DE GENIALE EN STIJLVOLLE GEDACHTEN VAN EEN DRONKAARD

polaroid 1983.jpg
‘Niets heeft meer weet van de dood’, ging hij door, ‘dan de zomerzon, het felle licht en de uitbundige natuur. Je ademt de lucht, je ruikt het bos, en je merkt dat bomen en planten zich niets van je aantrekken. Alles leeft en vergaat in zichzelf. De natuur is de dood…’
Cesare Pavese, De duivel op de heuvels

Gisteravond laat, voor het inslapen, herinnerde ik me weer de sfeer in Antwerpen in de jaren tachtig. Hele nachten in cafés, het buitensporig drinken, de vele lange gesprekken met vrienden, kennissen, onbekenden. Veel van wat ik zei als ik dronken was, was banaal, maar door de alcohol, door de roes kreeg het voor mij een diepere betekenis. Soms vond ik, geloof ik, mijn uitspraken haast geniaal. Terwijl ik ze uitsprak, niet daarna, als ze al neergedwarreld waren op een vochtige tafel of toog. En al helemaal niet als ik ontwaakte in de walgelijke bleke ochtend. Die eigendunk zal wel typisch zijn voor dronkaards die al eens een boek lezen of wat gestudeerd hebben. De drank heeft vooral mijn geheugen aangetast, besef ik al veel langer dan vandaag. Vandaar dat ik me die jaren tachtig in Antwerpen – en elders – ook maar vaag herinneren kan. Al die nachten ging ik op zoek naar iets, maar ik weet nog altijd niet wát.

Ik dacht terug aan de nostalgie van Cesare Pavese. Ook bij hem het nachtleven, maar zo verschillend van het mijne destijds, dat van hem zo bitterzoet en luchtig – en toch ook leeg, zinloos: er gebeurt niets in die nachten; het echte leven van zijn personages voltrekt zich overdag. Maar ook dan heeft het geen zin, geen toekomst. De gelukkige momenten zijn altijd al achter de rug en de herinneringen eraan bieden geen soelaas, integendeel ze maken de dagen zwaar. Veel beter is het te vergeten, te leven in een grenzeloos nu. Het verleden dien je zoveel mogelijk uit te wissen en je maakt best ook geen plannen voor de toekomst.

Ik benijdde Pavese om zijn stijl, om zijn eenvoud. Een stijl, een vorm die ik noodgedwongen moest missen, omdat ik voor ‘ander proza’ gekozen had. Of ‘ander proza’ had mij gekozen: het gebeurde immers onder druk van de tijdsgeest. Hoe de juiste vorm geven aan weemoed, vroeg ik me af, aan de lijdensweg van de uren in eenzaamheid doorgebracht, hunkerend naar iets dat je zou kunnen verlossen. Een kleinigheid of iets groots, dat wist je niet.
Je wist wel dat je het lijden niet mocht verheerlijken. Ondanks de mateloosheid van het experiment voelde je de noodzaak van soberheid, van naakte woorden en zinnen. Samuel Beckett, de late Sylvia Plath. Nostalgie, weemoed, melancholie mochten een rol spelen in je ‘teksten’, maar met mate. Bovendien: hoe kon je controle behouden over dergelijke stemmingen? Gingen zij niet telkens weer met je gedachten op de loop, en schreven zíj niet je gedichten en dromen van proza?

Toen je met schaamte terugdacht aan het belachelijk stukje dat je geschreven had naar aanleiding van de dood van Harper Lee en Umberto Eco viel je gelukkig in slaap. Maar niet voor lang.

agnes-didi-matti-patje.jpg

 

 

