WAAR GAAT HET NAARTOE MET DE WERELD?

coole bar

Ring ring ring (raspberry beret ringtone weerklinkt)…
Dita: Hallo, dag Marius, hoe gaat het?
Marius: Goed, goed, maar ik heb vervelend nieuws.
Dita: Alweer.
Marius: Onlangs wilde ik iets gaan drinken in een van die coole bars hier. Mocht ik toch niet binnen zeker, Dita.
Dita: Je meent het niet. Je houdt me voor de gek, Marius. Iemes ne kloet aofdraaien, zeggen ze in de lieflijke streek waar ik vandaan kom.
Marius: Nee hoor, Dita. Ik ben serieus. De toegang werd mij ontzegd, om het eens ambtelijk te formuleren.
Dita: Wacht even, ik zet de muziek hier wat stiller.
Marius: Waar luister je naar?
Dita: You say you never compromise with the mystery tramp, je weet wel.
Marius: Jij met je Bob Dylan altijd.
Dita: Spirit. Het is Spirit. Maar vertel verder…
Marius: Wat is er aan de hand, vroeg ik aan de buitenwipper. Heb je je jeans al eens bekeken, vroeg die snerend. En ik: jazeker, zelfs meermaals, wat is er mis mee? Niet gescheurd, zei de buitenwipper. Geen gescheurde jeans, geen toegang. Dat is hier onze politiek.
Dita: Je houdt me echt wel voor de gek, Marius.
Marius: Was het maar waar.
Dita: Waar gaat het naartoe met de wereld.
Marius: Dat vraag ik me ook al een tijdje af, Dita.
Dita: Marius, ik moet nu dringend de planten water geven. Als je het niet erg vindt?
Marius: Oké. A un de ces quat’.

Afbeelding: Martin Pulaski, Gent, 14 mei 2006.

LAATSTE PERZIK VAN DE ZOMER

Foto: Martin Pulaski

Ring ring ring (raspberry beret ringtone weerklinkt)…
Dita: Hallo, dag Marius, hoe gaat het?
Marius: Goed, goed, maar ik heb vervelend nieuws.
Dita: Ai…
Marius: Ik kan je morgen jammer genoeg niet zien. Ik kan onmogelijk naar Diest komen.
Dita: Je bent toch weer niet ziek?
Marius: Nee, eigenlijk niet. Maar ik heb hier nog een perzik liggen die ik moet opeten. Als ik dat nog een dag uitstel wordt die rot.
Dita: Dat begrijp ik. Een rotte perzik, stel je voor.
Marius: Ik dacht wel dat je het onvermijdelijke van deze situatie zou inzien.
Dita: Volgende keer beter.
Marius: Zeker, dit is mijn allerlaatste perzik.
Dita: De zomer is afgelopen.
Marius: Zo is het. Dag Dita.
Dita: Dag Marius.

 

DOOR DE TUIN NAAR DE HEL

odilon redon afdaling in de hel

 

Zaterdagavond keek ik door het raam naar de grote, verwilderde tuin. Het was bijna donker, de bomen en struiken zwiepten in de felle wind.
Er was een gat in de tuinmuur geslagen. In de richting van dat gat, bijna niet meer zichtbaar, zag ik Peter De Roover, Jan Jambon, Bart De Wever en een tweetal naamloze figuranten, zich uit de voeten maken. Ze liepen gebukt, met angstige passen, alsof ze zich schaamden. Bijna al waren ze opgeslokt door het donkerste donker, het grote en ultieme Niets. Nog enkele seconden in de schaduw en dan weg, voor altijd. Dat is het lot van landvernietigers, dacht ik.
Zondagochtend ging ik even poolshoogte nemen. Van de hopelijk voor goed verdwenen vluchtelingen geen spoor. Mogelijk had de felle regen hun voetafdrukken uitgewist. Maar ook het gat in de muur was er niet langer. Goed, dacht ik, dan zijn we veilig, dan kunnen ze niet meer terugkeren. En zeker niet via deze tuin. Nimby!

