruit Bread – William Reid

Moyege – Tony Allen – Lagos No Shaking – Tony Allen

Tew Ante Sew – Gigi – Gigi – Ejigayehu Shibabaw

Far East – Barry Brown – Reggae Anthology: The Channel One Story  – Barry Brown

Mustt Mustt – Nusrat Fateh Ali Khan – Mustt Mustt – Nusrat Fateh Ali Khan

Diya Hai – Arooj Aftab Feat. Badi Assad – Vulture Prince – Arooj Aftab

Within You, Without You (Instrumental) – The Beatles – Anthology 2 – George Harrison

Na Jao Saiyan – Geeta Dutt – Golden Voices From The Silver Screen – Hemant Kumar

Sti Filaki (In de gevangenis) – Rosa Eskenazi – Rembetika – Songs Of The Greek Underground 1925-1947 – Rosa Eskenazi

We Are Normal – Bonzo Dog Doo-Dah Band – The Doughnut In Granny’s Greenhouse – Neil Innes/Vivian Stanshall

Dog Better Than Man – Viper – Soul Jazz Records Presents: Calypso: Musical Poetry In The Caribbean 1955-69 – Viper

Zing! Went The Strings Of My Heart – Lew Stone & His Band – Pennies From Heaven – James F. Hanley

A Guy What Takes His Time – Mae West – Movie Music: The Definitive Performances – R. Rainger

La môme caoutchouc – Jean Gabin – Les plus belles chansons du cinéma – Carl Maria Von Weber/Maurice Yvain

La belle de Cadix – Luis Mariano – Les plus belles chansons du cinéma – Françis Lopez/R. Vincy/Marc-Cab/M. Vanda

In Heaven (Lady In The Radiator Song) – David Lynch & Alan R Splet – Eraserhead Original Soundtrack – Peter Ivers/David Lynch

Scorpio’s Theme – Lalo Schifrin – Dirty Harry: Music From The Motion Pictures – Lalo Schifrin

Sing Swan Song – Can – Ege Bamyasi – Can/Damo Suzuki/Holger Czukay/Irmin Schmidt/Jaki Leibezeit/Jaki Liebezeit/Michael Karoli

Room 101 – Chrome – Red Exposure – Helios Creed/Damon Edge

Giles Farnaby’s Dream – Penguin Cafe Orchestra – Preludes Airs & Yodels – Simon Jeffes

Dirty Old Town – Ewan MacColl – An Introduction To Ewan McColl – MacColl

Turn The Whole World On Just For A Moment… – Edie Sedgwick – Ciao! Manhattan –  Edie Sedgwick

The White Cloud, Head Chief of the Iowas


Samenstelling en research: Martin Pulaski

ZERO DE CONDUITE: EEN WANDELING IN HET PARK

Serralves, Porto. 11 november 2012


Zéro de conduite is een muziekprogramma waarin songs uit de popcultuur in het keurslijf van thema’s worden ingerijgd. Woekerende chaos wordt met liefde en toewijding overzichtelijk gemaakt. Alle zogeheten populaire genres komen aan bod, al ligt de nadruk op Angelsaksische folk, blues, country, soul en rock-‘n-roll. Onbevooroordeelde muziekliefhebbers noemen het allemaal pop. Elke eerste zaterdag van de maand, van 6 tot 8 uur ’s avonds kan je ernaar luisteren op Radio Centraal 106.7 fm en streaming. Meer informatie over de zender en zijn medewerkers en programma’s vind je hier. Het motto van deze aflevering is: It’s just a rumour that was spread around town / Somebody said that someone got filled in / For saying that people get killed in / The result of this shipbuilding / With all the will in the world / Diving for dear life.

Bij de samenstelling van deze aflevering van Zéro de conduite stelde ik me voor dat ik in een mooi park wandelde, Hampstead Heath in Londen bijvoorbeeld, en dat de gedachten, dagdromen en invallen die er tijdens die wandeling in mijn hoofd zouden opkomen begeleid zouden worden door songs. Of dat ze mijn gedachtestroom – zeker in het geval van gepieker over armoede, ziekte en dood – zouden doorbreken. Van welke liedjes ik in mijn denkbeeldig park tijdens mijn fantasmagorische wandeling graag wilde horen maakte ik een lijst: liedjes voor een wandeling in het park. Het is geen platonische lijst geworden met daarin de absoluut allermooiste liederen voor zo’n promenade; dat zou onmogelijk geweest zijn. Niemand kan vrijblijvende lijsten maken. We leven in onze eigen tijd en worden of we het nu willen of niet op elk ogenblik beïnvloed door wat ons omgeeft. Een uitgesproken inspiratiebron was een interview met de begenadigde bass explorer Danny Thompson – uit Battersea, waar het romantische Battersea Park met de London Peace Pagoda is gelegen – in het maandblad Mojo. Danny Thompson is 83 maar zijn geest (brain) is nog 18, zegt hij. Hij speelde contrabas bij talloze legendarische muzikanten en bands, waaronder John Martyn, Pentangle, Tim Buckley, Nick Drake, Richard Thompson, Incredible String Band, Paul Weller en Kate Bush. Op die manier zijn er nogal wat nummers waarop Danny Thompson de contrabas hanteert in de lijst binnengeslopen. Met dank aan interviewer Tom Doyle. De meeste songs voor deze wandeling mogen met enige ironie easy listening worden genoemd, al zijn ze dat soms op een wat perverse manier. En er is natuurlijk op de achtergrond – die soms voorgrond wordt – de oorlog. Vandaar de traditional Oh Death, Elvis Costello’s en Clive Langer’s Shipbuilding, Jeff Tweedy’s War on War en zelfs All The Neon Lights Are Blue van de o zo miskende zanger en componist Mickey Newbury. Tim Buckley’s The Earth Is Broken (live in Londen) spreekt dan weer boekdelen over wat wij met de aarde hebben gedaan. Dat stel je zelfs vast als je in het allermooiste park je zorgen probeert te vergeten, luisterend naar het gekwinkeleer van de vogels of plots oog in oog staand met een prerafaëlitische engel. Wandelend in een park kun je verlangen naar een andere wandeling in een ander park, of in een paradijselijke tuin, zoals die van Serralves in Porto. Wat in deze pastorale aflevering zeker niet mocht ontbreken is Walk in the Park van Victoria Legrand en Alex Scally, beter bekend als Beach House.

Veel luisterplezier.

Opgedragen aan Danny Thompson. Long may you run.

Hampstead Heath, Londen. 25 juni 2014

The Earth Is Broken – Tim Buckley – Dream Letter: Live In London 1968 – Tim Buckley

Summer Dress – Ryley Walker – Primrose Green – Ryley Walker

Absinthe – Beth Orton – Comfort Of Strangers – Beth Orton

Sleeping Me Awake – James Elkington – Ever-Roving Eye – James Elkington

Summer Heat – Bert Jansch – When The Circus Comes To Town – Bert Jansch

Lord Franklin – Pentangle – Cruel Sister – Trad. arr. B.Jansch/J.Renbourn/D.Thompson/T.Cox/J.McShee

In A Crowd – The Modern Jazz Quartet – The Sheriff – John Lewis

Solid Air – John Martyn – Solid Air – John Martyn

River Man – Nick Drake – Five Leaves Left – Nick Drake

Os Dias São À Noite – Madredeus – O Paraíso – Pedro Ayres Magalhães

Shipbuilding – Robert Wyatt – Panic – Elvis Costello/Clive Langer

In Florida – Jake Xerxes Fussell – Good And Green Again – Jake Xerxes Fussell

The Mad Hatter’s Song – Incredible String Band – The 5000 Spirits Or The Layers Of The Onion – Robin Williamson

Alabama Bound – The Charlatans – The Amazing Charlatans – Traditional

Oh Death – Kaleidoscope – Side Trips – John William Reedy

All The Neon Lights Are Blue – Mickey Newbury – Blue To This Day – Mickey Newbury

Journey in Satchindananda – The Third Mind – The Third Mind – Alice Coltrane

Never Learn Not To Love – The Beach Boys – 20/20 – Dennis Wilson/Charles Manson

Sylvia Said [1995 Remix] – John Cale – Fear – John Cale

In My Other World – Julee Cruise – The Voice Of Love – Julee Cruise/Louis Tucci

Walk In The Park – Beach House – Teen Dream – Alex Scally/Victoria Legrand

Constellation – Calexico – El Mirador – Joey Burns

Mount Airy Hill (Way Gone) – Kurt Vile – (watch my moves) – Kurt Vile

Listen To Me – Micah P Hinson – All Dressed Up And Smelling Of Strangers – Charles Hardin/Norman Petty

Surfin’ USA – The Jesus And Mary Chain – Darklands [Disc 2] – Chuck Berry/Brian Wilson