ZERO DE CONDUITE: BARFLIES

15

Vanavond begeven we ons naar de bars, om er bourbon, scotch en tequila te drinken, te jiven, muntjes in de juke box te stoppen, te dansen met de vrouwen en mannen aan de bar, te boppen en te rocken, te slowen en te zoenen, nog meer te drinken, tot we de hik krijgen. Op een klein podium voor een roodfluwelen gordijn doen Ruby en Ida een striptease. Op straat onder het gelige lantaarnlicht vechten twee jongens, ze worden gevaarlijk, halen de stiletto’s boven, de blondines, brunettes, de rood- en zwartharige meisjes juichen hun toe of gaan met hun zachtaardigere vriendjes naar een andere club. Zware jongens met een hart van peperkoek, lichte meisjes op de rand van een inzinking. Allemaal dansen ze op de waanzinnige rockabilly van Johnny & Dorsey Burnette, met Paul Burlison op gitaar. Jeani laat de afwas voor wat hij is en komt meedansen. Ze is hier elke nacht. Juke Box Mama kiest voor A1: There Is A Light That Never Goes Out. In de bar waar we nu zijn aanbeland bestaat de tijd niet langer. Daar buiten is er geen leven meer. Hier is het te doen. We staan hier nu al vier nachten te drinken. Hoe houden we het vol? Nog wat amfetamine jongens! Dan schrijf ik gauw nog een ode aan de man daar helemaal op het einde van de bar, de eenzame jongen die niets zegt. En ik kom hier al zo vaak dat je best een drankje naar mij mag noemen, beste barman. Ik heb toch eigenlijk alleen maar in bars geleefd. De zevende hemel. Ik heb er gesprekken gevoerd met consuls en circusartiesten, met frontsoldaten en secretarissen-generaal, met playboys en playgirls, die denken dat ze over de wereld heersen. Dat denken ze, ja. Maar kijk ons hier, hier heersen wij, met onze honky tonk music, onze blues en onze rock & roll.

Let’s Go Boppin’ Tonight – Al Ferrier – The  Goldband Records Story – 1956         

Honky Tonkin’ – Townes Van Zandt – The Late Great Townes Van Zandt – 1972

Honky Tonk Blues – Hank Williams – Let’s Turn Back The Years – 1951

Let The Jukebox Keep On Playing – Carl Perkins – The Real Rock Master – 1957

Gambling Bar Room Blues – Jimmie Rodgers – Jimmie Rodgers 1932 : No Hard Times – 1932

Honky Tonk Merry Go Round – Patsy Cline – Patsy Cline’s 50 Golden Greats: Complete Early Years – 1955

I’m A Honky Tonk Girl – Loretta Lynn – Gold – 1960

Sittin’ At The Bar – Little Junior’s Blue Flames -Sun Records The Blues Years 1950-1958

Gettin’ Drunk Johnny “Guitar” Watson – Space Guitar – 1954

Rock ‘n’ Roll Ruby – Warren Smith – Real Raw Rockabilly – 1956

Honky Tonk Hiccups – Neko Case & Her Boyfriends – The Virginian – 1997

Dirty Dishes – Jeani Mack – Rockin’ From Coast To Coast Volume 1 – 1958

Juke Joint Boogie – Freddie Hart – Juke Joint Boogie –  s.d.

Drinking Wine, Spo-Dee-O-Dee – Johnny Burnette -Johnny Burnette And The Rock ‘n’ Roll Trio – 1956

One Bourbon, One Scotch, One Beer – John Lee Hooker – Chill Out – 1995

Country Honk – The Rolling Stones – Let It Bleed – 1969

Juke Box Mama – Link Wray – Link Wray – 1971

Jockey Full Of Bourbon – Tom Waits – Rain Dogs – 1985

The Fourth Night of My Drinking – Drive-By Truckers – The Big To-Do – 2010

Outside This Bar -American Music Club – Engine – 1987

Ode to the Man at the End of the Bar – Moby Grape – 20 Granite Creek – 1971

N.S.U – Cream – Fresh Cream – 1966 – In memory of Jack Bruce

I Want To See The Bright Lights Tonight – Richard & Linda Thompson – Want To See The Bright Lights Tonight – 1974

Barstool Blues – Neil Young – Zuma – 1975

There Is A Light That Never Goes Out – The Smiths – The Queen is Dead – 1986

Dancing With The Women At The Bar – Whiskeytown – Strangers Almanac – 1997

One Drink Down – Gerry Rafferty – Can I Have My Money Back? – 1971

Barroom Girls – Gillian Welch – Revival – 1996

Lived In Bars – Cat Power – The Greatest – 2006

Yes I Guess They Oughta Name A Drink After You – John Prine – Diamonds In The Rough – 1972

What Made Milwaukee Famous – Rod Stewart – Single B-side – 1972

He’ll Have To Go – Jim Reeves – Golden Age Of American Rock & Rol: Vol 10 – 1959

Bartender Blues (with Trisha Yearwood) – George Jones – Bradley Barn Sessions – 1994