Afbeelding: Odilon Redon, Afdaling in de hel, 1873.

CLARENCE WHITE EN ERIKSSON DELCROIX

ClarenceWhiteTuffStr.jpg

In het onvolprezen magazine Agenda (bij Brussel Deze Week) las ik in een interview met het ‘postcountryduo’ Eriksson Delcroix het volgende: “Met mijn vader speelde ik bluegrass, daarin vind je ook dat virtuoze, zoals bij de banjospeler Clarence White, maar op den duur deden we ook heel veel cajun.”
Muggenziften doe ik niet graag, maar soms kan ik het niet laten. Als je zoals Bjorn Eriksson in een country- en bluegrassband speelt zou je toch moeten weten dat Clarence White een gitaarspeler was, iemand die op zijn instrument een niveau haalde dat in populaire muziek bijzonder zeldzaam was en is. Vandaar dat hij door zijn tijdgenoten-muzikanten en door veel muziekliefhebbers zo bewonderd werd. Vandaar dat hij te horen is op ongeveer alle Americana-platen die er in laten jaren zestig, vroege jaren zeventig toe deden. En, niet onbelangrijk detail: Clarence White was gitarist van the Byrds van 1968 tot 1972, een periode waarin de groep uit Los Angeles een echte gitaarband werd. Wie ooit Clarence White en Roger McGuinn samen zag musiceren zal dat nooit maar dan ook nooit vergeten. Bovendien zijn er vijf studio-elpees die als bewijsmateriaal kunnen dienen. Rolling Stone-journalist David Fricke zei over de bijdrage van Clarence White aan the Byrds het volgende: “with his powerful, impeccable tone and melodic ingenuity, White did much to rebuild the creative reputation of The Byrds and define the road-hearty sound of the group at the turn of the ’70s”.

Het kan ook zijn dat interviewer Tom Zondervan niet goed naar zijn opname heeft geluisterd, maar dat zou al even jammer zijn. Een (muziek)journalist moet weten wat hij schrijft. Agenda heeft als magazine een uitstekende reputatie hoog te houden. Wat ik nu verwacht is dat Tom Zondervan en Bjorn Eriksson de volgende weken alle platen beluisteren waarop Clarence White zijn snaren laat sprankelen en klateren en zingen. Een mooie straf, toch?

WAAROM IK SOMS LIEVER NIETS MEER SCHRIJF (1)

muddy2

Het zou me maar eens moeten overkomen dat ik het volgende zou beweren:
“Dat de blues ontstond bij Afrikaanse slaven in de Amerikaanse katoenplantages klopt ook niet helemaal. In feite waren het de blanke pioniers – Engelsen, Schotten en Ieren – die hun volkse en religieuze muziek meebrachten toen ze de plantages oprichtten in het zuiden van de States. Nadien hebben de Afrikaanse slaven daar hun eigen draai aan gegeven. Om maar te zeggen: het is allemaal één grote mix!”

Dat is een diepzinnige gedachte van Ronald Verhaegen, presentator van het radioprogramma ‘Sonar’, vorige week geopperd in het tijdschrift Humo. Er staat evenwel heel duidelijk ‘in feite’. Voor mij betekent ‘in feite’ dat het een feit is. De blues is er dank zij de blanke pioniers en slavenhandelaren, zegt de man. Er is inderdaad wel een verband tussen beide muziekvormen: het zijn muziekvormen. Er is ook een verband tussen de grotschilderingen in Lascaux en het werk van, om maar iemand te noemen, Picasso: het zijn ‘afbeeldingen’. En er is ook een verband tussen Shakespeare en mezelf: niemand weet wie wij in feite zijn.

Wat ik echter wil zeggen: het is heel goed mogelijk dat ik zelf soms ook zulke onzin neerschrijf, of me aan onzinnige replieken als hierboven bezondig. Daarom schrijf ik soms liever helemaal niets meer.