Little Honda – Yo La Tengo – I Can Hear The Heart Beating As One – Mike Love/Brian Wilson

War On War – Low – Wilco Covered – Tweedy

End of the Season – The Kinks – Something Else by the Kinks – Ray Davies

Edie Sedgwick – Turn The Whole World On Just For A Moment… – Ciao! Manhattan – Edie Sedgwick

Hampstead Heath, London. 25 juni 2014


Research, samenstelling en foto’s: Martin Pulaski

ZERO DE CONDUITE: BURNING HELL

Little Walter

Zéro de conduite is een muziekprogramma waarin songs uit de popcultuur in het keurslijf van thema’s worden ingerijgd. Woekerende chaos wordt met liefde en toewijding overzichtelijk gemaakt. Alle zogeheten populaire genres komen aan bod, al ligt de nadruk op Angelsaksische folk, blues, country, soul en rock-‘n-roll. Sommige muziekliefhebbers noemen het allemaal pop. Elke eerste zaterdag van de maand, van 6 tot 8 uur ’s avonds kan je ernaar luisteren op Radio Centraal 106.7 fm en streaming. Meer informatie over de zender en zijn medewerkers en programma’s vind je hier. Het motto van deze aflevering is: Well, my temperature rises and my feet don’t walk so fast / Yes, my temperature rises and my feet don’t walk so fast / Well, this Arabian doctor came in, gave me a shot / But wouldn’t tell me if what I had would last.

De hel is geplaveid met goede voornemens en je hoort er naar het schijnt alleen maar blues uit het midden van de twintigste eeuw (en ouder). Bovendien loop je daar louter anderen tegen het vege lijf. Mijn goed voornemen was om vandaag de trein naar Antwerpen te nemen en eindelijk weer live aan de slag te gaan. Aan de slag? Ik ben echter thuis gebleven. Waarom? Vanwege nothing but the blues, maar je mag het ook uitputting noemen. Einde van het Latijn. Ik neem aan dat ik op een dag het licht weer zie, maar die dag is zeker nog niet vandaag. Van de nood heb ik een deugd gemaakt, van de blues een programma, al zit in mijn selectie ook heel wat zogeheten bluesrock. De echte blues, of wat je zo zou kunnen noemen, heb ik pas laat leren kennen. In mijn jeugd had ik maar één zwarte bluesplaat, een live album van B.B. King. De rest van mijn blues was allemaal wit. Ik geloof niet dat het een geval van jeugdig racisme was. De eerste single die ik ooit aanschafte – in 1962 – was er een van Ray Charles. Het probleem was vooral, meen ik mij te herinneren, dat je geen oorspronkelijke blues op de radio hoorde, je vond weinig of geen zwarte blues in de platenwinkels, er werd ook slechts incidenteel over geschreven, tenzij in gespecialiseerde blaadjes (die ik niet kende). Zoals zoveel van mijn generatiegenoten heb ik de blues leren kennen van de langspeelplaten en singles van the Rolling Stones, the Pretty Things en Them. En ik moet hier zeker ook Cuby & the Blizzards vermelden. Harry Muskee had een authentieke bluesstem, Eelco Gelling was een voortreffelijke gitarist. Je had natuurlijk ook John Mayall & the Bluesbreakers, the Yardbirds, Fleetwood Mac, Chicken Shack en wat later Led Zeppelin, en nog een hele resem andere rockbands van wie het repertoire gebaseerd was op de blues. Al deze witte bands, zangers, muzikanten, maakten mij warm voor de oorspronkelijke muziek uit Chicago, Memphis, de Mississippi Delta, New Orleans en talloze andere steden en dorpen in de VS. En zo kwam het dat ik uiteindelijk toch op zoek ging naar platen van Muddy Waters, Little Walter, Howlin’ Wolf, John Lee Hooker en andere giganten. Inmiddels waren de jaren zeventig begonnen en had ik een soort van baard. (Best mogelijk dat ik dit verhaal al eerder heb verteld.)

If I’m feelin’ tomorrow
Like I feel today
I’m gonna pack my suitcase
‘Cause I’m troubled
I’m all worried in mind
And I never been satisfied
And I just can’t keep from cryin’


Bij de keuze van de onderstaande songs ben ik snel en intuïtief te werk gegaan. Op een andere dag had mijn lijst er waarschijnlijk helemaal anders uitgezien. Op nog een andere dag had ik helemaal geen blues gekozen, maar liedjes over filmsterren, aardbeien, wolkenkrabbers, zeilboten of Rock Werchter. Stemming bepaalt ons leven.

Veel luisterplezier.

Cuby (Harry Muskee), Eddie Boyd, John Mayall

This Land Is Your Land – Woody Guthrie – Smithsonian Folkways: American Roots Collection – Woody Guthrie

Long Road To Travel – Lonnie Johnson – Smithsonian Folkways: American Roots Collection – Lonnie Johnson

Mean Old World – T-Bone Walker – T-Bone Blues – Michael Goldsen/T-Bone Walker

I Can’t Be Satisfied – Muddy Waters – Hard Again – M. Morganfield

Come Back Baby – Little Walter – Blues With A Feeling  – Walter Jacobs

Done Somebody Wrong – Elmore James – The Sky Is Crying – Elmore James

The Sky Is Crying – Cuby + Blizzards – Trippin’ Thru’ A Midnight Blues – Robinson/Lewis/James

Stop – Mike Bloomfield, Al Kooper, Steve Stills – Super Session – J.Ragovoy/M.Shuman

Mellow Down Easy – Butterfield Blues Band – The Paul Butterfield Blues Band – Willie Dixon

Sitting On a Barbed Wire Fence (Take 2) – Bob Dylan – The Best of The Cutting Edge 1965-1966: The Bootleg Series, Vol. 12 – Bob Dylan

Rollin’ And Tumblin’ – Canned Heat – Cook Book – McKinley Morganfield

I Need A Man To Love – Big Brother & The Holding Company – Cheap Thrills – J.Joplin/S.Andrew

Bring It On Home – Led Zeppelin – Led Zeppelin II – Willie Dixon

Dimples – Johnny Jenkins – Ton-Ton Macoute! – James Bracken/John Lee Hooker

Statesboro Blues – Taj Mahal – Taj Mahal – W. McTell

Two Headed Woman – Junior Wells – Walkin’ The Blues – C. Weaver/W. Dixon

Sit And Cry The Blues – Buddy Guy – Walkin’ The Blues – Willie Dixon/Buddy Guy

Sittin’ Drinkin’ And Thinkin’ – Little Junior’s Blue Flames – Sun Records: The Blues Years 1950-1958 [Disc 7] – Herman Parker

Move On Down The Line – Earl Hooker – Sun Records: The Blues Years 1950-1958 [Disc 5] – Earl Hooker

Penitentiary Blues – Lightnin’ Hopkins – Lightnin’ Hopkins (Folkways, 1959) – Lightnin’ Hopkins

Burning Hell – John Lee Hooker – Burning Hell – John Lee Hooker


Don’t Start Cryin’ Now – Slim Harpo – The Best Of Slim Harpo – Moore/West

Left Handed Woman – Jimmy Reed – At Soul City – Jimmy Reed

Who’s Been Talking? – Howlin’ Wolf – The London Howlin’ Wolf Sessions – Chester Burnett

Who Do You Love – Ronnie Hawkins & The Hawks – The Best Of Ronnie Hawkins & The Hawks – Bo Diddley

Stingy Little Thing – Hank Ballard – Singin’ and Swingin’ – Henry Ballard

Finger Poppin’ Time – Lou Ann Barton – Old Enough – Henry Ballard

Light My Fire – Etta James – Call My Name – The Doors

You Shook Me – Jeff Beck – Truth – Jeff Beck

Hound Dog – Paul Burlison – Train Kept A-Rollin’ – Leiber/Stoller

Broke Down Engine – Johnny Winter – The Progressive Blues Experiment – Johnny Winter/A. Fernback

Shake ‘Em on Down – Tarbox Ramblers – Tarbox Ramblers – Traditional

Cold Day In Hell – Lucinda Williams – Down Where The Spirit Meets The Bone – Lucinda Williams

I’m Gonna Kill That Woman – Nick Cave & The Bad Seeds – Kicking Against The Pricks – John Lee Hooker

Long Snake Moan – PJ Harvey – To Bring You My Love – Polly Jean Harvey

Could We – Cat Power – The Greatest – Chan Marshall

Lou Ann Barton

Samenstelling en research: Martin Pulaski

KRETEN EN GEFLUISTER

©Martin Pulaski

We zitten de hele middag al te drinken, mijn vriend Alfred en ik. Zoals wel meer van mijn vrienden en kennissen is Alfred het leven beu. Optimisten, zelfverklaarde levensgenieters en carrièreplanners hebben mij om een of andere reden al meerdere jaren geleden de rug toegekeerd. Bestel nog een glas wijn, is Alfreds leuze, want het leven is niets en de wereld heeft niets aan mijn bestaan.