Honky Tonk Masquerade – Joe Ely – Honky Tonk Masquerade – 1978

It Won’t Hurt – Dwight Yoakam – Guitars, Cadillacs, Etc., Etc. – 1986

Close Up The Honky Tonks (Early Version) – Buck Owens – Buck ‘Em: The Music Of Buck Owens – 1964

Dim Lights – The Flying Burrito Brothers – Sleepless Nights – 1970

Honky Tonk Downstairs – Poco – Poco – 1970

Hey Mister, That’s Me Up On The Jukebox – James Taylor- Mud Slide Slim And The Blue Horizon – 1971

19 lecoq

Research & presentatie: Martin Pulaski.
Foto’s: Martin Pulaski, 2009

Zéro de conduite is een POPprogramma op Radio Centraal in Antwerpen. Elke eerste zaterdag van de maand, van 6 tot 8 ’s avonds. Heerlijk als je druk bezig bent in de keuken, of bij het aperitief, en later aan tafel bij de antipasti, de vissoep, de Roma-tomaten! Stem af op 106.7 FM. Je kunt het programma eveneens via streaming beluisteren. Hier vind je meer informatie over de radio.

DE WARE BETEKENIS VAN HOOCHIEKOOCHIE

B4 (3)

Het woord ‘hooch’ is slang – of bargoens, nu je toch aandringt – voor sterke alcohol, ‘strong liquor’ zeggen de Amerikanen, meer bepaald als het spul van inferieure kwaliteit is of illegaal gestookt werd. De uitdrukking komt nogal veel voor in oude gangsterfilms en meer nog in de blues. ‘Coochie’ verwijst naar de vrouwelijke genitaliën. Voor de naam van mijn weblog heb ik van de C een K gemaakt, hoochieKoochie, niet omdat ik meer van de K dan van C houd, want het tegendeel is het geval, maar om vooral niet de indruk te geven dat mijn blog een creatie is voor bluespuristen. De K moet monomanen en volbloed ‘hoochie coochie men’ op een dwaalspoor zetten, of zelfs verhinderen dat ze me vinden. Ze zullen de uitdrukking nooit met een K spellen, geen sprake van. Voor Amerikanen, en zeker voor zwarte Amerikanen, heeft de K nogal negatieve connotaties, in zoverre een letter connotaties kan hebben. Als ik naar de KKK verwijs, wordt echter alles duidelijk. Het was bij het opstarten van mijn blog uiteraard niet mijn bedoeling dat mijn K naar die diabolische organisatie zou verwijzen. Als ‘coochie’ een benaming is van het vrouwelijke geslachtsorgaan, dan kan mijn K alleen maar naar het woord ‘kut’ verwijzen, hoe lelijk ik dat woord ook vind (wat ik hier al meermaals ter sprake heb gebracht, dacht ik).

Ik wil vooral benadrukken dat mannen en vrouwen van om het even welke kleur hier welkom zijn, alleen heb ik een aversie tegen – vooral blanke – door blues geobsedeerde puristen, degenen die bijvoorbeeld weten op welke dag Blind Lemon Jefferson ‘Matchbox Blues’ opnam.

‘Hoochiekoochie’ of ‘hoochie coochie’ houdt tevens verband met voodoo en in het bijzonder met de voodoo ‘priesters’ en ‘predikers’, en dat kunnen zowel mannen als vrouwen zijn. Het fenomeen voodoo staat bekend om zijn ‘voodoo queens’; de beroemdste is Marie Laveaux, begraven op het Lafayette-kerkhof in New Orleans. Of er nog iets van haar stoffelijke resten overblijft is twijfelachtig. De zwarte cultuur is in New Orleans na de orkaan Katrina voor een groot deel uitgeroeid. Blanke mannetjes in de regering-Bush – en bij haar slaafjes in dienst van de federale overheid – willen van de stad een soort van permanente Disneyland-achtige Mardi Gras voor blanke vrouwtjes en mannetjes maken. Alle dagen feest, alle dagen kermis: laat de toeristen maar komen, maar houd ze weg van de echte stad, de stad van dood en verderf. (Ja, ik heb de documentaire van Spike Lee gezien.)

