Opgedragen aan Roen Hetzwoen.
Om mijn lijst van uitverkoren elpees van 1971 wat context te geven laat ik eerst enkele vermeldenswaardige historische en autobiografische gebeurtenissen de revue passeren.
Alan Shepard maakt een wandeling op de maan. Dat avontuur lijkt nog maar weinig aardbewoners te interesseren. Igor Stravinski overlijdt. Brussel wordt onder de voet gelopen door boze boeren. Er breekt een oorlog uit tussen India en Pakistan. Het vroegere Oost-Pakistan wordt onafhankelijk en krijgt de naam Bangla Desh. Greenpeace wordt opgericht. Congo heet voortaan Zaïre – tot het weer Congo wordt. Pablo Neruda, dichter van Canto General, ontvangt de Nobelprijs voor literatuur. Op 3 juli wordt Jim Morrison in Parijs dood aangetroffen in zijn badkuip. Na een periode van verdriet om het vroegtijdig overlijden van de geliefde zanger krijg ik last van een nieuwe fobie: de angst om te sterven in een ligbad.
Voor mezelf en mijn toenmalige vrouw was 26 mei de mooiste en gelukzaligste dag van heel dat jaar: in hospitaal Solbosch in Elsene werd ons eerste en enige kind geboren, een zoontje. Wij gaven hem een ‘muzikale’ en voor die tijd in onze streken ongewone voornaam. Om nu mogelijk niet meer zo duidelijke redenen waren we fans van zowel Jesse Ed Davis als van Jesse Winchester. Jesse Ed Davis, een supergitarist, was een Kiowa Indiaan, wat in die tijd betekende dat hij door velen – the silent majority – als een outsider werd beschouwd. Hij had Taj Mahal [1] begeleid op diens debuut en eind 1970 was zijn eerste eigen album uitgekomen. In die eerste maanden van 1971 leek Jesse Davis! geen afscheid te willen nemen van mijn platenspeler. Euforisch werd ik vooral van Every Night Is Saturday Night, melancholisch van Rock ‘n’ Roll Gypsies, een nummer van Roger Tillison. Alleen al de hoes kon ik urenlang als in een roes zitten bestuderen. Ik was echter niet alleen een fan van Jesse Ed Davis, ik was ook sterk begaan met het lot van de Amerikaanse Indianen. Het boek Bury My Heart at Wounded Knee: An Indian History of the American West (1970) [2] van Dee Brown had op mij diepe indruk gemaakt. Ook de film Soldier Blue (1970) van Ralph Nelson [3] maakte duidelijk dat wat de Verenigde Staten in Vietnam uitvraten in het verlengde lag van de systematische uitroeiing van de oorspronkelijke bewoners van hun ‘eigen land’. De titelsong was van de Amerikaans-Indiaanse singer-songwriter en activiste Buffy Saint-Marie.
Sitting Bull
Jesse Winchester, geboren in Louisiana en opgegroeid in Tennessee, was in 1967 om aan de militaire dienst en de oorlog in Vietnam te ontsnappen naar Canada gevlucht. In 1970 was op het Bearsville-label zijn schitterende debuutplaat uitgekomen. Daarop werd hij begeleid door Robbie Robertson en Levon Helm van the Band, in die dagen een van drie of vier groepen waar ik het meest naar opkeek. Luister een keer naar Payday, Biloxi, The Brand New Tennessee Waltz, Yankee Lady en Black Dog, stuk voor stuk tijdloze songs.
En dan was er nog de brutale westernheld Jesse James. Net als Bob Dylan in zijn John Wesley Harding had ik een nogal geïdealiseerd beeld van revolverhelden uit de Far West. Jesse James was niet echt een koelbloedige moordenaar, vond ik. Immers, hij stal van de rijken en gaf het geld aan de armen.
Jesse was a man, a friend to the poor,
He’d never rob a mother or a child,
There never was a man with the law in his hand,
That could take Jesse James alive.
Zo klonk het in het de oude folksong Jesse James, die we kenden in de versie van Woody Guthrie. Hij kwam ook al ter sprake in Bob Dylans Outlaw Blues: Well, I might look like Robert Ford / But I feel just like a Jesse James. Robert Ford was de verrader die Jesse James in de rug schoot.
Jesse James
Zelf was ik ook graag een outlaw geweest. Maar ik was na een jaar rondhangen in de Brusselse urban jungle, onder meer als barman in De Dolle Mol, toen nog op de Kaasmarkt, toch al een beetje op het rechte pad geraakt: op het einde van de zomer van 1971 schreven wij, zowel mijn vrouw als ikzelf, ons in voor de kandidatuur filosofie aan VUB. Wat ik naast de gebruikelijke filosofische werken bestudeerde was voornamelijk de tegencultuur: op die manier was ik dan toch nog een beetje een outlaw.