Die avond in café De Kat laat ik Alfred even aan zijn lot over om Ronald dag te gaan zeggen. Ronald is een architect die in de jaren zestig zijn laatste huizen heeft ontworpen. Zijn radicale visie op architectuur, geïnspireerd door de bevindingen van Internationale Situationniste, sloeg echter niet aan in dit platte land van ons. Ik wijs – niet al te opvallend – naar Alfred en leg uit dat hij diep in de put zit. Ronald haalt de schouders op.
“Niemand mag sterven, Ronald”, zeg ik.
“Laat ze er toch allemaal een eind aan maken”, zegt Ronald. “En trek het je niet aan, als ze het willen doen ze het toch. Niemand houdt hen tegen”.

Terwijl Ronald en ik zitten te praten loopt Alfred De Kat uit en roept, met een stemgeluid dat je nauwelijks horen kan, “ik wil dood, ik wil dood”. Ik ga hem achterna, grijp hem bij de mouw en trek hem weer de kroeg in. Ondanks zijn duidelijke afkeer van alles wat hij nu een tweede keer ontwaart gaat hij gewillig op een enigszins wankele stoel zitten.
“Ik laat Lydia heel gauw een taxi bellen”, zeg ik. “Eerst bestel ik nog een rondje voor Ronald en zijn vrienden”.

“Ben jij wel van Antwerpen?” vraagt de pooier van een blondje (ongeveer negentien, groene ogen). Waarschijnlijk is hij geen pooier, maar ik vind het prettig hem zo te noemen. Had hij maar niet dat glimmend blauwzijden hemd moeten aantrekken. En dat hij het meisje behandelt alsof ze zijn poedel is kan ik helemaal niet hebben. Na een halve minuut ongeveer haat ik deze man al en heb ik zin om hem een vuistslag te geven. Jammer dat ik niet sterker ben. Ik doe niets om fit te blijven, draag een bril en ben aan de magere kant, allemaal zaken die niet in mijn voordeel zijn als het op vechten aankomt. Een goedgeplaatste vuistslag zou nochtans veel oplossen. Maar nee. Ook al omdat ze mij in de Kat voor een intellectueel houden. Van het soort dat niet vecht.
“Ik ben van Brussel én van Antwerpen”, antwoord ik zo vriendelijk als ik kan.
“Daar heb ik ook gewoond, in Brussel”, zegt het blonde meisje.
“In Brussel was alles beter dan hier”, voegt ze eraan toe.
“Overal was altijd alles beter”, zeg ik.
Ze kijkt me boos aan. Heb ik iets verkeerds gezegd?
“Ik wil zelfmoord plegen”, kreunt Alfred.
“Laat hem toch zeuren”, zegt Ronald, “het is nog te vroeg voor je taxi”.
“Overal was altijd alles beter”, zeg ik, “overal ter wereld.”.

Een Indiër met bloemen komt het café binnen. Niemand is geïnteresseerd in zijn koopwaar. Ik wel: het tafereel roept een vaag gevoel van herkenning in me op, het is alsof ik gedwongen word de man aan te spreken, om op die manier te weten te komen welke woorden en mogelijk zelfs zinnen ik zal gebruiken.
“Hoeveel voor zo’n roos?”, vraag ik.
“Een euro”, zegt hij.
“Vijftig cent”, zeg ik. Ondertussen vraag ik me af: voor wie?
“Negentig”, zegt de Indiër.
“Vijftig”, houd ik vol.
“Tachtig”, zegt de Indiër.
“Vijftig”.
“Zeventig”.
“Vijftig”.
“Zestig”.
“Vijftig”.
“O.K.”, zegt de Indiër, “vijftig cent voor deze mooie roos”.
Gesterkt door deze overwinning vraag ik me af of ik de pooier toch maar niet in zijn gezicht zal slaan. De rode roos geef ik aan Lydia. Aan wie anders? Lydia is verbaasd, of wat had je gedacht? Al die jaren dat ik in haar café kom heb ik nauwelijks het woord tot haar gericht, laat staan haar iets gegeven, en nu dit.
“Waarom geef je mij een roos?” vraagt ze.
“Omdat ze in mijn weinig gastvrije hand verwelkt”, zeg ik. “Lydia, weet je, ik woonde graag in Antwerpen. Dit is altijd mijn heilige stad geweest. Je had al veel meer bloemen van mij moeten krijgen, al was het maar om de tijd te verzachten”.

Pieter De Zwaan komt naar me toe. We begroeten elkaar.
“Je bent dik geworden”, zeg ik.
“Vind je?”, vraagt hij.
“Wel zeker”, zeg ik, “erg dik. Als ik ooit een acteur zoek voor mijn versie van Pere Ubu, weet ik bij wie ik terecht kan. À propos, ken jij die pretentieuze vent die daar zit, met dat brilletje op zijn neus? Ik heb zin om die man een pak slaag te verkopen. Vooral vanwege dat zijden hemd dan”.
“Je moet dat doen”, zegt Pieter. “Het is een klootzak. Een regelrechte chauvinist. En hij is niet eens van Antwerpen!”
“Dat is gemakkelijker gezegd dan gedaan”, zeg ik. “Maar kan ik die man in mekaar rammen, terwijl mijn vriend Alfred zelfmoord wil plegen? Zie de man daar zitten, Pieter.”
“Wil Alfred zelfmoord plegen?” vraagt Pieter.
“Ja”, zeg ik. “Ik breng hem meteen naar huis, met de taxi. En daarna neem ik in Berchem de junkietrein die van Amsterdam komt. ”
“Je moet nooit bang zijn”, komt Ronald ertussen “Dat is nergens goed voor. In Brussel moet je ook niet bang zijn. Je moet brutaal zijn. En brullen. Als je brult, weten ze dat je niet bang bent. Je moet brullen zoals je hier in Antwerpen hebt gedaan toen die biker je vriend omver wilde rijden”.
“Ja, dat is waar”, zeg ik, “die sonofabitch is wel even geschrokken”.
“Nooit bang zijn,” zegt Ronald nog een keer.

(Toen we van café de Volle Maan naar De Kat liepen had een macho op een Yamaha geprobeerd Alfred omver te rijden, zij het op trage wijze. Mogelijk hield hij zich wat in vanwege de Onze-Lieve-Vrouwekathedraal. Ik ben luidkeels beginnen te brullen, verdomde klootzak en van die uitdrukkingen, je kent ze wel. Meer was niet nodig om de samoerai op de vlucht te doen slaan. Alfred had me enigszins verrast aangekeken.)

Alfred staat op, neemt een aantal briefjes van twintig uit zijn jas en werpt die op de vloer. Ik raap ze op en geef ze hem terug. Nu is het de hoogste tijd voor de taxi.

Als we aan het station van Berchem aankomen heb ik nog twee minuten voor de trein naar Brussel vertrekt. Mogelijk is Alfred vergeten dat hij dat geld in zijn jaszak heeft zitten, dus geef ik hem nog eens twintig euro, zodat hij zich tot voor zijn deur kan laten voeren. Hij geeft het geld meteen aan de taxichauffeur en stapt ook uit.
“Zal het gaan?”, vraag ik.
“Tuurlijk”, zegt hij”, het is maar een steenworp ver”.
“Een worp met de dobbelsteen”, zeg ik.
“Precies”, zegt Alfred.

Op de junkietrein zitten geen junkies, zo te zien. Er wordt zelfs geen joint gerookt. Jammer, want ik houd van die geur. Ik zet mijn koptelefoon op en luister naar Townes Van Zandt:
“To live is to fly high and low…”.

Een uurtje later hang ik op een barkruk in een proletariërskroeg nabij het Zuidstation. Het bier smaakt er bitter maar de mensen die er rondhangen zien er tevreden uit, eerder zoet dan bitter. Een paar oudere echtelieden, of stiekeme geliefden, dat kan ook, dansen op de muziek van de jukebox. “Pepito Mi Corazon”, zingt de zangeres van Los Machucambos. Ik ken dat lied. Het herinnert me meteen aan een gedicht dat ik schreef naar aanleiding van de dood van mijn vader. Daarin zie ik hem met een schipperspet op het hoofd een danspasje doen op “Pepito Mi Corazon”. En zo herinner ik me ook weer mijn vader zelf, zijn laatste jaren, toen ik tederheid voor hem ging voelen. Toen ik een zoon werd. Het wordt tijd om op te krassen. Dit is mijn verleden. Mijn ware leven is elders. Ik moet bellen naar mijn vriend. Hij mag niet sterven.

