1977: KENTERING OF REVOLUTIE?

punkelpees 011

1977 was – in de woorden van Van Morrison – ‘a period of transition’. Maar meer nog was dat jaar een nieuw begin: in popmuziek en populaire cultuur vond een soort van revolutie plaats. Al is revolutie een groot en vaak misbruikt woord. Zeker veranderde er nogal wat ten goede, ook in mijn eigen leven. Na acht jaar verblijf in Brussel verhuisde ik naar mijn geboortestad Antwerpen om daar samen met mijn geliefde op zoek te gaan naar iets nieuws, al wisten we nog niet goed wat dat nieuwe dan wel zou wezen. Tegelijk ging het om een lokroep van de oude wereld, de mij zo vertrouwde wereldhaven en de weidse Schelde. Ik was net geen 27 maar het leek of ik al een half leven achter de rug had. Toen we die zomer ‘ons’ huis in de Dolfijnstraat aan het schilderen waren hoorde ik opeens opnieuw echte rock and roll. Om ons tijdens die werken van wat arbeidsvreugde te voorzien luisterden we naar een krakkemikkige transistorradio, ongeveer hetzelfde model als waarop ik in 1965 voor het eerst Like a Rolling Stone, Come See About Me en I Got You Baby had gehoord.
Zoals ik al eerder schreef had ik de voorbije jaren recente popmuziek grotendeels de rug toegekeerd. Dat was niet alleen een gevolg van tijdgebrek of van teveel andere interesses. Ik was niet de enige die vond dat er in rock en pop nog maar weinig spirit, rebellie en avontuur te vinden was. Het is mogelijk dat andere muziekliefhebbers wel iets avontuurlijks hoorden in wat voor ons bombast, egocentrisme en algemene uitverkoop was. Wat was er gebeurd met de opwinding van het prille begin, van de energie van singles op Specialty, Sun, Atlantic, King en andere kleine platenlabels? Waar hoorden we nog sporen van de primal scream Little Richard, van de opstandige blue jean baby Gene Vincent, van de duivelse orkaan Jerry Lee Lewis, van de spitsvondige verteller Chuck Berry, van de nerveuze en gevaarlijke Eddie Cochran, van de zachtere en melodieuze Buddy Holly, van de dynamiteuses Big Mama Thornton, Wanda Jackson en Brenda Lee, van de honingzoete fat man uit New Orleans Fats Domino – en van de synthese die Elvis Presley [1] van dat alles aan de wereld schonk? Bovendien leek er een einde gekomen te zijn aan de bewustzijnsverruimende experimenten die de tweede helft van de jaren zestig zo bijzonder maakten.

Punk was het korte en bondige antwoord. Punk rock greep terug naar de garagerock van de sixties (zoals te horen op de hier al genoemde dubbele verzamelaar Nuggets: Original Artyfacts From The First Psychedelic Era 1965-1968, in 1972 samengesteld door Lenny Kaye), en naar de beginperiode van bands als the Kinks, the Who en the Pretty Things. Jaren later zag de historicus Greil Marcus het verband tussen punk en de situationistische beweging van Guy Debord, een revolutionaire groep van kunstenaars, schrijvers en filosofen die zich in de jaren vijftig en zestig tegen de spektakelmaatschappij verzette [2]. Punk was opnieuw drie akkoorden en de waarheid en ‘this machine kills fascists’. Tegelijk was het meer dan dat – en zelfs minder: DIY, twee akkoorden, helemaal geen akkoorden, anarchisme, nihilisme, geschreeuw en geblaf. Punk was leven tegen de dood van het conformisme. De rebelse jukebox werd heruitgevonden. Je hoorde en zag opnieuw de aantrekkingskracht van neonlichten, donkere steegjes, gevaarlijke wijken, perverse seks, drugs, de schittering van de grote stad.

Naast punk was er nog een tweede antwoord op de vraag naar avontuur en vernieuwing. Dat was die van het experiment met geluid, van onderzoek in de opnamestudio’s, van elektronica, van dub. Een van de grootmeesters wat dat betreft was de bescheiden Brian Eno, met zijn oblique strategy en zijn ambient sounds. (Uiteraard waren er meer studio wizards dan alleen Eno.) Voeg daar kunstenaars / muzikanten met een open geest aan toe, waarbij we meteen aan iemand als David Bowie denken, en je hebt een heel bijzonder klinkend antwoord dat vandaag nog steeds nazindert.

Samen met punk braken bij ons de toen nog als exotisch ervaren ritmes van ska, reggae en afrobeat door. Het werd één enorm opwindende mengelmoes van klanken in ‘onze’ Cinderella’s Ballroom in Antwerpen en in heel wat andere clubs in dit kleine land van hartstochtelijke muziekminnaars, waar elke vreemde en bizarre klank welkom was en het eigene zo vaak van ver kwam.