We hadden dat zalige jaar veel tijd voor muziek, maar weinig geld voor platen. Voorlopig bleven we nog arme schooiers met vage toekomstplannen. Tot onze vrienden rekenden we geen Jesse James-achtige rovers en weldoeners. Wel hadden we nu studiebeurzen en kindergeld en vrienden die net als wij ook platen kochten, vaak tweedehands, op het Vossenplein of in de koopjesbakken van de vele platenwinkels die Brussel toen nog rijk was. In heel wat van die winkels werkte personeel dat geen flauw idee had van de waarde van de platen die er werden aangeboden. Zeker niet van wat underground, alternatief, progressief werd genoemd. Dat soort albums belandde al heel snel in die koopjesbakken.
Tussen het schrijven van deze tekst en het maken van de onderstaande lange lijst door lees ik wat in Sandro Veronesi’s nieuwe roman, De Kolibrie. Op pagina 98-99 ligt Marco Carrera, het hoofdpersonage, op zijn bed te luisteren naar David Crosby’s Laughing, het laatste nummer van kant 1 van diens debuut, If I Could Only Remember My Name. De naald blijft dreigend in de laatste groef krassen. Laat dat nu toevallig of niet een van de mooiste songs van 1971 zijn.
Met de meeste albums in de lijst ben ik al een halve eeuw vertrouwd, andere heb ik pas later ontdekt en leren waarderen. Ik heb geen elpees geselecteerd die me niets zeggen of nooit heb gehoord.
- Sticky Fingers – The Rolling Stones
- Tapestry – Carole King
- Who’s Next – The Who
- If I Could Only Remember My Name – David Crosby
- Tupelo Honey – Van Morrison
- Surf’s Up – The Beach Boys
- 20 Granite Creek – Moby Grape
- Blue – Joni Mitchell
- Stephen Stills 2 – Stephen Stills
- John Prine – John Prine
- Crazy Horse – Crazy Horse
- Naturally – J.J. Cale
- The Return Of Doug Saldaña – Sir Douglas Quintet
- There’s A Riot Goin’ On – Sly And The Family Stone
- White Light – Gene Clark
- Flying Burrito Brothers – The Flying Burrito Brothers
- L.A. Woman – The Doors
- Cahoots – The Band
- Pearl – Janis Joplin
- Quicksilver – Quicksilver Messenger Service
- New Riders Of The Purple Sage – New Riders Of The Purple Sage
- Smash Your Head Against The Wall – John Entwistle
- Roots – Curtis Mayfield
- The Low Spark of High Heeled Boys – Traffic
- Rainbow Bridge / The Cry of Love – Jimi Hendrix
- Judee Sill – Judee Sill
- Tony Joe White – Tony Joe White
- Byrdmaniax / Farther Along – The Byrds
- Lost In The Ozone – Commander Cody & His Lost Planet Airmen
- Anticipation – Carly Simon
- At Fillmore East – The Allman Brothers Band
- Imagine – John Lennon
- Muswell Hillbillies – The Kinks
- Hunky Dory – David Bowie
- Grin – Grin
- Boz Scaggs & Band / Moments – Boz Scaggs
- Brain Capers / Wildlife – Mott The Hoople
- Little Feat – Little Feat
- Songs For Beginners – Graham Nash
- Bonnie Raitt – Bonnie Raitt
- In My Own Time – Karen Dalton
- Getting Ready – Freddie King
- Here Comes The Sun – Nina Simone
- What’s Going On – Marvin Gaye
- Al Green Gets Next to You – Al Green
- She Used To Wanna Be A Ballerina – Buffy Sainte-Marie
- La Question – Françoise Hardy
- Ram – Paul and Linda McCartney
- Nilsson Schmilsson – Nilsson
- Every Picture Tells A Story – Rod Stewart
- Rudy The Fifth – Rick Nelson
- Leon Russell And The Shelter People – Leon Russell
- Anne Briggs / The Time Has Come – Anne Briggs
- Linda Ronstadt – Linda Ronstadt
- Link Wray – Link Wray
- Aretha Live at Fillmore West – Aretha Franklin
- 4 Way Street – Crosby, Stills, Nash & Young
- Long Player – Faces
- Can I Have My Money Back? – Gerry Rafferty
- Bark – Jefferson Airplane
- Led Zeppelin IV – Led Zeppelin
- Delta Momma Blues – Townes Van Zandt
- Bryter Layter – Nick Drake
- ‘Frisco Mabel Joy – Mickey Newbury
- Live In Cook County Jail – B.B. King
- The Sun, Moon And Herbs – Dr. John
- Motel Shot – Delaney & Bonnie
- Deliverin’ / From The Inside – Poco
- If You Saw Thro’ My Eyes – Ian Matthews
- Doctor Hook – Dr. Hook And The Medicine Show
- Histoire De Melody Nelson – Serge Gainsbourg
- “Polnareff’s” – Michel Polnareff