HET HYSTERISCH GEWAUWEL VAN MARTIN PULASKI

Een of andere onbelezen, onbehouwen macho nitwit heeft een aanval, niet op mij, Martin Pulaski, maar op hoochiekoochie ingezet. Het ezelsoor dat ten strijde trekt noemt zich een ‘geschoold militair’ – dat militair zou wel eens kunnen kloppen, aan zijn geschoold zijn heb ik zo mijn twijfels, maar daar kan de jongen niets aan doen – en denkt dat hij tot intelligente ‘fases’ in staat is. Hij noemt niet de schrijver, Martin Pulaski, maar ‘hoochiekoochie’ een ‘supreme (sic) hysterica’, terwijl hij het later in zijn woordenbrij (een groot deel van zijn vocabularium is geen Nederlands) over ‘de pure anale hystericus’ heeft. Het personage ‘hoochiekoochie’ is bijgevolg androgyn. Mooi zo.

De man is kennelijk geobsedeerd door hysterie, hij komt er in zijn korte woordgebraak meermaals op terug; zo heeft hij het ook ergens over ‘pure hysterische kutterij’. Wat uit bijna elk woord duidelijk wordt is dat onze soldaat een extreme vrouwenhater is. Wat hij nog het ergerlijkst schijnt te vinden aan hoochiekoochie is dat sommige ‘vrouwelijke’ vrouwen de blog graag zouden kunnen lezen. Hij gaat meteen van de veronderstelling uit dat de schrijver van hoochiekoochie daar heel bewust op uit is. De vrouwen die de teksten op hoochiekoochie (misschien) graag lezen, noemt hij ‘Misses Bean’ – ik hoop voor die dames dat hij er niets al te ergs mee bedoelt. Zelfs heb ik er geen flauw besef van wat een ‘Miss Bean’ is.

Ik kan natuurlijk niets bewijzen maar ik heb altijd alleen maar geschreven. In de eerste plaats voor mezelf, omdat ik een narcist ben, in de tweede plaats voor iedereen die me wil lezen, mannen, vrouwen, Chinezen, olifanten, samenstellers van encyclopedieën, noem maar op, omdat het me een fijn gevoel geeft als mijn teksten worden gelezen, om welke reden dan ook. Het is dus grappig dat een ‘geschoolde militair’ die mijn teksten als ‘pure hysterische kutterij’ beschouwt enige aandacht geeft aan mijn maar al te zwakke, nutteloze ‘lullerige woorden’. Alsof een generaal champagne schenkt in de groezelige drinkbeker van een naamloos soldaatje. Danke schön, Herr General!
Hoochiekoochie als een bewuste maar enigszins domme en volledig oppervlakkige strategie om de aandacht van vrouwen te krijgen?

Toevallig hoorde ik vandaag een song op de compilatie ‘The Complete Goldwax Singles, Volume 3 1967-1970’: ‘Stay Away From Brenda’. Waarom moet ik van Brenda wegblijven? Omdat zij wel eens mijn zus zou kunnen zijn. Misschien is het wat vergezocht, maar ik ben op mijn hoede. Telkens als een bewonderaarster van hoochiekoochie met mij contact opneemt ga ik alle antecedenten na: het zou wel eens een zus van me kunnen zijn. Mijn vader maakte wel eens slippertjes…

Maar dat is allemaal nog niet zo niet erg. De ‘geschoolde militair’ is van mening dat mijn ‘hysteriesch (sic) gewouwel (sic)’ van hetzelfde kaliber is als dat van Herman Brusselmans. Ik heb het niet over de vijf of zo spelfouten in twee woorden, maar over de vergelijking. Als er nou iemand in de letteren is waar ik me volkomen van distantieer is het wel deze veelschrijver. Ik heb in lang vervlogen tijden een tweetal boeken van Brusselmans gelezen en gedacht: dit is het niet. Maar benijd ik Brusselmans zijn succes, en zijn tienduizenden vrouwen? Verre van. Brusselmans doet waar hij zin in heeft. Maar vergelijk mijn teksten vooral niet met die van die herenboer van de Vlaamsche letteren. Ik heb er geen enkele affiniteit mee. (Vreemd dat ik dat hier nog eens duidelijk maak).