19 1

96 2

Over wat in 1977 in mijn privéleven gebeurde heb ik in het verleden al heel wat geschreven. Het is onnodig om dat hier nog eens over te doen. Mocht je er toch in geïnteresseerd zijn, lees dan In de rand van het verlangen, De jaren zeventig in Antwerpen en de reeks over het Pannenhuis in Antwerpen.

  1. Low / ‘Heroes’ – David Bowie
  2. Marquee Moon – Television
  3. Rocket to Russia / Leave Home – Ramones
  4. Cabretta – Mink DeVille
  5. Before and After Science – Brian Eno
  6. My Aim Is True – Elvis Costello
  7. The Clash – The Clash
  8. Talking Heads 77 – Talking Heads
  9. Suicide – Suicide
  10. The Idiot / Lust For Life – Iggy Pop
  11. Never Mind The Bollocks, Here’s The Sex Pistols – The Sex Pistols
  12. Blank Generation – Richard Hell & The Voidoids
  13. Plastic Letters – Blondie
  14. Rattus Norvegicus / No More Heroes – The Stranglers
  15. Robert Gordon With Link Wray – Robert Gordon & Link Wray
  16. Stick To Me – Graham Parker & The Rumour
  17. A Period of Transition – Van Morrison
  18. Little Criminals – Randy Newman
  19. Foreign Affairs – Tom Waits
  20. Sleepwalker – The Kinks
  21. Aja – Steely Dan
  22. Rock ‘N’ Roll With The Modern Lovers – Jonathan Richman & The Modern Lovers
  23. In The City /This Is The Modern World – The Jam
  24. Sorrow Tears and Blood – Fela Kuti
  25. Police & Thieves – Junior Murvin
  26. Just A Story From America – Elliott Murphy
  27. Hard Again – Muddy Waters
  28. Pacific Ocean Blue – Dennis Wilson
  29. Live At The Old Quarter, Houston, Texas – Townes Van Zandt
  30. The Belle Album – Al Green
  31. American Stars & Bars – Neil Young
  32. Don Juan’s Reckless Daughter – Joni Mitchell
  33. Get It – Dave Edmunds
  34. Rick Danko – Rick Danko
  35. Two Sides To Every Story – Gene Clark
  36. Steve Winwood – Steve Winwood
  37. Running On Empty – Jackson Browne
  38. Young Loud And Snotty – The Dead Boys
  39. Pink Flag – Wire
  40. Two Sevens Clash – Culture

punkelpees 008

Voor 1977 heb ik geprobeerd een lijst samen te stellen met de oren van toen. Ik heb de vernieuwende albums die dat jaar zijn uitgekomen een ereplaats gegeven omdat ze voor mij op dat ogenblik een revelatie waren. Heel wat van die baanbrekende elpees vind ik nu nog steeds prima, andere klinken gedateerd, sommige beluister ik nooit meer. Never Mind The Bollocks, Here’s The Sex Pistols is van dat laatste een mooi voorbeeld. John Lydon kan ik al lang niet meer uitstaan. Mogelijk is die afkeer begonnen na The Flowers of Romance van Public Image Limited. Sid Vicious heeft mij nooit kunnen bekoren, ik vond hem eerder een sukkel (loser is een te mooi woord), iemand die hulp nodig had. In mijn eerdere versie van deze lijst – gemaakt voor Roen Hetzwoen – had ik the Sex Pistols weggelaten. Maar achteraf vond ik dat onterecht. In 1977 was de groep van Malcolm McLaren voor ons enorm opwindend, zeker singles als Anarchy in the UK, God Save the Queen en Submission maakten ons vrolijk! Zodoende staat Bollocks nu op de plaats die die – inmiddels onschadelijk gemaakte – tijdbom verdient. Maar denk nu niet dat ik thuis alleen nog maar punkplaten draaide. Het is best mogelijk dat mijn favoriete elpee van 1977 Pet Sounds was. Zeker hield ik ook veel van het debuut van Rick Danko, van A Period of Transition (Flamingos Fly, Heavy Connection), van Sleepwalker, van het solodebuut van Steve Winwood (Midland Maniac, Vacant Chair). Sommige van de in de lijst opgenomen elpees, onder meer die van Townes Van Zandt en Al Green, heb ik pas later ‘ontdekt’.

punkelpees 006
[1] Elvis Presley overleed op 16 augustus 1977.

[2] Greil Marcus, Lipstick Traces. A Secret History of the Twentieth Century, 1989

 

 

 

 

LENNY’S VERJAARDAG

Het was Lenny’s verjaardag.

