Bij mij weet je het nooit, en mogelijk kom je het ook nooit te weten, tenzij je een speurder bent van het type dat in de romans van Patrick Modiano opduikt. Ik bedoel dat in mijn werk soms iemand zo heet en dan weer zo. Stel dat ik iemand in het echte leven – hoe echt dat leven was is nu van weinig belang – heb gekend die Z heette. Stel dat ik hem of haar aanvankelijk A noemde. Na een tijd ben ik vergeten hoe ik hem of haar de eerste keer heb genoemd. Of ik ben die naam beu, dat is ook mogelijk. Ik vind een nieuwe naam, B. Iemand die in werkelijkheid – welke werkelijkheid? – met de naam Y werd aangesproken en zo stond het ook op haar identiteitskaart, of in het geval ze een Amerikaanse was dan driver’s license, is in mijn kroniek C geworden. Voor haar mag ik B niet meer gebruiken want die had ik al voor A (die Z heette).
Helemaal in het begin hield ik een lijst bij van mijn verzonnen namen met daarnaast die van hun reële alter ego. Op en top ordelijk als ik ben raak ik zo’n lijst onvermijdelijk kwijt. Dan verlies ik al gauw een weekje met ernaar te zoeken: ik vind dan zoveel andere en veel interessantere documenten. Foto’s van die echte mensen bijvoorbeeld, of boodschappenlijstjes van Senga uit 1979 of Hongaarse bankbiljetten (forinten), enzovoort. Een aantal keren ben ik opnieuw begonnen met zo’n lijst aan te leggen, ABC, ZYX… Maar zoals het met alles gaat in mijn leven geef ik het ten langen leste op.
In 2008 schreef ik al – het moet ergens te vinden zijn – dat ik alle namen verander, zoals Bob Dylan in ‘Desolation Row’. Reeds een hele tijd doe ik dat niet meer met alle namen: soms gebruik ik de echte, die van op de identiteitskaart of rijbewijs, of – omdat het niet in mijn hoofd opkomt hun daarnaar te vragen – dan toch degene waaronder ze mij bekend zijn. Mogelijk zijn die ook niet echt, maar dat geeft niet, het zijn namen.
De vraag die ik mij vorige nacht stelde was of ik toch niet beter consequent zou zijn: zou ik niet beter aan een en dezelfde echt bestaande persoon altijd dezelfde naam geven? Dan weet iedereen meteen wat voor vlees hij of zij in de kuip heeft, in de eerste plaats ikzelf. Want je gaat van mijn personages nergens registers vinden, zoals je die voor die van bijvoorbeeld Jack Kerouac en Stijn Streuvels wel vindt. Niemand weet zelfs dat ik een schrijver ben. Ik ben het zelf een keer gaan opzoeken. Er is nergens een spoor van mij te vinden. Het lijkt wel of ik niet besta. Of misschien besta ik wel, maar ik heb alvast geen naam. Niet eens een letter of ander teken dat erop wijst dat ik ooit letters aaneen geregen heb met de bedoeling schoonheid in de wereld te brengen.
Overigens was Jack Kerouac ook niet consequent: in On the Road heet de echte Neal Cassady Dean Moriarty, in The Dharma Bums en in Desolation Angels wordt hij Cody Pomeray.
Toch wil ik als putje bij paaltje komt graag achterhalen wie wie is. Vandaag vraag ik me bijvoorbeeld af wie deze personages in het echte leven zijn: Angelina, Gisèle, Phyllis, Crazy Dreamer, Job, Gina, Giuseppe, Marcella, Louis, Spano, Daphne, Laura, Sarah, Oswald, Josie, Angie. Misschien moet ik Patrick Modiano eens bellen. Maar ik vrees dat hij nog van zijn Nobelprijs aan het nagenieten is. Robert Zimmerman zal het dan ook wel niet weten.
Foto’s: Cet obscur objet du désir (1977), Luis Buñuel.