In de taxi naar huis heb ik een discussie met de chauffeur, een uitgesproken racist met een Limburgse tongval.
“Die Marokkanen moeten terug naar hun land”, zegt hij. “Ze maken hier alles kapot”.
Ik word niet boos, probeer hem zelfs enigszins te begrijpen. De man evenwel tot een inzicht brengen dat mij moreel juister lijkt, dat lukt mij niet. Om nog wat door te kunnen gaan met onze discussie zet de taxibestuurder voor mijn woning aangekomen de teller af. We praten nog een goed half uur. Mijn argumentatie is gebaseerd op één idee: als de Marokkanen weg zijn, dan zullen het de Limburgers zijn die alles verpesten. Want dat zijn ook geen echte Vlamingen, echte Vlamingen zingen namelijk niet.
“Alleen Limburgers zingen, dat weet je toch,” zeg ik. Mensen kiezen altijd een vijand uit. Dat is altijd al zo geweest. Het probleem van de vijandigheid in ons hart los je niet op met de Marokkanen of wie dan ook naar huis te sturen. Hun huis is nu hier.
“De mensen moeten met elkaar leren leven”, zeg ik, “dat geldt net zo goed voor jou als voor mij.” Maar luistert de Limburger nog? Hoort hij wat ik zeg? Hij zal denken dat het dronkenmanspraat is.
“Geloof me”, zeg ik, “net als jij heb ik van die negatieve gevoelens. Haat, intolerantie, vijandigheid. Ik ken het allemaal. Maar ik probeer er op een evenwichtige manier mee om te gaan.”
Zal hij hierover nadenken? Ik betwijfel het. Mijn ervaring is dat je een racist uiterst moeilijk op andere gedachten kunt brengen. Toch geven we elkaar de hand en wensen elkaar zonder hardheid in onze stem een mooie zondag.

Het is vier uur in de ochtend. Ik bel terstond Alfred op. Gerinkel. Zou hij slapen? Of is hij dood? Wat maakt het voor hem uit? Het leven is niets. Alleen wij die blijven zullen treuren en elkaar met schroom of tegenzin in de ogen kijken. Op reis gaan naar plaatsen waar iedereen al geweest is, en geeuwen bij al die schoonheid. Alleen wij zullen elkaar en onszelf leugens vertellen. Anders is het leven niets. Alfred kan tegen een stootje. Mijn vriend zal nog lange tijd met zijn dobbelstenen blijven werpen.

Dit is een grondig herwerkte versie van het verhaal Geeuwen bij al die schoonheid, dat ik in 2005 op dit blog publiceerde. Aan de personages heb ik nauwelijks iets veranderd, wel aan de stijl en de woordkeuze. En ik heb de verteller wat meer mededogen gegund.

De foto is van mezelf. Dit is niet in De Kat en niet in een café aan het Zuidstation in Brussel.

ZERO DE CONDUITE: HAPPY DAYS

Zéro de conduite is een muziekprogramma waarin songs uit de popcultuur in het keurslijf van thema’s worden ingerijgd. Woekerende chaos wordt met liefde en toewijding overzichtelijk gemaakt. Alle zogeheten populaire genres komen aan bod, al ligt de nadruk op angelsaksische folk, blues, country, soul en rock-‘n-roll. Sommige muziekliefhebbers noemen het allemaal pop. Elke eerste zaterdag van de maand, van 6 tot 8 uur ’s avonds kan je ernaar luisteren op Radio Centraal 106.7 fm en streaming. Meer informatie over de zender en zijn medewerkers en programma’s vind je hier. Het motto van deze aflevering is: Mister Sun, you’re so far / Please help me find my wishing star / Only you understand / How lonely I am on the sand / You take me far away from noisy crowds / When I just watch you play, I’m on the clouds.

Dit wordt een verjaardaguitzending. Gisteren werd ik nog maar eens een keer een oudere man. Bovendien debuteerde ik veertig jaar geleden samen met Max Borka als DJ bij deze unieke radio. Zodoende selecteerde ik achtendertig grotendeels vrolijke songs in zowat alle genres die in mijn diverse programma’s aan bod zijn gekomen. Dit is geen selectie van mijn favoriete liedjes, al vind ik ze natuurlijk wel goed; het is mij voornamelijk om de variatie en de sfeer te doen. Hoewel het niet allemaal dansmuziek is kan en mag er gedanst worden. En gedronken, en meegezongen of geïmproviseerd. Je mag bijvoorbeeld een tekst bedenken bij Dat mistige rooie beest, of bij Tea for Two. Een andere mogelijkheid is: een gedicht schrijven over Napoleon Solo en Ilya Kuryakin. Of striptease op Brigitte Bardots Mister Sun. Je ziet maar. In ieder geval moet ik bekennen dat ik van je houd.

Veel luisterplezier!


Good Dog, Happy Man  Bill Frisell – Good Dog, Happy Man – Bill Frisell

Old Man – Neil Young – The Archives Vol. 1: 1963-1972 – Neil Young

Lo And Behold – Bob Dylan & The Band – The Basement Tapes – B. Dylan

One Night Of Love – Karen Dalton – In My Own Time – J. Tate

Loving Cup – The Rolling Stones – Exile On Main Street [Deluxe Edition] – Keith Richards/Mick Jagger

Drinkin’ Wine Spo-Dee-O-Dee – Taj Mahal & Ry Cooder – Get On Board – The Songs Of Sonny Terry & Brownie McGhee – Granville McGhee/J. Mayo Williams

I’m Your Hoochie Coochie Man – Junior Wells – Best Of The Vanguard Years – Willie Dixon

I Love the Life I’m Living – Slim Harpo – The Excello Singles Anthology – J. Moore

High And Lonesome – Jimmy Reed – I´m Jimmy Reed – Jimmy Reed

Wild Man Blues – Louis Armstrong & His Hot Seven – The Best of The Hot 5 & Hot 7 Recordings – Armstrong/Morton

Careless Love Blues – Bessie Smith – The Essential Bessie Smith – W.C. Handy

They Can’t Take That Away From Me – Billie Holiday & Her Orchestra – Lady Day: The Best Of Billie Holiday – Ira Gershwin/George Gershwin

You’d Be So Nice To Come Home To – Coleman Hawkins & Ben Webster – Coleman Hawkins Encounters Ben Webster – Cole Porter

Tea For Two – Art Tatum – Art Tatum baptisé “Chopin Fou” – Youmans/Caesar

Maybe I Should Change My Ways – Duke Ellington – The Duke: The Columbia Years 1927-1962 – J. Latouche/D. Ellington

Let Me Go Home – Sam Cooke & The Soul Stirrers – The Last Mile Of The Way – Unknown

Black Is The Color Of My True Love’s Hair – Nina Simone – Nina Simone At Town Hall – Nina Simone

Save The Children – Gil Scott-Heron – The Revolution Will Not Be Televised – Gil Scott-Heron

Sun King – The Beatles – Abbey Road [2009 Stereo Remaster] – John Lennnon/Paul McCartney

De Vrienden Van Vroeger – Boudewijn de Groot – Voor de Overlevenden – Boudewijn de Groot

Dat Mistige Rooie Beest – Rogier Van Otterloo – Turks Fruit soundtrack – Van Otterloo

Moon River – Victoria Williams – Sings Some Ol’ Songs – Mancini/Mercer

Mister Sun – Brigitte Bardot – Vol. 2 – Eileen/G. Bourgeois/J.-M. Rivière

Oui Parle Français – Compay Segundo – Las Flores De La Vida – Francisco Repilado Muñoz

Menino Das Laranjas (The Orange Selling Boy) – Elis Regina – The Bossa Nova Exciting Jazz Samba Rhythms, Vol. 2 – Theo De Barros

I Had The Craziest Dream – Astrud Gilberto – Non-Stop To Brazil – Mack Gordon/Harry Warren

Illya Kuryakin – Ike Bennett & The Crystalites – Guns Of Navarone – Henry Mancini

One Scotch One Bourbon One Beer – Alfred Brown – Ride Your Donkey – Rudolph Toombs

Too Much Too Young – The Specials – Specials – Jerry Dammers/L.Charmers

Throw Down Your Arms – Burning Spear – Dry And Heavy – Winston Rodney

That’s How Strong My Love Is – O.V. Wright – The Complete Goldwax Singles, Volume 1: 1962-1966 – Jamison

I Just Want to Make Love to You – Etta James – At Last! – Willie Dixon

Try Matty’s – Aretha Franklin – Spirit In The Dark – Aretha Franklin

Save Me – Wilson Pickett – The Rock & Soul Sounds Of Muscle Shoals, Alabama – George Jackson/Dan Greer

I Can’t Turn You Loose – Otis Redding – The Complete Stax/Volt Singles: 1959-1968 – Otis Redding

I’m Confessin’ (That I Love You) – Marc Ribot – Saints – Daugherty/Reynolds/Neiburg

Coney Island Baby – Tom Waits – Blood Money – Tom Waits/Kathleen Brennan

Three Chords for Senga – Martin Pulaski – Rusty Strings (unreleased) – Martin Pulaski


Samenstelling en research: Martin Pulaski

ZERO DE CONDUITE: DOMINO

The Bangles and Leonard Nimoy


Zéro de conduite is in essentie een muziekprogramma waarin songs uit de popcultuur in het keurslijf van thema’s worden ingerijgd. Woekerende chaos wordt met liefde en toewijding overzichtelijk gemaakt. Alle zogeheten populaire genres komen aan bod, al ligt de nadruk op Amerikaanse folk, blues, country, soul en rock-‘n-roll. Sommige muziekliefhebbers noemen het allemaal pop. Elke eerste zaterdag van de maand, van 6 tot 8 uur ’s avonds kan je ernaar luisteren op Radio Centraal 106.7 fm en streaming. Meer informatie over de zender en zijn medewerkers en programma’s vind je hier. Het motto van deze aflevering is: Hangin’ out in L.A. / And there’s nowhere to go / It ain’t Christmas if there ain’t no snow / Listening to Sheena on the radio / Oh-ho oh-ho.