Erger nog is dat de ‘geschoolde militair’ mij het recht ontzegt om de term hoochiekoochie te gebruiken, omdat ik geen ‘echte man ben zoals John Le (sic) Hooker of Muddy Waters’. Ik ben inderdaad geen echte man, maar mag James Joyce, met wie ik me zeker niet wil vergelijken, de naam Ulysses dan ook niet gebruiken, omdat hij niet deelnam aan de Trojaanse oorlog? Overigens luister ik met overgave naar de muziek van Muddy sinds ik zelf als kleine jongen in modderig water zwom. Ik herinner me warme zomers, moerassen, door mijn vader gevangen paling, die nog kronkelde na gevild en in stukken te zijn gesneden. En zoals Muddy Waters heb ik altijd graag vrouwen gezien. Weet je wat: alles wat ik doe, zeg, schrijf is voor de vrouwen. Elk woord dat ik schrijf is voor de vrouwen. Maar de vrouwen zijn mensen zoals jij en ik. Bovendien ken ik heel wat vrouwen die mannen zijn en vice versa. They have a ticket to ride, and I don’t care!

Tenslotte wil ik benadrukken dat ik voor Lola schrijf, en voor Brenda en Brandon, en voor de weerwolven, die onder de volle maan onze straten veilig maken. Voor het gespuis, het crapuul, en de magere heiligen. Degenen die nooit verklaard zijn. Drie procent van wat ik schrijf is gestolen van James Carr, de rest komt uit oorlogsfilms en westerns, de rest komt uit de Bijbel en de taal van vissers, het bargoens van hoeren en soldaten. De rest uit toespraken van koningen en mislukte ministers. De rest fluisteren vetzakken en ‘personages’ in dagdromen en nachtmerries me in het oor. Voldoende?

 

 

EEN UITZONDERLIJK LEVEN


Het is weer de tijd van de kalkoenen, de drie flessen wijn en een gratis, de duizenden reclamefolders vol overbodige technische snufjes, bijna gratis maar wat doe je er mee, Phil Spectors ‘A Christmas Gift For You’, de cd- en dvd-boxen, meestal dingen die je al hebt, maar desondanks koopt voor de mooie doos, en de drie extra-tracks, en de lijstjes, natuurlijk, de eeuwige lijstjes. De eeuwige lijstjes die maar een week of twee meegaan: beste boeken, beste films, beste dvd’s, beste cd’s, beste songs, mooiste vrouwen, minst vervuilende auto’s, beste momenten. In februari is iedereen die onzin weer allemaal vergeten, mede dank zij de massa’s drank tijdens de feesten en nieuwjaarsrecepties. (Tenzij, wat mij betreft, de mooiste vrouw.) Dan beginnen we aan nieuwe lijstjes, gaan we opnieuw sparen voor nieuwe overbodige technische snufjes (die nu nog moeten uitgevonden worden, maar het moet snel gaan, snel, snel).

Stop! Stop de tijd, drink een glas water. Maak een wandeling in het Zoniënwoud. Lees Don Quichot, Finnegans Wake of Ivanhoe. Leer koken. Hoe maak je goed stoofvlees? Echte kippensoep zoals grootmoeder ze bereidde? Of luister naar een trein, een vogel, het gieren van de wind. Open het raam bij volle maan. Wuif naar je geliefde. Zing een lied van Schubert of van de Zangeres Zonder Naam. Heb vertrouwen in de toekomst. Schud het cynisme, waar de media je mee vergiftigen, van je af, als een langharige hond in de zomer het water van de Zuid-Willemsvaart. Leef een uitzonderlijk leven. Word dik, vermager, dans elke dag. En vergeet vooral niet dat wij allemaal zullen sterven. Het leven is geen pretje. Het leven is een feest, als je hart sterft van het lachen of je ziel van het verdriet.

