Toen ik het debuut van Sixteen Horsepower, Sackcloth ‘N’ Ashes, voor het eerst hoorde – ik geloof in 1996 – was ik diep onder de indruk. Alles aan die muziek leek bezeten, maar vooral de stem van de zanger (of was hij dan toch een predikant?) was doordrongen van het heilige vuur, al had zij, zo vond ik, ook een duivelse kant. Een kunstenaar moet niet alleen converseren met engelen maar ook met duivels, zei William Blake al.
David Eugene Edwards, de zanger in kwestie, riep bij mij meteen herinneringen op aan Hazel “Haze” Motes (rol van Brad Dourif), de ietwat groteske jonge predikant van the Church of Truth Without Christ in de film Wise Blood van John Huston. Die is op zijn beurt gebaseerd op de gelijknamige roman van Flannery O’Connor, een meesterwerk in de southern gothic stijl. Zo zou je de songs van David Eugene ook kunnen noemen: southern gothic. Zowel het boek als de film behoren tot de kunstwerken die er voor mij nog altijd echt toe doen.
Aan die fascinatie van mij voor Edwards zangstijl en songschrijftalent is nooit erg veel veranderd. Maar op alles komt sleet, een mens blijft zoeken en in dat zoeken zit altijd een verlangen naar het nieuwe. Onze consumptiemaatschappij zwengelt dat verlangen dan ook nog eens aan. Elke dag, week, maand worden we overstelpt met tientallen recensies van platen, de ene wordt al genialer genoemd dan de andere. Iets wat van vorig jaar is bestaat vaak al niet meer. Sommigen beweren dan weer dat vroeger alles beter was. Vanzelfsprekend zijn niet alle recensenten en muziekjournalisten zo kortzichtig. Je treft in hun rangen engelen en duivels aan en alles daartussenin.
Die hang naar het nieuwe heeft als consequentie dat nogal wat albums in je rek blijven staan, soms voor altijd het zwijgen opgelegd. Voor mij is dat met haast alle platen van zowel 16 Horsepower als Wovenhand zo gegaan. Alleen werd er af en toe nog eens een nummer uit geselecteerd als het paste in een thema van Zéro de conduite. Dat draaide ik dan voor of na – bijvoorbeeld – iets van the Gun Club of PJ Harvey. Overigens heb ik de band van Jeffrey Lee Pierce, en zeker hun eerste albums, Fire of Love en Miami, altijd beter gevonden dan die van David Eugene Edwards. Waarmee ik de eerste regel van de Martin Pulaski Muziek Club overtreed: vergelijk nooit de ene artiest met de andere.
In 2002 zag ik in De Bottelarij, het tijdelijk onderkomen van de KVS in Molenbeek, de onvergetelijke voorstelling Blush van Ultima Vez/Wim Vandekeybus, met bezwerende muzikale begeleiding door de zingende en musicerende preacher. Vandaar dat het gelijknamige album mijn lijstje van beste David Eugene Edward-albums heeft gehaald. Ook de rest van mijn keuze heeft vermoedelijk met nostalgie te maken. Of ik sommige van deze albums ooit nog in hun geheel zal beluisteren betwijfel ik, of het zou Secret South moeten zijn, omdat ik die onvoldoende ken. De platen van 16 Horsepower en Wovenhand zijn voor mij op dit ogenblik wat te intens, te pathetisch soms. Het heilige vuur kan ook rustig branden. Zelfs zonder geluid. Maar het zou kunnen dat ik er over een maand of wat weer anders over denk.
Selectie van de Martin Pulaski Muziek Club
- Low Estate – 16 Horsepower
- Sackcloth ’n Ashes – 16 Horsepower
- Folklore – 16 Horsepower
- Blush – Wovenhand
- Wovenhand – Wovenhand
Bonus
Consider the Birds – Wovenhand. Vanwege de mooie hoes, ook al ontworpen door David Eugene Edwards.
Short Stories – Lilium. Met Pascal Humbert en Jean-Yves Tola. Onderschat album.