Deze episode van Zéro de conduite is een hommage aan het roemruchte en mogelijk beste Nederlandstalige rockprogramma uit de jaren tachtig, Domino. Vanavond besteden we aandacht aan het eerste deel van die radioshow. Arnold Rypens stelde dat op ingenieuze wijze en met kennis van zaken samen en Guy De Pré was er de gepaste presentator van. (Er was natuurlijk ook het tweede deel, van Luc Janssen, zeker niet onverdienstelijk, wel integendeel. Maar dat zetten we, vanavond althans, tussen haakjes).
Voor Domino bleven we met plezier een paar uur langer thuis en ontdekten op die manier dat er zelfs in de ellendige jaren tachtig nog boeiende en springlevende rock-‘n-roll muziek werd gespeeld en op plaat gezet. Er werd zelfs op echte instrumenten gespeeld. Als beginnende radiomaker van het wekelijks programma Shangri-La, op Radio Centraal, vond ik veel inspiratie in Domino. In het programma van Arnold Rypens, mogelijk meer bekend van zijn boek en website The Originals, leerde ik vooral jonge Amerikaanse bands kennen. Wat we te horen kregen was een genre dat later americana en alt.country zou worden genoemden. Veel van de bands die in Domino de revue passeerden grepen terug naar de wortels van rock-‘n-roll: blues, country en de sound van de Sun records in Memphis. Het was deze muzikanten evenwel niet om een nostalgietrip te doen, het ging niet om slaafse reconstructies. De songs die ze opnamen sprankelden van leven en drukten net zo goed de tijdsgeest uit als de prefab van groepjes als Haircut 100, Duran Duran en Spandau Ballet. Er werd niet alleen opgekeken naar de Sun sound – en niet te vergeten: the Velvet Underground – en dergelijke meer, er was tegelijk een revival van psychedelische pop van de sixties aan de gang, vaak geïnjecteerd met een flinke dosis punk. Ook de powerpop van groepen als Big Star kwam aan bod. Ongeveer alles wat we in Domino hoorden (ook in deel twee), schudde ons wakker uit onze muzikale winterslaap. De opera’s van Wagner konden weer de kast in.

Veel luister- en dansplezier!

Domino – Cramps – Off The Bone – Sam Phillips

Rock And Roll Till The Cows Come Home – The Tail Gators – Swamp Rock – Tail Gators

If I Had Possession Over Judgement Day – Rainer & Das Combo – Barefoot Rock With Rainer & Das Combo – Robert Johnson

Take It Off – Alex Chilton – High Priest – Eve Darby

Little Honey – The Blasters – Testament: The Complete Slash Recordings – John Doe/Dave Alvin

Saint Behind The Glass – Los Lobos – Kiko – David Hidalgo/Louie Pérez

Sweet Misery Blues – Violent Femmes – Hallowed Ground – Gordon Gano

Still Holding On To You – Dream Syndicate – Medicine Show – Steve Wynn

Here Comes A Regular – The Replacements – Tim – Paul Westerberg

Don’t Toss Us Away – Lone Justice – Lone Justice – Lone Justice/Bryan Maclean

Still Tied – Jason & The Scorchers – Are You Ready For The Country – Jason Ringenberg

They’ll Never Take Her Love From Me – The Coward Brothers – King Of America – Leon Payne

Sad Lovers Waltz – Camper Van Beethoven – II & III – Chris Molla/David Lowery/Greg Lisher/Jonathan Segel/Victor Krummenacher

Change Is Now – Giant Sand – Selections Circa 1990-2000 – Chris Hillman/Roger McGuinn

Tried So Hard – Yo La Tengo – Fakebook – Gene Clark

Still Get By – Long Ryders – Native Sons – Stephen McCarthy

Where Were You When I Needed You – The Bangles – Eternal Flame: The Best Of The Bangles – P.F. Sloan/Steve Barri

Danny Says – The Ramones – End Of The Century – Ramones

She’s a Diamond – Opal – Happy Nightmare Baby – David Roback/Kendra Smith


Talking In My Sleep – The Rain Parade – Emergency Third Rail Power Trip – David Roback/Matti Piucci

Halah – Mazzy Star – She Hangs Brightly – Roback/Sandoval

Stars Are in Your Eyes – Kendra Smith – The Guild of Temporal Adventurers – Liqueure/Corey

Raining Pleasure – The Triffids – Beautiful Waste And Other Songs – D. McComb/J. Patterson

Dream Lover – Big Star – Third/Sister Lovers – Alex Chilton

Mother Of Earth – The Gun Club – Miami – Jeffrey Lee Pierce

Commodore Peter – The Silos – The Silos – Salas-Humara

Drive – R.E.M. – Automatic For The People – R.E.M.

Bad Karma – Warren Zevon ft. R.E.M. – Sentimental Hygiene – Warren Zevon

I’m Sorry (But So Is Brenda Lee) – Marshall Crenshaw ft. T-Bone Burnett – Downtown – Ben Vaughn

Hey Jack Kerouac – 10,000 Maniacs – In My Tribe – Buck/Merchant

Let’s Go – The Feelies – The Good Earth – Bill Million/Glenn Mercer

Can’t Go On This Way – The Windbreakers – Terminal – Bobby Sutliff

This I Know – Green On Red – Gas Food Lodging – Green On Red

Send Me A Postcard – Danny & Dusty – The Lost Weekend – Daniel Gordon Stuart

Train Around The Bend – True Believers – Hard Road – Lou Reed

Samenstelling en research: Martin Pulaski

TAMELIJK BETAMELIJK GEDRAG

Senga, Dolfijnstraat, omstreeks 1977.

[Nachten aan de Kant 62]

Die dag in augustus werd ik pas omstreeks het middaguur wakker. Beneden in het Groot Vertrek zat Senga aan de keukentafel te lezen in Film en Televisie. Wat lees je, vroeg ik. Een boeiende recensie van Ronnie Pede over Renaldo & Clara, zei Senga. Je hebt in de oude tijdschriften zitten neuzen, zei ik. Zo oud is dit nu ook weer niet, zei ze. Toch wel een jaar, zei ik. De tijd gaat snel, zei Senga. Je hebt ze toch weer niet allemaal door elkaar gehaald, zei ik. Ik heb die oude Photo van jou weer bovenop de stapel gelegd, zei ze. Senga zag er verrukkelijk uit, in haar lila T-shirt met de expressieve kop van Jim Morrison erop afgebeeld. In de zomer liep Senga graag in haar blote kont rond, maar nu Gabriëlla bij ons woonde was ze wat betamelijker geworden. Ik kwam wat dichterbij om te zien welke zedige oplossing ze voor vandaag gevonden had. Het was een kort dun rokje in wit katoen, dat wat meer aan de verbeelding overliet dan een blote kont, maar niet zo heel veel meer. Senga leek ervan uit te gaan dat mijn voorstellingsvermogen eerder klein was. Daarin vergiste ze zich.
Gabriëlla was het andere uiterste. Ook in de zomer liep ze gekleed alsof het elk moment zou kunnen gaan vriezen. Steevast droeg ze een jeans, een T-shirt en daarover meestal nog eens een slobbertrui. Nooit zag het zonlicht haar blote benen. En toch had ze iets, maar om dat te zien moest je over een bijzondere gave beschikken. Verbeelding volstond niet.