Natuurlijk dronken we die avond veel. Dat was niet ongewoon, we deden dat ook als we niets te vieren hadden. Nu hadden we twee belangrijke redenen: het was Lenny’s verjaardag en ik had net vernomen dat ik vrijgesteld was van burgerdienst.

Laura lag in bed, aan de griep ten prooi gevallen.

Lenny en ik hadden elkaar veel te vertellen. Theoretische en praktische problemen, nieuwe inzichten van de voorbije weken, verwachtingen die we koesterden…

We bevinden ons in een impasse, zegt Lenny.
Ja, dat is goed mogelijk, zeg ik.
Welke mogelijkheden resten ons nog om eruit te geraken? zegt Lenny. Kunnen we iets bereiken met ons theaterproject?
Ik denk het eigenlijk niet, zeg ik, we zijn niet voldoende professioneel, en wat nog erger is, maar weinigen van ons zetten er zich met hart en ziel voor in. Zij schijnen niet te begrijpen hoeveel dit theater voor ons betekent. Zij schijnen niet in te zien dat het voor ons een middel is om het leven te veranderen. Ik denk dat we zullen mislukken.
Ik denk het niet, zegt Lenny.

Hij is enthousiast, zit vol plannen. Ja, het is zijn verjaardag vandaag.

Ons gesprek belandt bij Tsjernitsjevski, de Russische nihilist, uitvinder van de nieuwe mens. Die nieuwe mens heet Rachmetoff. “Dat is de nieuwe mens, edel, voornaam, sterk en ascetisch. Hij oefent zijn lichaamskracht en leeft met de schippers onder het volk aan de Volga. Straks gaat hij weer naar de hoofdstad, werkt grondig in de wetenschap, ontzegt zich alles wat het volk ook ontbeert, is ten strengste eenvoudig in leefwijze en kleding.”
De nihilist oefent zich in lijden, zeg ik. Maar, zelfverzaking en zelfverbrijzeling, zijn dat onze idealen, vraag ik.
Ik geloof het niet, zegt Lenny.

We schenken de glazen nog eens vol. Het Is lekkere port.

We kunnen al onze problemen net zo goed herleiden tot de angst, zeg ik. Of niet soms? Kijk maar naar de films van Bergman, luister naar de songs van John Cale. Fear is a man’s best friend. Lees Kierkegaard en Heidegger. Alles komt voort uit de angst.
Dat is het laatste steunpunt van de burgerlijke moraal, zegt Lenny. De angst, bah.
Misschien heb je wel gelijk, zeg ik. Maar Heideggers angstbegrip is niet alleen maar burgerlijk. Er zijn bepaalde overeenkomsten met het zenboeddhisme. Misschien is Heideggers angst een equivalent van het satori-begrip.
Ach, zegt Lenny, ik vind die hele angst een modeverschijnsel. Typische Franse blah blah. Zoals dat boek van Hélène Cixous, dat heet ANGST. Het is verschenen bij éditions des femmes.
Maar de jonge mensen die gaan dansen, worden die niet gedreven door de angst, vraag ik. De angst jaagt hen de dansvloer op. Kijk maar eens als zij aan het dansen zijn: hun blik is naar binnen gekeerd. Zij keren zich af van de buitenwereld. Ze maken spastische armbewegingen en schudden het hoofd alsof ze van iets bezeten zijn.
Het is een vorm van gespletenheid, zegt Lenny. Ze keren zich af van wat er rondom hen gebeurt, maar tegelijk geven ze zich over aan het ritme dat buiten hen pulseert. Die gespletenheid uit zich ook in die merkwaardige houding van ‘raak me aan/raak me niet aan’. Dat stel ik bij mezelf overigens ook vast.

De radio staat aan. Een oude, rasperige stem neuzelt op melancholische toon:
You never found me
You never found me
You never found me

De mensen gaan niet langer dansen om elkaar te ontmoeten, zegt Lenny. Ze willen elkaar ontlopen. Ze zijn bang voor elkaar, daarom houden ze zich op een afstand. Raak me niet aan. Waarom bekijk je me zo? Toch blijft hun verlangen hen parten spelen. Raak me aan. Bekijk me. Wat drukken hun gebaren eigenlijk uit? Het is een taal, dat is duidelijk. Maar wie zal ze ontcijferen. Een moeilijke klus. Het is een taal die niet begrepen wil worden. Vandaar haar proteïsche aard. Elke dag is ze wel weer wat veranderd. Als je een half jaar weg bent geweest en je gaat nog eens kijken dan begrijp je er niets meer van. Volledig veranderd.
Dat klopt, zeg ik, je ziet dat heel goed in disco’s. Elke week wordt er een andere dans uitgevonden, al gaat het soms maar om een kleine variatie op die van vorige week.
Zouden er bij de mieren ook zulke transformaties plaatsvinden, vraagt Lenny.