Niets wat betreft ‘hoochiekoochie’ of ‘hoochie coochie’ is echt zeker. Het is een twilight zone van de begrippen. Sommigen beweren dat de twee woorden samen, ‘hoochie coochie’, niets meer of minder betekenen dan het vrouwelijk geslachtsorgaan. Drank (foezel) komt in deze betekenis niet aan bod. Een ‘hoochie coochie’ is de vagina, de ‘hoochie coochie man’ is degene die erop belust is. Sommige van die mannen willen het liever kort houden en korten het geslacht af tot ‘coochie’, zeker in een gesprek van man tot man.

Een bravere betekenis, in zekere zin, is die van de dans, de ‘hoochie coochie’. Het is alleszins een zeer seksueel beladen en geladen dans. De lichamen worden elastisch, zitten opeens vol dynamiet, elk spoor van gelatenheid verdwijnt als een blokje ijs in een glas Southern Comfort. Er wordt veel met de heupen gewiegd, met de bekkens geschud. Bovendien is elke dans een vorm van voorspel tot de daad, of alvast tot een poging tot de daad, want niet altijd lukt het de ‘hoochie koochie man’ om zich staande te houden, en vooral niet om te ejaculeren, meestal vanwege teveel ‘hooch’, maar vaak eisen ook de jaren hun tol.

Er wordt met stelligheid beweerd dat ‘coochie’ gelijk staat aan ‘cunt’, vagina. Vagina vind ik wel een mooi woord. Het roept bij mij altijd associaties op met Virginia Woolf en vooral met haar zuster, Vanessa. Ik heb daar geen duidelijke verklaring voor. Dat van die vagina wisten we inmiddels al. De ‘hoochie coochie’ doen echter is in deze versie niet zomaar wat schuifelen op de dansvloer, maar is echt de daad begaan. In niet zo lang vervlogen dagen was het datgene waarover niet mocht worden gesproken. En indien er echt niet over gesproken kon worden dan moest er ook niet over gesproken worden. Men kon nog altijd zingen en, tientallen jaren later, schreeuwen en brullen zoals Yoko Ono, John Lennon, John Lydon en Kurt Cobain.

Voilà, beste lezers, zo weet u in welk wespennest u terecht bent gekomen. Maar schrik niet, het is niet alleen een wespennest, het is ook een labyrint – en elk labyrint is aangenaam om in te vertoeven, ook al wil je voor het donker naar huis.

The night they ended Prohibition

 

LOST WEEKEND IN GENT EN BRUSSEL

feest,nachtleven,ontmoetingen,brussel,gent,blackout,euforie,drinken,roken,edgar allen poe,usher,gitaar,bob dylan,ierland,monk,le coq,alcohol
Familiefeest, Gent. Martin Pulaski.

Je kijkt met grote verwachtingen uit naar een lang weekend. Er zullen vele dingen gebeuren. Boeken zullen worden gelezen, films bekeken, mensen ontmoet, wijn en bier gedronken. Er zal feest worden gevierd. Dat is wat voorafgaat. Zaterdag doe je boodschappen en knap je wat klussen op. Je leest iets over de sixties, en in Murakami’s A Wild Sheep Chase. Je boekt een vlucht naar Italië. Je stippelt een traject uit: Treviso – Trieste – Padoua – Ferrara – Venetië.

’s Avonds kijk je nog een keer naar Performance. Mick Jagger in al zijn androgyne schoonheid. Anita Pallenberg in al haar androgyne schoonheid. Het mooiste stel uit het einde van de jaren zestig? Alvast op pellicule. Maar een zeer kortstondig stel. Keith Richards zat buiten in de auto op Anita Pallenberg ongeduldig en jaloers te wachten. Anita was een echt Rolling Stones-meisje.

Dan komt de euforie van zondag. In Gent zie je je familieleden terug, je praat, wordt vrolijk van de drank, wil het feest zolang mogelijk rekken. Later in de trein naar Brussel praat je met een onbekende, een interessante man. Het was een vluchtig gesprek, de drank speelde in je hoofd. Je weet niet meer waar jullie het over hadden.  Terug in Brussel ga je naar de cafés, eerst De Dolle Mol, maar die legendarische kroeg gaat pas weer op 1 juni open, daags voor je verjaardag.