Ik had Lost in the Ozone van Commander Cody & His Lost Planet Airmen op de platenspeler gelegd. Het concert van die countryrock band, de onwaarschijnlijke opener voor Elliott Murphy op de Brusselse Grote Markt, was bij mij in de smaak gevallen, maar in vergelijking met de blonde rockdichter zag het er allemaal wat vulgair uit en klonk het ook zo. Toch kon ik nog altijd genieten van songs als Seeds and Stems (Again) en Lost In the Ozone. Ondertussen had mijn verrukkelijke Syngala de tafel gedekt. Je moet weten dat ik haar af en toe met veel plezier een andere naam gaf. Syngala paste klankmatig goed bij Bengaals vuur, vond ik Net als mijn geliefde kon dat lang, rustig en toch fel branden.

Ik dronk drie koppen van Senga’s sterke koffie, want ik voelde me erg moe. Van wat kon dat zijn? In de Mort Subite hadden we niet meer dan twee of drie glazen bier gedronken… Van schrijven zou er niets meer in huis komen vandaag. Ik vroeg Senga of ik haar wat uit De triomf van het leven mocht voorlezen. Dat vond ze een prima voorstel.

We gingen in de bruine zetels zitten, Senga en Jim Morrison tegenover me, en ik begon te lezen.

Triomf van het leven

Het leven is het leven. Rampzalige tautologie, die alles omvat en toch niets betekent. Bestond zij maar niet, of had ik ze maar meteen geschrapt. Wekenlang houdt die uitspraak me nu al in haar ban. ’s Nachts kan ik er niet van slapen, overdag belet ze mij te werken. Aan niets anders kan ik nog denken dan aan het leven dat het leven is.

Sinds het ogenblik dat deze tautologie mij een van die prachtige vondsten leek heb ik al twee cahiers volgeschreven. Geen woord van mezelf. Uitsluitend fragmenten van bekende en minder bekende denkers en dichters. Gedachten, beschouwingen, uitspraken over de zin, de oorsprong, het doel en zelfs de absurditeit van het leven. Tijdens dit voorbereidend werk, van krampachtig associatieve aard, was me opgevallen dat zowat alle auteurs het vooral en steeds weer over de dood hadden, of op zijn minst over de vervlechting van leven en dood.

Ik wierp een steelse blik op Senga, haar bevallige blote benen gekruist. Ze zat met de ogen toe en leek aandachtig te luisteren. Mijn tekst verveelde me. Veel liever had ik lekker met haar gevrijd. Haar lijf nog getaand door de zon van de Camargue. Maar zelfs de gedachte aan al die opwinding putte me uit.

De volksmond leert ons dat het leven een strijd is. Charles Darwin heeft die wijsheid wetenschappelijk onderbouwd. Ook bij Hegel, Marx en zelfs Nietzsche vinden we ettelijke passages over strijd, oorlog, destructie, volstrekte negativiteit terug. Arthur Schopenhauer, voorloper van de Weense School en inspiratiebron voor Samuel Beckett, ziet het leven als één lange ontgoocheling.
“Wat ligt er toch een afstand tussen het begin en het einde van ons leven: het begin met de waan van de begeerte en de verrukking van de wellust, het einde met de vernietiging van alle organen en de stank van rottende lijken…” De wereld is een boeteoord, een strafkolonie, vindt hij. Schopenhauers epigoon Sigmund Freud is niet minder fatalistisch. Het levenloze (steen) was eerder aanwezig dan wat leeft (adem) en alles wat leeft neigt naar deze oorspronkelijke toestand. Het doel van het leven is de dood.
Ik weet dat ik de psychoanalyse hiermee geweld aandoe.

Freuds belangstelling voor de klassieke tragedie bracht me op het spoor van Sophocles:
Niet geboren zijn is ’t allerbeste,
dan, als tweede, dat wie in het licht verscheen
snel daarheen weer keer’, vanwaar hij kwam,
want wanneer de jeugd verdwijnt met haar onbezonnenheid,
wat plaag van smart is ’s mensen lot dan vreemd?

Het klinkt allemaal nogal somber, zei Senga. Ja, zei ik, ik weet het. Maar het blijft niet alleen maar kommer en kwel. De weg naar het licht begint in duisternis. Wil je dat ik voor vandaag ermee ophoud? Nee, hoor, zei Senga, lees maar door. Ik wil liever met je vrijen, zei ik, zoals je daar nu zit, zo’n lekkere vrucht. Dat is pas leven. Senga stond op, stapte blootsvoets naar me toe, bukte zich en kuste me lang op de mond.

Senga, Dolfijnstraat, omstreeks 1977

Een paar uur later zaten we in alle rust Winstons te roken en een glas Gewürztraminer te drinken. De smaak van die wijn deed mij altijd aan onze eerste kus denken. Tijd voor Tim Buckleys Happy Sad, met daarop het magnifieke Buzzin’ Fly. Weet je wat, Senga, morgen lees ik alleen mijn bevindingen voor, of een aantal ervan, boeiende tekstfragmenten die ik over het thema heb gevonden. Want mijn essay is beslist nog niet af; het is nu nog erg onevenwichtig. Lang niet zo geslaagd als Taferelen van onverschilligheid. Wat erg dat Guy zich bij het lezen van dat verhaal herkend heeft in Ergo Verdussen, of was het in Jacky Avontuur, zei Senga. Heel erg en heel onterecht, zei ik. In wie van die twee idioten, die de verteller met een roestig zwaard dreigt te zullen onthoofden, weet ik eigenlijk niet. Ik heb Guy een brief geschreven om hem op het hart te drukken dat ik hem hoegenaamd niet als model heb genomen. Mogelijk zit hij hem nu al te lezen en komt alles nog goed tussen ons.

Photo, juli 1979
Guy Bleus, You Can Never Go Home Anymore!

EINDE VAN HET SEIZOEN

Een manifestatie van de filosofische kring Aurora, circa 1980.

[Nachten aan de Kant 61]

De zomer van 1979 liep langzaamaan ten einde. Het was het jaargetijde waarin de weemoedige song Summer’s Almost Gone van the Doors mij onvermijdelijk te binnen schoot, ook nu weer, nu de band van Jim Morrison tot een relict uit een begraven tijdperk was herleid. Spoedig zou ik een flinke klap krijgen, een waarschuwing dat ik mijn leven grondig zou moeten veranderen. Vandaag was het nog niet zo ver. Het waren drukke zomerdagen geweest.  De haast routineuze nachtelijke escapades naar de Dageraadsplaats en naar de Stadswaag begonnen een zware tol te eisen. Al wilde ik dat maar al te graag ontkennen. Ook in 1979 al was zelfbedrog mij niet vreemd.
Overdag was er werk aan de winkel: filosofie en literatuur. Bij Aurora vertaalde ik samen met Paul Rigaumont De dans van de filosofie, een essay van de Parijse filosoof Claude Roels. Wat met die tekst uiteindelijk is gebeurd, weet ik niet. In 1982 heb ik de filosofische kring Aurora de rug toegekeerd, en ik heb er lange tijd niet meer naar omgekeken. Al ben ik met Paul tot aan zijn dood goed bevriend gebleven. Claude Roels ontmoette ik vele jaren later een paar keer. Paul en zijn vrouw Olga waren de filosoof als een intieme vriend gaan beschouwen. Maar op een dag verdween hij zomaar zonder een spoor achter te laten uit hun leven. De hele geschiedenis leek een beetje op een van die raadselachtige verhalen van Patrick Modiano.

In de Dolfijnstraat werkte ik aan mijn tekst De triomf van het leven, geïnspireerd door een gedicht van Percy Shelley. Ik dweepte nog altijd met de romantiek, vooral de Britse versie ervan. Al hield ik ook van Novalis en Kleist. Kleist zou ik nu hoegenaamd geen romantische auteur meer noemen. Hij behoort tot de klassieken. Waarschijnlijk heb ik De triomf nooit afgewerkt en heel zeker niet naar een uitgever verzonden. Ik was ervan overtuigd dat niemand mijn werk zou willen publiceren. Ik wantrouwde uitgevers, ik wantrouwde de literaire wereld, ik wantrouwde de meeste schrijvers. Je hoort nergens bij, jongen, zei ik, je staat er alleen voor. Alleen in outsiders herkende ik iets van mezelf. Ik was een twijfelaar, altijd onzeker, was mijn werk wel goed genoeg, hoe zat het met mijn grammatica, met mijn woordenschat? Had ik originele ideeën?

Louis Edouard Fournier, De begrafenis van Shelley

De triomf van het leven is dat je volhardt, dat je in jezelf blijft geloven, in je mogelijkheden, dat je weet dat je kunt veranderen. De triomf van het leven is dat je kunt liefhebben en liefde terugkrijgt. Waarbij je nooit uit het oog mag verliezen dat liefde op maar weinig vragen een antwoord geeft. Daarin had John Lennon, en met hem heel wat van zijn generatiegenoten en kompanen, het verkeerd voor. Liefde is niet het antwoord, het leven is veeleer strijd. Love is a battlefield, zong Pat Benatar een paar jaar later. Dat lijkt me realistischer.