- Journey In Satchidananda – Alice Coltrane
- Part Time Love – Ann Peebles
- Elvis Country (I’m 10,000 Years Old) – Elvis Presley
- The Silver Tongued Devil And I – Kris Kristofferson
- Gonna Take A Miracle – Laura Nyro & Labelle
- All Day Music – War
- One Year – Colin Blunstone
- The Concert For Bangladesh – George Harrison & Friends
- The North Star Grassman And The Ravens – Sandy Denny
- Shaft – Isaac Hayes
- Patchwork – Bobbie Gentry
- Songs For The Gentle Man – Bridget St. John
- America – John Fahey
- Mudlark – Leo Kottke
- Wrecked Again – Michael Chapman
- Bird On A Wire – Tim Hardin
- 200 Motels – The Mothers Of Invention
- Nevada Fighter – Michael Nesmith & The First National Band
- Performance: Rockin’ The Fillmore – Humble Pie
- Rock On – Humble Pie
- Hooker ‘N Heat – John Lee Hooker & Canned Heat
- Rosemary Lane – Bert Jansch
- From A Whisper To A Scream – Esther Phillips
- Live In Paris / ‘Nuff Said- Ike & Tina Turner
- Merry Clayton – Merry Clayton
- Sunfighter – Paul Kantner & Grace Slick
- Papa John Creach – Papa John Creach
- Rita Coolidge – Rita Coolidge
Robert Ford
[1] Zijn echte naam was Henry Saint Clair Fredericks. Henry bewonderde Gandhi en was gefascineerd door Indië, vandaar het pseudoniem. Het debuut van Taj Mahal verscheen in 1968 op Columbia. De band is te zien in de film The Rolling Stones Rock and Roll Circus. Jesse Ed Davis speelde ook nog op The Natch’l Blues (1968) en Giant Step (1969).
[2] The book expresses details of the history of American expansionism from a point of view that is critical of its effects on the Native Americans. Brown describes Native Americans’ displacement through forced relocations and years of warfare waged by the United States federal government. The government’s dealings are portrayed as a continuing effort to destroy the culture, religion, and way of life of Native American peoples. (Wikipedia)
[3] For Nelson’s portrayal of the boys in blue as blood crazed maniacs, who blow children’s brains out and women, shattered for ever one of America’s most enduring movie myths – that of the cavalry as good guys riding to the rescue – and rendered Soldier Blue one of the most radical films in the history of American cinema. P. B. Hurst, The Most Savage Film: Soldier Blue, Cinematic Violence and the Horrors of War, 2008
Ooit was ik Old Shatterhand en hij Winnetou.
We galoppeerden ter plekke
over tijd en ruimte.
De blanke was een witte.
Geen merel maar een bandiet.
En wij schoten met onze rifle gun
op al wat bewoog en ook niet.
Helaas, moesten we nog later worden als…
LikeGeliked door 1 persoon
Ja, die Jesse van jullie had ik stiekem al lang gelinkt aan James. Maar zie, er was dus meer. Als je eens een ‘andere’ kijk op Indianen en cowboys wil, raad ik je aan het boek ‘De overgave’ van Arthur Japin te lezen.
LikeGeliked door 1 persoon
Marc, ik heb heel wat boeken van Arthur Japin gelezen, Onder meer Zoals dat gaat met wonderen (dagboek), De droom van de leeuw en De zwarte met het witte hart. Die heb ik graag gelezen. Maar Vaslav, zijn roman over Nijinski, viel zo tegen dat ik daarna niets meer van Japin heb gelezen. Misschien moet De overgave dan toch nog een kans geven?
Na al die tijd ben ik wel meer verheugd over de link van Jesse met Jesse Ed Davis en Jesse Winchester dan die met de revolverheld. Om voor de hand liggende redenen. Maar uiteindelijk is een Winchester ook een wapen waarmee veel Amerikaanse Indianen werden uitgeroeid (om het nog niet over hun vee te hebben).
LikeLike
So good to see Jesse Winchester honoured! He had a idiosyncratic songwriting and a unique voice. For me is “Black Dog” one of his most interesting songs; an ominous meditation on the moral separation between man and animal. By the way: I have Geronimo with rifle on the wall, Mr. Hoochiekoochie.
LikeGeliked door 1 persoon
Hey, Hotfox, yes that is a most gripping song. And a long time ago I had that Geronomo poster on my own wall too.
LikeGeliked door 1 persoon