Verlangen. 1976 was voor mij het jaar van het verlangen. Verlangen naar kennis, naar seks, naar liefde, naar gedichten, verhalen en theaterteksten, naar kunst, naar vriendschap, naar beweging. Een creatiever, meer geïnspireerd en intenser jaar zal mij niet meer te beurt vallen. Senga en ik verhuisden van de kleine flat op de vijfde verdieping in de Hamerstraat naar een wat ruimer gelijkvloers gelegen appartement in de Waterkrachtstraat, nog altijd in Sint-Joost, de kleinste en armste gemeente van Brussel. Het is op die plaats en in die periode dat ik geestelijk tot ontplooiing kwam en mijn schrijverschap ernstig ging nemen. Ik besefte dat ik nog veel moest leren, op elk gebied. Dat betekende vooral lezen, niet alleen literatuur maar ook literatuurtheorie, filosofie, geschiedenis en antropologie. Mijn voorkeur ging uit naar ‘moeilijke’ schrijvers als Antonin Artaud, Henri Michaux, Friedrich Hölderlin, Percy Shelley, naar romantiek, dada en surrealisme. Daarnaast las ik menig werk over de pre-socratische filosofen en de Franse Revolutie, met het oog op een toneelstuk over Empedocles, dat ik niet kon voltooien. Zoals zoveel in het leven was het maken en samenwerken belangrijker dan het resultaat. Het eerste stuk dat ik daar in de Hydraulische Straat schreef, Dokter Jekyll en Friedrich Nietzsche, werd wel tot een goed einde gebracht én opgevoerd als een soort van feest.
Ik werkte dat jaar voltijds bij Boekwinkel Corman in de Ravensteinstraat. (Bij die periode stond ik al stil in de terugblik dingen die voorbijgaan). ‘s Avonds en ’s nachts schreef ik of gingen we naar het Filmmuseum, nu Cinematek. In de weekends bracht ik tijd met mijn zoontje door. Voor het eerst gingen we naar Londen (een schoolreis in 1967 niet meegeteld), waar ik onder de indruk kwam van William Turner, William Blake en – natuurlijk – John Everett Millais’ Ophelia en Henry Wallis’ Chatterton.
In mei maakte ik samen met Senga mijn allereerste reis, met nauwelijks geld op zak liftend door Frankrijk (Orange, Nice) met als bestemming Florence. Daar betoverden ons de kunstenaars van de Renaissance; vooral het Uffizi was een openbaring. Je kon daar toen nog zomaar binnenlopen. In Brussel bezochten we een imponerende tentoonstelling over het symbolisme.
Ja, in ons leven van verlangens hing toen alles samen. De wonderlijke films die we zagen, de boeken, de kunstwerken, onze liefde, de gesprekken met vrienden over Mario Praz, de brieven van Van Gogh, Noa Noa van Paul Gauguin, de gedichten van TS Eliot en Gerard Manley Hopkins, de Openbaring van Johannes, Thomas De Quinceys Confessions of an English, Opium-Eater, A Modest Proposal van Jonathan Swift, Napoleon van Abel Gance, La chute de la maison Usher van Jean Epstein, M comme Mathieu van Jean-François Adam en Mes petites amoureuses van Jean Eustache.
Dat lijken misschien wat veel gespreksonderwerpen. In werkelijkheid waren het er veel meer en ze gingen niet alleen over het ware, het goede en het schone. We zitten hier nu weliswaar al vier of vijf maanden alleen thuis, maar toen waren er bijna elke dag vrienden op bezoek. Soms hoopte ik dat ze niet te lang zouden blijven, zodat ik verder kon werken. Een van mijn beste vrienden toen was Paul L. die in de buurt woonde en als hij me voor het raam zag zitten schrijven kwam hij vaak even binnen voor een babbel. Hij las mijn teksten en gaf er nuttig commentaar op. Andere vrienden van toen waren Jos D., Willy B., Hugo W., Ginette B., Johny L., Christian P., Guy en Freddy B., Jan Van V., Erwin G., Pol De D., Bie De M., “Theo”, Gert Van S. en ik vergeet er zeker nog een aantal.