Senga en ik waren arm, zonder dat we onszelf zo zagen. Of, het maakte niet veel uit. De weinige waardevolle dingen die we bezaten moesten we verkopen. Voor een nikkelen servies uit de 18de eeuw kregen we tweeduizend frank. Een mooi bedrag voor wat oude prullaria. Met de opbrengst konden we wat van onze schulden in winkels en bars en aan onze vrienden aflossen.

Op de Grote Markt in Brussel zagen we Elliott Murphy optreden. Hij was in die tijd een van mijn muzikale helden. Hij had een romantisch aura, droeg een wit pak, schreef literaire liedjesteksten, verwees in zijn interviews naar F. Scott Fitzgerald en Ernest Hemingway. Hij leidde een leven dat de muziekpers decadent noemde. Ik zag hem als een Amerikaanse versie van Kevin Ayers. De verbluffend mooie Grote Markt was een ideaal decor voor de songs van Elliott Murphy. Was hij een van the last of the Rock Stars? Na het optreden zagen we in Au mort Subite Freddie Bleus terug. Al pratend reisden we terug naar de Waterkrachtstraat in Sint-Joost-ten-Node, waar alles begonnen was. Het prille begin van onze liefdevolle veldslagen. Toen Senga voor mij Daphne was, mijn romantische muze. Al zag ik mezelf niet als Apollo en wilde ik haar zeker niet in een laurierstruik veranderen. Daarvoor verlangde ik te zeer naar haar vlees en bloed, of liever, naar haar huid en haar. Met Freddies broer Guy was er iets vreemds aan de hand. Ik had in Aurora mijn verhaal Taferelen van onverschilligheid gepubliceerd. Daar kwamen twee onsympathieke personages in voor. In een van de twee had Guy zich herkend. Dat was pure paranoia van hem geweest. Guy was mijn vriend, ik zou hem nooit belachelijk maken, in een tekst noch in het echte leven. Mijn verhalen waren verzinsels, geen autobiografische notities zoals deze hier. Ik schreef hem hierover om hem duidelijk te maken dat hij zich hierin vergiste. Zou hij me geloven?

Gian Lorenzo Bernini, Apollo en Daphne, 1622-1625

Met Senga en Gabriella ging ik die zomer meermaals naar de bioscoop. Veel indruk maakte op mij opnieuw Last Tango in Paris met Marlon Brando en Maria Schneider. Ik had de film al drie of vier keer gezien. Die nacht schreef ik er een lang, psychoanalytisch geïnspireerd stuk over. Af en toe hield ik op met schrijven om te horen of er niets onheilspellends in de kamer van Gabriëlla gebeurde. Mogelijk zat ze weer aan de morfine, ze was al enkele dagen bleek en verzonken in gedachten of dagdromen. Terwijl ze toch met zoveel goede voornemens bij ons was ingetrokken. Ik probeerde me er niet te veel kopzorgen over te maken en beëindigde de tekst. Ook daarmee deed ik niets. Het was een onderdeel van één groot werk voor niemand.

ZERO DE CONDUITE: BLOED

Grave, Julie Ducorneau

Zéro de conduite is in essentie een muziekprogramma waarin songs uit de popcultuur in het keurslijf van thema’s worden ‘geperst’. Woekerende chaos wordt enigszins overzichtelijk gemaakt. Alle zogeheten populaire genres komen aan bod, al ligt de nadruk op Amerikaanse folk, blues, country en rock-‘n-roll. Sommige muziekliefhebbers noemen het allemaal pop. Elke eerste zaterdag van de maand, van 6 tot 8 uur ’s avonds kan je ernaar luisteren op Radio Centraal 106.7 fm en streaming. Meer informatie over de zender en zijn medewerkers en programma’s vind je hier.
Het motto van deze aflevering is
You bit your lover in the bed, / Come here I`ll break your lousy head / Our nation must be saved and freed / You been accused of murder, how do you plead?

I Spit On Your Grave, Meir Zarchi

Op 10 april begint de Goede Week. Voor wie het nog niet of niet meer zou weten: dan worden het lijden, sterven en de verrijzenis van Jezus herdacht. Ik heb altijd meer interesse gehad voor de wederopstanding dan voor het lijden en sterven maar in deze tragische tijd kan ik niet aan de dood voorbijgaan. Aan gewonde en stervende mensen en dieren, aan bloed. Hoewel we er liever niet aan denken of naar kijken is het er altijd. Bloed. Vaak wordt deze vloeistof in één adem met zweet en tranen genoemd. In elk tijdperk, in elk leven, in elk gezin, in elke woning wordt er gebloed. Elke dag vloeit her en der bloed. Op sommige dagen en in sommige periodes – zoals nu – is de hoeveelheid bloedverlies groter dan anders. (We kunnen ons het volume ervan zelfs niet meer voorstellen.) Dan zijn we triest en bang en voelen we ons hulpeloos. We zoeken naar middelen om het bloeden te stelpen maar vinden er geen. Het lijkt erop dat sommige bloedingen vanzelf moeten ophouden. Hopen en bidden en en beven veranderen niets aan deze situatie. Het is een schaakspel dat niemand kan winnen. Ook de koning en de koningin hebben gapende wonden. Al begrijp ik dat zelfs gebeden die niet worden verhoord toch troost kunnen bieden, vooral als ze in delicate tempels, kerken, synagogen en moskeeën worden gezongen of in stilte uitgesproken. Eveneens begrijp ik dat kunst, ook die waarin bloedige taferelen worden afgebeeld, het Martelaarschap van de heilige Agatha door Giovanni Batistta Tiepolo bijvoorbeeld, of Saturnus verslindt zijn zoon door Francisco de Goya, ons kunnen helpen de ogen te sluiten voor het afschuwelijke, voor de horror. Zelfs bloederige horrorfilms als Trouble Every Day van Claire Denis, Grave (Raw) van Julie Ducorneau en La reine Margot van Patrice Chéreau kunnen ons afleiden van wat ginds, niet zo heel ver van hier, gaande is. Misschien kunnen ook deze 31 bloederige songs dat?

Ondanks alles veel luisterplezier en dat er gauw vrede mag komen.

Trouble Every Day, Claire Denis

The Blood – The Zion Travelers – Down By The River – L.C. Cohen

I Know His Blood Can Make Me Whole – Blind Willie Johnson – The Complete Blind Willie Johnson – Blind Willie Johnson

I’ve Got Blood In My Eyes For You – Mississippi Sheiks – Honey Babe Let The Deal Go Down: The Best Of Mississippi Sheiks – L. Carter

Bloodshot Eyes – Wynonie Harris – King R&B Box Set Vol. 1 – Penny Hall

Blood Is Redder Than Wine – Little Willie Littlefield – Going Back To Kay Cee – Leiber/Stoller

Lust Of The Blood – Jerry Lee Lewis – Theme Time Radio Hour, Show 80: Blood – Jack Good/Ray Pohlman/William Shakespeare

Bleeding All Over The Place (Alternate Mix) – Randy Newman – Guilty: 30 Years Of Randy Newman – Randy Newman/Goethe/Milton

It’s About Blood – Steve Earle & The Dukes – Ghosts Of West Virginia – Steve Earle

Pay In Blood – Bob Dylan – Tempest – Bob Dylan

Let it Bleed – The Rolling Stones – Let It Bleed – Mick Jagger/Keith Richards

Hot Blood – Lucinda Williams – Sweet Old World – Lucinda Williams

Blood, Sweat and Murder – Nick Cave & Warren Ellis ft. Scott Biram – Hell Or High Water (OST) – Scott Biram

Sleeping In Blood City – The Gun Club – Miami – Jeffrey Lee Pierce

Heroin – The Velvet Underground – The Velvet Underground & Nico 45th Anniversary [ Deluxe Edition Vol.1] – Lou Reed

Blood – Tindersticks – Tindersticks – Alistair McAuley/David Boulter/Dickon Hinchliffe/Mark Colwill/Neil Fraser/Stuart A. Staples/Tindersticks

Blood Never Lies – Thurston Moore – Demolished Thoughts – Thurston Moore

Taste Of Blood – Mazzy Star – She Hangs Brightly – David Roback

Drawn To The Blood – Sufjan Stevens – Carrie & Lowell – Sufjan Stevens

Black Arrow, Bleeding Heart – Whiskeytown – Faithless Street – Steve Grothman/Caitlin Cary/Eric Gilmore/Phil Wandscher

Bloody Hands – Mark Olson & Gary Louris – Ready for the Flood – Mark Olson/Gary Louris