EISENSTEIN ZEG IK JE

Er kwam een auto, een auto kwam er aangereden,
Zichzelf op het spoor, op het spoor van witte karrenwielen
Van een oude boer, een oude, van zijn gereedschap moe,
Zoals de dichter zegt, zo moe, zo uitgeput, zo zonder ziel.

Verkocht in het koophuis van het Westen
Waar ook het pak van de bestuurder vandaan komt
In Gore-Tex, in zijn hoofd, voor de stoplichten,
Het einde van de wereld, Al Gore, gore seks en zielig

Zo alleen aan een postmodern stuur, een wiel op het spoor,
Stukken trein der traagheid nog in de cellen van weleer.
In beweging zitten wachten tot de motoren in beweging komen,
Ja, de aarde, de aarde mompelt hij. Er strompelt iets over de weg.

Eisenstein is het, hijzelf, hoe kan het, Eisenstein zelf.
Nee, nee, zeg ik je, niet Einstein, Eisenstein over de weg
Bijna zo dood als een pier, de weg op het spoor,
En maar monteren aan zijn tafel, op zijn stoel, zo stil.

TOTALE UITVERKOOP VAN VROUWEN

sodom-and-gomorrah-1962-

Gisteren heeft Agata mij gekocht voor 571 dollar. Ik heb Valerie en Agata gekocht voor respectievelijk 640 en 571 dollar. Moet ik er mij zorgen over maken dat ik nog steeds te koop ben? Zo, al vrouwen kopend, verlies ik mezelf in de dagen en de wereld en hoef ik niet aan mezelf toe te komen, daar waar alle raadselen sluimeren.

Ja en ik heb toch ook nog iets moois gelezen over stemmingswisselingen in Prousts ‘Sodom en Gomorra’, een passage die ik maar eens zal citeren:

“Wie heeft dit feit niet waargenomen bij vrouwen, en zelfs mannen, begiftigd met een opmerkelijk verstand, maar lijdend aan nervositeit? Als zij gelukkig, rustig, voldaan over hun omgeving zijn, worden zij bewonderd om hun onschatbare gaven; door hun mond spreekt, letterlijk, de waarheid. Een migraine, een lichte aantasting van hun eigenliefde volstaat om alles te veranderen. Het lumineuze verstand, vinnig, verkrampt en benepen, weerspiegelt alleen nog een geïrriteerd, argwanend, ijdel ik, dat het nodige doet om onaangenaam te worden gevonden.”

En nu begeef ik me weer naar de markt, om te zien wie er vandaag te koop is.

WAAROM IK AFZAG VAN EEN GEVONDEN GEDICHT

Ik was al begonnen aan een ‘gevonden gedicht’ – in navolging van de pisbak van Marcel Duchamp, maar dan met gevonden woorden – opgedragen aan de seksprentjesknippers, en een tirade tegen de encyclopedieknippers zou daar op volgen… Opeens herinnerde ik mij echter Bob Dylans ‘Just Like Tom Thumb’s Blues’ en de regels:

When you’re lost in the rain in Juarez
And it’s Eastertime too
And your gravity fails
And negativity don’t pull you through…

Ik dacht tegelijk aan de blik in de ogen van acteur Warren Oates, en hoe hij zijn schouders opgetrokken zou hebben bij de aanblik van zoveel onzin. En zo kwam het dat mijn zin in pisbakkenpoëzie en tirades tegen ingebeelde vijanden meteen verdween. Ik ging het toch weer niet hebben over de belachelijkheid van blogs over sexy girls, lingerie, big tits, vibrators en parenclubs?  Ik dacht, waarom zou ik tot vijand verklaren wie het niet waard is. Bovendien hebben die mensen je niets misdaan, jongen, dacht ik, ze willen toch ook maar ‘escapen’, net zoals jij. Want dit is geen prettige wereld. Soms wel natuurlijk, maar daar heb ik het nu even niet over. Laat hen toch rustig bezig zijn en hun zinnen verzetten. Als zij graag prentjes van blote babes uitknippen of de Wikipedia overschrijven dan moeten ze dat maar doen. Zij doen er niemand kwaad mee. Beter dat dan in Irak onschuldige burgers gaan doodschieten of wapens leveren aan de moordenaarsbendes in Darfoer. Nee, zoals ik een paar dagen geleden al schreef, ik moet opnieuw beginnen. Mijn ‘onschuld’ terugvinden en alle bijkomstigheden, alles wat me van mijn pad doet afwijken, terzijde schuiven. Mijn leven is al moeilijk genoeg, ik moet het nog niet verergeren door mij onnodige vijanden op de hals te halen. Of door dingen te schrijven die ondoordacht en ongemeend zijn.