Daarna naar de Monk. In de Monk ga je, volledig tegen je gewoonte in, bij onbekenden aan een tafeltje zitten. Het zijn jonge mensen, ze hebben geen bezwaar tegen je aanwezigheid. Het is een delegatie uit verschillende nationaliteiten samengesteld. Dat is heerlijk aan Brussel, dat je hier aan één tafel zes verschillende nationaliteiten kunt aantreffen. Het spijtige is dat de alcohol je geheugen wist, dat je je van alle mooie dingen die werden gezegd, misschien wel van plannen die werden gesmeed, afspraken die werden gemaakt, niets meer herinnert. Je herinnert je alleen een meisje uit Ierland, Jean. Dat weet je nog omdat ze jou haar kaartje heeft gegeven. Met haar had je het over Galway, Doolin, Roundstone en de Aran-eilanden, hoe je van die streek houdt. Het lieflijkste landschap dat je ooit zag. En van de muziek, van de vriendelijke Ierse mensen, van de pubs en de Guinness.

Je nam afscheid van de delegatie, er kwamen andere mensen aan ‘jouw’ tafel zitten, echte jongeren, met lange haren, zoals de zoon van je schoonbroer,  de ‘kroonprins’ noemt zijn vader hem. Wat zullen ze gedacht hebben? Wat zit die oude kerel hier te doen? Waarschijnlijk niet. Ze zagen er zachtaardig uit.

Vervolgens begaf je je naar Le Coq, waar veel dronkaards zitten. Je nam plaats naast een oude man met een baard. Je weet nog dat je hem vroeg wat hij daar deed. Drinken, antwoordde hij. Hij was niet bepaald communicatief. Een superopgewekte jongen met een rastakapsel kwam samen met een andere man aan jouw tafeltje zitten. Er was ook een meisje tegen wie je zei dat je haar al eerder had gezien. Of dat je dat dacht. Ze was er met haar vriend: een verliefd stelletje. Af en toe raakte je haar voet aan, per ongeluk, denk je, je hebt nogal rusteloze voeten. Een andere man, met lange zwarte haren, een Indiaans type, waarschuwde je en zei je dat je je voeten thuis moest houden. Je verontschuldigde je, want je wilde geen pak slaag. Dat is al te vaak gebeurd. Het meisje zelf had echter niets gezegd. Ze wond zich niet op over je rusteloze voeten.  De man die bij de jongen met het rastakapsel was had een gitaar. Je vroeg of je een stukje mocht spelen. Ga je gang, zei hij. De muziek in het café werd stiller gezet. Je speelde een eigenzinnige versie van It Takes A Lot To Laugh It Takes A Train To Cry van Bob Dylan en nog wat impromptus, zoals Usher die moet hebben gespeeld in het verhaal The Fall Of the House Of Usher. Je ging flink tekeer op de gitaar; een e-snaar brak. (Ik gebruik het woord ‘eigenzinnig’, wat in dit geval ook vals of wat dan ook kan betekenen. Ik kan gewoonweg niet zo goed gitaar spelen.)

De eigenaar van de gitaar zette zijn zonnebril op en zag er opeens heel cool uit. Hij vroeg of je wat wilde roken. Je zei hem dat je astma hebt, maar een trekje wilde je wel eens proberen, voegde je eraan toe. De uitbater zei dat jullie buiten moesten gaan. Hier binnen wordt geen cannabis gerookt. Jullie gingen buiten zitten, je nam een trekje en inhaleerde en de realiteit veranderde bijna volledig. Het was ongeveer twintig jaar geleden dat je nog gerookt had, cannabis, tabak of wat dan ook. Twee vreemde mannen zaten op het trottoir te lachen als oude gekken, de ene met een zonnebril op, de andere met een ‘gewone’ bril. Nu kreeg je nog meer zin om gitaar te spelen, maar dat ging niet meer vanwege die gebroken snaar.

De jongen met het rastakapsel was in slaap gevallen. Je wekte hem en zei hem dat hij voorzichtig moest zijn, niet iedereen in Brussel is even vriendelijk en vredelievend. Je herinnerde je de lelijkheid en het gevaar. Het was tijd voor een taxi. In de wagen telde je je geld en schrok toen je vaststelde dat je niet voldoende had voor het ritje. Je hoopte dat Laura, die al lang thuis was, nog wat geld zou hebben, 5 euro zou volstaan. Het was maandagochtend, de zon kwam op.