Ik herinner mij deze dialoog nog goed. Maar als een geheel. Eigenlijk weet ik niet meer echt wie wat zei. We werden één met onze woorden, we leken personages in een roman van Virgina Woolf. The Waves. De zinnen knoopten zich aan elkaar, het was alsof ze los van onze lippen en onze hersencellen onstonden.

De gebaren van degenen die dansen maken deel uit van een taal die er alles voor doet om iets te verbergen, zegt Lenny.
Maar wat wil zij dan toch verbergen, vraag ik. Misschien zoeken wij er te veel achter. We vermoeden iets ontzettends dat schuil gaat achter die dansende taal, een ongeneeslijke ziekte, of erger. Maar wat als het nu alleen maar gewoon dansen is, plezier, extase. Misschien lezen we teveel, interpreteren we teveel. Misschien leven we te weinig.

“You never found me…”

De oude man gaat maar door met zijn monotoon, bezwerend lied. We worden er stil van. Wat is dit toch? Dit klinkt eeuwen oud. Je zou haast zeggen: niet van deze wereld. Wie is het? Waarschijnlijk zullen we het nooit te weten komen. Zo is de kans ook erg klein dat ik nog ooit de muziek van S.D. Burman, uit de Indische film “Kaagaz Ze Phool” (Papieren bloemen), uit 1959 van de regisseur Guru Dutt, te horen zal krijgen.

Intussen is de fles porto leeg en schenken en drinken we de laatste druppels jenever.

Het nieuws gaat over de Katangese Gendarmes. Wat gebeurt er eigenlijk in Zaïre? In Tchatchatcha? En wie zijn die verdomde Katangese Gendarmes? Ik begrijp er niets van. Weet jij wat dat nog betekent, tegenwoordig, huurlingen? Ik niet.
We worden nihilisten, zegt Lenny. We willen de wereld veranderen. Maar we kunnen hem niet veranderen. Il n’y rien à faire.

De fles graanjenever Vieux Système is nu helemaal leeg. Gelukkig voor ons is er nog een drankwinkeltje op de hoek van de Artanstraat. Dat blijft de hele nacht open. Voor versomberen worden spoeden we ons erheen. Eens in de nachtwinkel kunnen we moeilijk beslissen wat het zal worden. Vodka, pernod, tequila? Na lang aarzelen kiezen we voor de grappa, de tequila is te duur. Nu we toch in de buurt zijn besluiten we even op visite te gaan bij Jacques en Sylvia. Als we aanbellen is er eerst geen reactie, maar na een minuut wachten – we kennen het ritueel – gaat er boven een raam open en verschijnt een blonde krullenkop in de opening. Het duurt even eer ze ons herkent, maar dan werpt ze ons de sleutel toe.

Het is intussen al lang na middernacht. We drinken grappa in de vroege ochtend. Sylvia houdt ons gezelschap, Jacques is niet thuis. We drinken en vertellen onzin. Het klaart op. De vogels zien er groot uit en slaken onheilspellende kreten.

Ik bleef alleen achter in Sylvia’s salon. Lenny was vertrokken zonder dat ik het had gemerkt. Ook Sylvia was nergens te bespeuren. Ik was waarschijnlijk even ingedommeld. Misschien was zij gaan slapen, of zat ze in de badkamer. Een scherpe geur van grappa hing in de kamer. Een aangename geur is dat niet. Urine lijkt het wel. En toch heeft hij ook iets aangenaams.Omstreeks negen uur kwam Jacques thuis, net op tijd om me naar het stempellokaal te voeren. Daarna moesten we zonodig wat gaan rondslenteren in het Shopping Center van Woluwe. Sylvia heeft er een wekker gekocht. Ze zag er bijzonder bleek uit. Ze zei dat ze het koud had.

Omstreeks twee uur ’s middags werd ik – weer thuis – uit mijn bed gebe
ld. Ik was nog helemaal niet uitgerust van het verjaardagsfeestje, een lange nacht zuipen en praten en zuipen en door de straten lopen en gek worden.

Maar ik kan dat niet, iemand voor de deur laten staan. En daardoor begon alles weer van voren af aan. Het waren Louis en Boris. Ze hadden een fles jenever meegebracht, Blankenheym & Nolet, dubbel gebeid, erg lekker na die verduivelde grappa.

Laura is intussen genezen en doet zich tegoed aan de jenever. Als de fles leeg is begeven we ons naar het biologisch restaurant Le Romarin, waar de keuken eenvoudig is, maar uitstekend, en waar de wijn fris is en goed om de de dorst te lessen. Voor arme mensen als wij zijn dit dagen van overvloed.

Zo was het leven in 1977.