NEW YORK CITY HERE I COME

public library new york

“You should live in New York City. America’s largest city will ensure that you will blend into the crowd. You are the brooding type–introspective, creative, and eccentric–and NYC’s cutting-edge, individualistic culture and ambience will appeal to you.”

Ik haat kwissen, eraan deelnemen is zowat het domste wat je kunt doen, vind ik. Nu zondig ik al twee dagen tegen mijn eigen stelregel… Waar gaat het met me naartoe? In deze belachelijke kwis ging het erom welke stad het beste bij je past. Uit mijn antwoorden blijkt dat ik een New Yorker zou moeten zijn. Misschien klopt dat nog wel ook.

Vorige zondag was ik plotseling razend populair. Duizenden en duizenden bezoekers kwamen hier over de vloer. Daarna gingen ze weer weg, zonder een boodschap achter te laten, alsof deze plek een donker en grauw station is, waar je je zo snel mogelijk uit de voeten moet maken. Je zou er wel eens voor onaangename verrassingen kunnen komen te staan. Als dat zo is, dan ben ik degenen die hier zo vaak komen lezen en zelfs af en toe – of heel vaak – een commentaar schrijven bijzonder dankbaar.

Foto: MP in de Public Library in New York City

PROJECT VOOR 20 GEDICHTEN OVER ‘AFSCHUW’

1. De Dubbelganger
2. Mijnheer Dood
3. Emma Small
4. Dr. Joseph Goebbels
5. De Uitvinder van de Hel
6. Iñigo Lopez de Loyola
7. William Zanzinger
8. Het einde van de wereld
9. De Boze Wolf
10. De plots kapotte Muis
11. De Privé-ambulancier
12. Quintianus
13. De Vrouw zonder Schaduw
14. Paus Pius XII
15. Het slijmerige Wezen
16. De ‘Separatist’
17. De ‘Fotograaf’ van Abu Ghraib
18. De Architect van de ‘Muur’ in opbouw
19. De Bommenwerper
20. Judith Fellowes

 

ZIEKTES

slaap2

Wat aangevangen als ziektes niet meer zijn dan mooie woorden? Al dat geld verspild aan overbodige geneesmiddelen. Alleen een vlakgom had je nodig om de naam van je ziekte uit te gommen. Symptomatologie niets anders dan terminologie. Niets anders dan indeling, classificatie, orde.

Wat zei je? Is niet elke mens ongeneeslijk ziek? Meen je dat echt? Ik leerde nochtans dat hij een ziekte van de materie is, een ongewenste eruptie, het resultaat van een hardvochtige strijd tussen moeilijk te ontwarren krachten. Ik leerde dat de mens een schimmel is op de aardkorst. Ik leerde dat de mens een zak is, gevuld met faeces. En nu zeg je dat de mens niet ziek is… Misschien heb je gelijk, misschien is hij niet ziek, misschien is hij zelf de ongeneeslijke ziekte. (Een lawine. Een kettingreactie. Een aaneenschakeling van hysterische associaties.) Zeker is de mens verzot op woorden die naar allerlei ziektes en aandoeningen verwijzen. Is het dan ook niet omdat hij zelf ziek is, dat de mens zo graag zulke woorden hoort, ze uitspreekt, ze koestert, er duizenden en duizenden boeken mee vult? Anemie, leukemie, epidemie, astma, euforie, echolalie, schizofrenie. Ziektes.