IMG_5674

De prins van het feest krijgt een kus. Martin Pulaski

MOOIE DAGEN IN HET VERSCHIET

sdr

Mooie dagen en vooral avonden in het vooruitzicht. Morgen ga ik met vrouw en vriend naar Bob Dylan. Daar had ik het gisteren al over. Zaterdag ben ik in Antwerpen voor mijn radioprogramma. Het thema van de maand is religie, niet omdat het zondag Pasen is, ik had daar gewoon niet bij stilgestaan toen ik het vorige maand aankondigde. Ik heb al muziek over goden, religies, ongeloof en godslastering voor meer dan vijf uur; er moet nog flink gesnoeid worden, vooral in de gospel van blank en zwart. Die gospelmuziek is nochtans zeer meeslepend. Zaterdagavond vieren Laura en ik de zoveelste verjaardag van onze eerste ontmoeting (amour fou), en nu klap ik uit de biecht en blijf in de religieuze sfeer. Zit er op mijn atheïstische ziel dan toch een gelovig laagje?

Ik geloof alvast in twee dingen: leven en liefde. Hendrik Marsman zei: ik erken maar een wet en dat is leven en the Beatles zongen All You Need Is Love. Bij mij is het een combinatie van de twee. Van een god is geen sprake in mijn leven. Aan de dood van god zijn Hölderlin en Nietzsche ten onder gegaan; in hun tijd zal dat nog een vreselijk inzicht geweest zijn, nu betekent het nog maar weinig. Dank zij Darwin en zijn leerlingen weten we nu allen waar we werkelijk vandaan komen en hoe we geworden zijn wat we zijn. ‘Allen’ is misschien wat overdreven: ik stel vast dat er nog een heleboel fundamentalisten zijn, fanatici die kennelijk niet kunnen lezen. Maar ik dwaal af.
Zondag vieren we Pasen. Waarom zouden we niet? Het is een van de mooiste dagen van het jaar, het echte begin van de lente. Daarom zullen we voor een keer ook nog eens eitjes eten, kleine, breekbare symbolen van een nieuw begin.
Maandag rusten we uit.
Dinsdag ben ik te vinden in de AB waar Danny en Dusty optreden. Danny en Dusty zijn Dan Stuart van Green On Red en Steve Wynn van the Dream Syndicate. Die twee bands bestaan al lang niet meer en Dan Stuart had zich zelfs teruggetrokken uit de muziekscène. Beide heren hebben in de jaren tachtig een prachtige elpee gemaakt, The Lost Weekend, genoemd naar een boek van Charles Jackson en een onvergetelijke film van Billy Wilder. Het onderwerp van boek en film kunt u wel raden? Alcoholisme. Ik vermoed dat Danny en Dusty in die dagen ook flink aan de drank zaten. Nu doen ze het met het oog op hun sterfelijkheid wat rustiger aan, hoewel Steve Wynn nog flink tekeer kan gaan op zijn gitaar. Ze zijn nooit beroemd geworden en ik denk dat ze dat ook nooit hebben gewild. Voor mij zijn zulke kunstenaars de ware helden. Zij vegen hun voeten aan de hele fucking business.
Ja, mooie dagen in het verschiet. Ik beëindig mijn opsomming met de première, volgende woensdag, van Onschuld in de KVS. De regie is van Alice Zandwijk, een podiumkunstenares die ik zeer waardeer. Maar genoeg. De zon schijnt. Ik moet naar buiten.

Afbeelding: Martin Pulaski

A CHRISTMAS GIFT FOR YOU

We zaten zopas aan het ontbijt, nog wat stilletjes. De alcohol van gisteravond was nog niet geheel verteerd. De Panadol had niet het gewenste effect. De Motilium evenmin. Ondanks vlagen van misselijkheid dachten we met plezier terug aan de voorbije avond en nacht en dronken we koppen sterke koffie. De luidsprekers dompelden de keuken onder in de hemelse muziek van Phil Spectors A Christmas Gift For You. Frosty The Snowman van the Ronettes, Santa Claus Is Coming To Town van the Crystals, Rudolph The Red-Nosed Reindeer van die zelfde Crystals en Christmas (Baby Please Come Home) van Darlene Love. Stuk voor stuk parels van een wonderlijk gelukssnoer. Phil Spector, die geniale gek – of is hij een waanzinnig genie? Elk jaar rond deze tijd zoek ik zijn uniek geschenk weer op.
Nu kijk ik even door het raam en droom van een witte kerstmis. Rudolf laat zich niet zien in onze straat. Ik zie geen enkele voorbijganger met een blos op de wangen. De lucht is grijs en vuil. Laat het een kinderlijke droom blijven: een witte kerst en het geklingel van de belletjes van de slee. Straks worden we weer volwassen en drinken we nog een vodka met veel ijs. We blijven binnenshuis en creëren ons eigen kortstondig geluk. We vluchten weg in een roes die nog geen naam heeft. Hoe zou het met Phil Spector gaan?

