
It’s been a long time comin’
It’s goin’ to be a long time gone
But you know
The darkest hour
Is always, always just before the dawn
David Crosby
David Crosby is dood. Mythische helden sterven niet. Maar David Crosby was behalve een mythe ook een mens (zoals blijkt uit zijn autobiografie Long Time Gone). Zijn stem en zijn melodieën schonken mij – een halve eeuw geleden – van de allermooiste en warmste uren. Nu hij er niet meer is komen met zijn eigen songs, en met die waarop hij quasi perfect harmonie zong, intense herinneringen naar boven.
Ik hoorde hem voor het eerst op de transistorradio toen ik vijftien was. All I Really Wanna Do, een single van the Byrds. Mijn eerste grote liefde noemde ik in een romantische bui Guinnevere. Kort voor de geboorte van mijn zoontje kwam If I Could Only Remember My Name uit, een lievelingsplaat. Telkens als ik Laughing hoor, denk ik aan hoe Jesse in de Boomkwekerijstraat, toen nog een levendige zijstraat van de Naamsestraat, daar in het midden van de kamer in zijn wieg lag. Zijn met niets vergelijkbare, zachtzoete babygeur. Mijn toenmalige vriend Luc Deleu zie ik weer voor me als ik Traction in the Rain hoor, of Have You Seen the Stars Tonite van Paul Kantner / Jefferson Starship. Déjà Vu, in een stevige Amerikaanse klaphoes verpakt, is een koud, idyllisch voorjaar in Amsterdam.
De vroege platen van the Byrds, voorbeeldig en onovertroffen, roepen niet alleen Crosby’s moeilijke karakter op, maar ook zijn onmiskenbare inbreng in de sound van die baanbrekende band. Over de mythe doe ik er het zwijgen toe. David Crosby is dood.