Foto: Martin Pulaski

BLOOTZONDAGEN

blootzondagen2

Blootzondagen vinden maar een keer per jaar plaats, altijd begin september. Ze vallen samen met de autoluwe zondagen. Deelnemers aan blootzondagen mogen niet te voet de straat op, wel op fiets, rollerblades of skateboard. Als de blootamateurs met hun huisdieren willen buitenkomen moeten die geruite jasjes aan hebben. Er zijn nog een heleboel andere regeltjes, maar over de band genomen zijn blootzondagendeelnemers geen regelneven.

Deelnemers aan blootzondagen mogen ook binnenblijven, maar wie heeft er dan iets aan?

 

EEN AGENDA

Het is hier wat met die agenda’s. Andere jaren krijgen we er twee hier op kantoor, nu helemaal geen meer. Ik ben er tijdens de lunchpauze van lieverlede dan maar een gaan kopen in de Club, toebehorend aan zo’n vreselijke winkelketen. In plaats van nog maar eens een lunchpauzegedicht te schrijven. Het is een exemplaartje van Artsen zonder grenzen geworden. Mijn werkgever vindt agenda’s ‘ouderwets’. Dat staat toch allemaal op je laptop? Alleen heb ik niet altijd mijn laptop bij me. In zulke gevallen moet ik afspraken opschrijven in een kleine agenda. Neen, ik heb niet zo’n directeursmodel nodig. Een kleintje volstaat. De kaft heeft een warme, licht roestbruine kleur. Je kunt er je onmiddellijk de Afrikaanse aarde bij voorstellen of de haren van je geliefde. Of David Bowie toen hij nog iets betekende.

Toen ik terug op kantoor kwam werd meegedeeld dat we alsnog een ‘officiële’ agenda krijgen. Geen grote, maar wel een kleine. Het is hier wat met die agenda’s. Heb ik 4,5 € voor niks uitgegeven… Ach nee, het is voor een goed doel en ik kan het kleinood nog altijd gebruiken als geheime agenda, voor de afspraken waar niemand iets van mag weten. Ik zal er in noteren met onzichtbare inkt.

SATAN ‘SCHRIJFT’ SPAM

satan

Beerputbewoners hebben mijn blog bevuild met hun laat-kapitalistische stinkende boodschappen, beter bekend als spam. Denken zij dat wij hun vuiligheid (Viagra, Dolzan, Xanax) zullen aanschaffen of dat wij meteen naar Bangkok zullen vertrekken om daar kinderen te gaan verkrachten? Ze zijn letterlijk aan het verkeerde adres. Als ik geneesmiddelen nodig heb ga ik naar de arts. Kinderen zijn de toekomst. Niemand weet of zij geen nieuwe Gandhi of Shakespeare zullen worden. Wie kinderen schendt verdient levend gevild te worden. Ik twijfel er geen ogenblik aan of deze beerputbewoners stinken uit hun bek. Zelfs uit hun codes stijgt zwavellucht op.

Ik begrijp dat ik niet het enige doelwit ben van deze praktijken, maar dat is een schrale troost. Het blijft een verschrikking om datgene wat je met liefde en veel inzet aan de wereld heb geschonken bezoedeld aan te treffen na een aangenaam verblijf bij vrienden in het buitenland. Het is een nog grotere verschrikking als je vaststelt dat ze een deel van hun smerigheid plaatsen bij een foto van een dierbare overleden vriend. Ik twijfel er geen ogenblik aan dat ze dat weten, cynisch en destructief als ze zijn. Ik heb al een stukje moeten wissen omdat het onbegonnen werk was de honderden woordfaeces te verwijderen. Nu ga ik zo lang als ik er geduld voor heb verder wieden in dit elektronisch dagboek. Wat maakt dit alles mij moedeloos. Enkele van de teksten die ik destijds heb gepost zal ik opnieuw publiek maken, als ze tenminste niet al te tijdsgebonden zijn. De fijne stukjes commentaar zullen er helaas niet meer bij staan.