Mijn grootse schrik van het jaar – en de jaren ervoor ook al – betrof de twee jaar burgerdienst die me te wachten stonden, maar gelukkig werd ik vrijgesteld. Een goed einde van een lang en verkrampt gevecht, een aaneenschakeling van misverstanden, het resultaat van wereldvreemdheid en afwezigheid van betrouwbare informatie. Bijna vijftig jaar later beschouwd zie ik in dat verhaal van die legerdienst/burgerdienst veeleer stof voor een komedie dan voor de halve tragedie die het toen voor me was.
Welke muziek beluisterde ik? Keer op keer Horses en Radio Ethiopia van Patti Smith en Desire van Bob Dylan. Black and Blue van the Rolling Stones (die we live zagen in Vorst Nationaal, waarbij we er bijna het leven bij inschoten). Vooral Keith Richards fascineerde me, zelfs zijn obsessie voor vuurwapens, onder meer een Belgische revolver uit 1899. You’re never alone with a Smith & Wesson, luidde de kop van een artikel in NME. Alexander Spence bleef ik trouw; zijn elpee Oar weerklonk op zijn minst één keer per week in ons droomappartement. Hetzelfde voor The Madcap Laughs en Barrett van Syd Barrett en een aantal elpees van the Byrds en Moby Grape. Voor jazz en klassieke muziek ging ik naar de Mediatheek.
Voor recente muziek was er weinig tijd. Overigens heb ik nog steeds de indruk dat er dat jaar weinig boeiende platen zijn uitgekomen. Sommige van de beste albums – wel in mijn lijstje opgenomen – heb ik pas in 1977 leren kenen, onder meer die van the Ramones, Blondie en the Modern Lovers. Met die bands werd een nieuw en erg opwindend muzikaal hoofdstuk aangekondigd.
- Desire / Hard Rain – Bob Dylan
- Radio Ethiopia – Patti Smith Group
- Chicken Skin Music – Ry Cooder
- Station To Station – David Bowie
- Black And Blue – The Rolling Stones
- Hejira – Joni Mitchell
- The Pretender – Jackson Browne
- Warren Zevon – Warren Zevon
- Rock and Roll Heart – Lou Reed
- The Ramones – The Ramones
- The Modern Lovers – The Modern Lovers
- Jonathan Richman & The Modern Lovers – Jonathan Richman & The Modern Lovers
- Howlin’ Wind / Heat Treatment – Graham Parker
- Long May You Run – The Stills-Young Band
- Fly Like An Eagle – Steve Miller Band
- The Royal Scam – Steely Dan
- I Don’t Want To Go Home – Southside Johnny & The Asbury Jukes
- Songs In The Key Of Life – Stevie Wonder
- Full Of Fire – Al Green
- Yes We Have No Mañanas, So Get Your Mañanas Today – Kevin Ayers
- Blondie – Blondie
- Small Change – Tom Waits
- Kate & Anna McGarrigle – Kate & Anna McGarrigle
- Troubadour – J.J. Cale
- Texas Rock For Country Rollers – Doug Sahm
- Hasten Down The Wind – Linda Ronstadt
- Texas Cookin’ – Guy Clark
- 801 Live – 801
- All American Alien Boy – Ian Hunter
- Cardiff Rose – Roger McGuinn
“Liefde gaf U duizend namen,”
zong ik nog in de jaren van Het Rijke Roomsche Leven. De Vijftigers.
‘Verlangen leidde je naar vele namen’, Martin.
Zelf leefde ik te midden van ‘de kleine dingen’. Nog altijd.
Ik wens je voldoende gemis om je verlangen adem te geven.
LikeGeliked door 1 persoon
Uvi, ja veel namen, maar al die namen waren toen werelden die opengingen. Ook nu nog. Als ik bijvoorbeeld de naam Hölderlin hoor of zie, komen meteen allerlei associaties tevoorschijn, zowel met zijn werk als met de momenten dat ik het las. Dat geldt voor alle namen die ik hier noem, niet alleen van schrijvers en dichters, maar ook van films en voor de titels van de albums en de namen van de artiesten. Al is niet elke naam even ‘rijk’. Achteraf gezien zijn Hölderlin, Rimbaud (die hier niet genoemd wordt) en Bob Dylan de prinsen van het feest.
LikeLike
Vergeet de prinses niet, Martin,
zij die een erwt voelt onder de matras… smile.
LikeGeliked door 1 persoon
Eindelijk herinneringen op ‘papier’, drukke tijden, zoveel moois.
LikeGeliked door 1 persoon