INKT EN ALCOHOL: BENEVELDE SCHRIJVERS

Een fascinerend boek over Guy Debord – door Andy Merrifield – zet mij nog maar eens aan het nadenken over het verband tussen alcohol en schrijven. In veel gevallen lijkt het wel of het bij de edele schrijfkunst om een transsubstantiatie gaat, niet van wijn in bloed, maar van wijn en andere alcoholhoudende dranken in inkt. Ik denk nu aan schrijvers, doordat er in die biografie nogal wat worden genoemd, maar zeer waarschijnlijk gaat het net zo goed op voor andere kunstbeoefenaars. Het grote voorbeeld van de schrijver-alcoholicus is natuurlijk Malcolm Lowry, die minstens evenveel dronk als zijn mytische personage uit Under The Volcano, de consul Geoffrey Firmin.

Ik wil niet alweer een lijstje maken, maar kan toch niet aan de verleiding weerstaan een aantal namen te noemen. Het zijn namen die op mij een onverklaarbare aantrekkingskracht hebben. Onverklaarbaar omdat er tijdens mijn kinderenjaren nooit over schrijvers werd gesproken, tenzij misschien over Hendrik Conscience en Lode Zielens (maar dat waren geen zatlappen, neem ik aan). Ook op de middelbare school werd er weinig aandacht geschonken aan schrijvers: de fragmenten die we te lezen kregen waren ‘leerstof’, zoals de formules in algebra en analytische meetkunde en de voortplanting van de regenworm dat waren. Nu valt het mij bij het schrijven altijd zwaar om geen namen te noemen. Ik denk dat ik meer namen ken dan woorden. Als ik wat zou oefenen zou ik zinnen kunnen maken met alleen maar namen. De aantrekkingskracht van namen kan ik niet verklaren, maar de interesse voor schrijvers die de donkere kanten van het leven opzoeken (en dat gaat vaak gepaard met alcohol en drugs) is bij mij begonnen met een artikel over Edgar Allan Poe in de jeugdencyclopedie ‘Zoek het eens op’. (Ik heb nu heel sterk het gevoel dat ik dit hier al eens een keer heb verteld.) Ik was ongeveer dertien toen ik Tales Of Mystery And Imagination las (in Nederlandse vertaling). Kennelijk dronk Poe niet echt heel veel, maar kon hij geen drank verdragen. Wat later kwam Dylan Thomas in mijn leven, die ik dank zij Bob Dylan leerde kennen. Over Bob Dylan weten we weinig, maar velen beweren dat hij zijn ooit zo expressieve stem naar de verdoemenis heeft gezopen. Ooit hoorde ik Richard Burton, een notoire dronkaard, Under Milkwood voorlezen. Prachtige stem. Als ik me niet vergis was het ook zijn stem die fragmenten uit Under The Volcano ten gehore bracht in een documentaire over Malcolm Lowry. Dylan Thomas dronk zich dood in een New Yorkse bar. Fernando Pessoa, een van de grootste dichters uit de 20ste eeuw stierf van een stukgedronken lever. F. Scott Fitzgerald was een alcoholist. Ook hij kon volgens zijn biografen slecht tegen de drank. Hemingway kon er wel goed tegen, maar schoot zich toch maar een kogel door de kop toen hij ten gevolge van het vele zuipen in Parijs en alle andere swingende steden van de wereld begon af te takelen. Richard Brautigan volgde het voorbeeld van zijn meester. Als Alfred Jarry geen geld had voor wijn of absinthe dronk hij zijn inktpot leeg. (Hoe goedkoop was die inkt dan?) Zijn eten ving hij in de Seine. Onlangs maakte Hunter Thompson er wegens verregaande aftakeling een eind aan. Ik kan nog wel een tijdje doorgaan, maar mijn geduld is op. Ik wil dit stukje beëindigen met degene waarmee het allemaal begonnen is, de leider en bezieler van de Internationale Situationniste, de grote filosoof en filmaker en revolutionair: Guy Debord. Guy Debord schoot zich een kogel door het hart. Waarom toch?