Flesh And Blood – Johnny Cash – Man In Black: The Very Best Of Johnny Cash – Johnny Cash

Are You Washed In The Blood – The Louvin Brothers – Nearer My God To Thee – Traditional

Blood Red Bird – Smog – Red Apple Falls – Bill Callahan

O Haupt voll Blut und Wunden (Matthäus Passion) – De Nederlandse Bachvereniging, Jos Van Veldhoven – Johan Sebastian Bach

Jesus’ Blood Never Failed Me Yet – Gavin Bryars with Tom Waits- Jesus’ Blood Never Failed Me Yet – Bryars

Blood of Tin – Lydia Lunch – Queen Of Siam – Lydia Lunch

Romeo Is Bleeding – Tom Waits – Blue Valentine – Tom Waits

Desert Blood – Albert Ayler – The Last Album – Mary Parks

Five Nights Of Bleeding – Poet & The Roots – Dread Beat An’ Blood – Linton Kwesi Johnson

Blood And Fire – Niney The Observer – Trojan Explosion – Winston Holness

Brother Blood – Neville Brothers – Brother’s Keeper – Charles Neville/Ron Cuccia

La reine Margot, Patrice Chereau

Samenstelling en research: Martin Pulaski

LIEFDE EN GELUK IN DE DOLFIJNSTRAAT

[Nachten aan de Kant 60]

Bij het lezen van mijn dagboeknotities van 1979 valt mij op hoe vaak daar klaagzangen te horen vallen. Opnieuw en opnieuw voel ik me eenzaam, ellendig en in de nabijheid van de dood. Herhaaldelijk maak ik melding van allerhande kwalen en vage vormen van depressie en andere psychische stoornissen. Senga en ik konden nauwelijks rondkomen, waardoor we weinig bewegingsvrijheid hadden. Weliswaar reisden we die zomer naar de Provence en de Camargue, maar dan wel op de meest primitieve manier denkbaar. In het dagboek worden de lamento’s over diverse aandoeningen, eenzaamheid en armoede afgewisseld met ellenlange verslagen van allerlei bizarre dromen en nachtmerries, meer dan eens van apocalyptische aard.

Was ik in werkelijkheid inderdaad zo ongelukkig en eenzaam? Helemaal niet, denk ik nu, meer dan veertig jaar later. Nagenoeg iedere dag waren er ontmoetingen met vrienden, met verwante zielen. Dan hadden we diepgaande en vaak ook grappige, soms ronduit krankzinnige gesprekken. Af en toe deden zich boeiende conflicten voor. Meer dan eens wonden we ons op over filosofen, linguïsten, structuralisten en dergelijke meer. We bejubelden De vrolijke wetenschap van Nietzsche, stelden ons vragen bij de ideeënleer van Plato en vroegen ons af hoe dat nu eigenlijk zat met de wil en de voorstelling bij Schopenhauer. We gaven ons over aan allerlei theoretische bespiegelingen over poëzie, nouvelle vague, free jazz. Onze discussies leken op middernachtelijke jamsessies, meanderend als ze waren. Ons enthousiasme over wat er in de kunstwereld gebeurde was groot. Performance, conceptuele kunst, nieuwe wilden, maar net zo goed Tintoretto, Caravaggio en Max Beckmann. Mijn vrienden en ik leken in een eeuwig nu te leven, ook al beseften we telkens weer dat het om een nu van korte duur ging. Bruisend leven noemden we het niet: de tijdsgeest was immers nihilistisch. We hadden drank, peppillen, af en toe een joint. Het leven was goedkoop. In de kroegen en de buurtwinkels kregen we krediet. Popmuziek was weer even opwindend als in de sixties. Daar schreef ik in mijn dagboeken maar weinig over. Over de kicks die we voelden als we This Year’s Model van Elvis Costello, Forces of Victory van Linton Kwesi Johnson, Muse van Grace Jones en Broken English van Marianne Faithfull beluisterden. In het Filmhuis, de Monty en Cartoon’s waren altijd wel geestverruimende films te zien, al beseften we dat toen waarschijnlijk onvoldoende. [1]

Senga en ik woonden in een bescheiden maar stijlvol huis, waar veel zonlicht binnenviel, gelegen in de Dolfijnstraat in Zurenborg, een van de prettigste buurten van Antwerpen. De huur was er betaalbaar, zelfs voor ons. Vrienden van ons woonden op enkele minuten loopafstand. Elke avond viel er wel iets te beleven, in de wijk, bij vrienden of bij ons thuis. Overdag werkte ik in een behaaglijke kamer met mijn lievelingsboeken binnen handbereik. Dat vertrek, voor mij een soort van baarmoeder, lag aan de achterkant, waar het altijd rustig was, met uitzicht op de tuintjes en verderop de spoorweg. Ik schreef alsof mijn leven ervan afhing, van negen tot vijf, soms langer.

Senga en ik hadden iets bijzonders. Iets wat liefde wordt genoemd. Al kan ik moeilijk beweren dat we gelukkig waren. Wat is dat, geluk? Is het iets wat je overkomt, of hangt het samen met een actief leven? Als geluk alleen maar neerkomt op het verwerven van bezit of de bevrediging van lustgevoelens, houdt het niet lang stand. Dan wil je al gauw iets anders, iets nieuws.
Meestal voelden Senga en ik elkaars verlangens en wensen goed aan. Als we vrijden bereikten we een aards equivalent van de zevende hemel. Mocht ik hierover gedetailleerd schrijven, zou dat al gauw op pornografie gaan lijken. Daarom liever niet. Onze seks was een beetje zoals die van Sada en Kichizo in Het rijk der zinnen, de erotische film van Nagisa Oshima, maar zonder het sadomasochisme en het bloed. Er was echter niet alleen maar seks. Zo lazen we elkaar voor uit romans van Thomas Mann, Miguel de Cervantes, Knut Hamsun. Soms maakten we ruzie. Onder invloed van sterkedrank en amfetamine had ik wel eens aanvallen van jaloezie. Conflicten werden echter altijd meteen weer bijgelegd. Ik vermoed overigens dat Senga net zo jaloers was als ik. Ik was tenslotte altijd verliefd. Maar zij was sexy en kreeg veel aandacht. Soms wat te veel naar mijn zin.

Wie ik in dat bijna idyllisch verhaal miste was mijn zoontje. Hij was nu acht en woonde ver weg in Brussel, een stad waar ik haast nooit meer kwam. Alsof ik het bitterzoete leven dat ik daar geleefd had wilde vergeten. Met de mantel der liefde bedekken. Ik hield zielsveel van hem maar zag hem veel te weinig. Altijd wel in de vakantieperiodes, maar dan nooit langer dan een of twee weken. Gelukkig kon ik in die tijd goed opschieten met zijn moeder, en met haar nieuwe vriend, een kunstenaar die niets dan rust en goedheid uitstraalde. Later, in een veel kleiner appartement in de Lamorinièrestraat, zou ik mijn jongen vaker zien. Maar tot eind jaren tachtig zou ik nog in armoede moeten leven en kon ik hem veel minder materiële steun geven dan ik wilde. In mijn dagboek schrijf ik met tederheid over de dagen dat we samen waren. Af en toe gingen we tezamen bij mijn ouders logeren, die toen nog aan de boskant in Neerharen woonden. In de Dolfijnstraat had mijn zoontje een vriendinnetje. Hij kende Vera al van toen hij nog een kleuter was en mijn ex en ik filosofie studeerden. Terwijl zijn hippieouders joints rookten of shitcake aten en papa in de huizen aan de overkant Mexicanen zag en ze vrolijk hoorde musiceren, speelden de kinderen poppenkast. Nu waren ze groter geworden en hielden een winkel met voedingswaren open.

Waarom dan al die jeremiades in mijn dagboeken? Veel overbodige zinnen en paragrafen, de uitdrukking van toestanden die ik me verbeeldde maar die voor mij écht zullen geweest zijn. Zijn hersenspinsels niet even echt als het reële? Vandaag zie ik dergelijke fragmenten als onderdelen van een ritueel om tot het echte werk te komen. Eerst moest ik van die fysieke ballast af. Waarna een taal moest ontstaan die veel verder reikte dan het lichaam met niets dan pijnlijke organen gevuld. Een taal in dienst van de schoonheid, ver weg van maagzuur en hartritmestoornissen.

[1] Ik denk nu aan films van Wim Wenders, Rainer Werner Fassbinder, Peter Handke (De linkshandige vrouw), Chantal Akerman, Werner Herzog, Margareta von Trotta, Andrzej Żuławski, Peter Lilienthal, Bertrand Blier, Luis Buñuel, André Téchiné, François Truffaut, Roman Polanski, Jerzy Skolimowski (en ik beperk me hier dan nog tot Europese regisseurs).