Sommige mensen hebben alle geluk. Maar hoe vaak zouden die gelukkige mensen zich bewust zijn van hun geluk?
Reizen doe je niet alleen in de uiterlijke, zichtbare ruimte en in de objectieve tijd. Net zoals thuis reis je tijdens een reis en op vakantie ook in je eigen innerlijke ruimte en in je eigen tijd. De objectieve tijd van agendapunten, werk, de routine van huiselijke taken, enzovoort, maakt plaats voor de subjectieve tijd. Mijn ervaring is dat ik me in Valle Gran Rey minder in de dwang van de objectieve tijd (die van economie en rekenkunde) bevind. Dagdromen, mijmeren lijken opnieuw een tweede natuur te worden. Tijdens wandelingen, vaak op het ritme van de alomtegenwoordige oceaan, komen herinneringen spontaan naar boven. En soms is het bijna alsof ik tijdens die herinneringen de lang geleden gebeurtenissen opnieuw beleef. Wat zo goed als onmogelijk is. In ‘Tijd’ merkt Rüdiger Safranski met veel inzicht het volgende op: “De vergankelijkheid betreft de uiterlijke dingen, maar de innerlijke nog sterker. Want die hebben helemaal geen plek waar ze kunnen voortduren. Ze zijn in een oogwenk voorbij en kunnen niet als zichzelf, maar alleen in uiterlijke talige of sedert kort technische media bewaard worden. Het zijn uiterlijke tekens die op iets innerlijks wijzen, dat echter zelf altijd al is vergaan.”[2]
A. leest de Nederlandse vertaling van ‘Tender Is The Night’ van F. Scott Fitzgerald. Hoewel mijn vrouw en ik een heel ander leven leiden – en de uiterlijke tijd waarin wij leven nauwelijks vergeleken kan worden met de periode tussen de twee wereldoorlogen – dan de hoofdpersonages in dat boek, Richard en Nicole Diver, zie ik toch ook overeenkomsten. Het zou me echter te ver leiden om hier nu veel dieper op in te gaan. Elke mens heeft geheimen nodig. Zonder geheimen kun je niet leven. Er is veel waar ik eerlijk in wil zijn. Eerlijkheid en waarheid waren echt wel uitgangspunten toen ik dertien jaar geleden met dit blog begon. Maar hier stoot ik op een grens. Ik schaam me er niet voor dat ik die grens vandaag niet overschrijd. Bovendien ben ik geen exhibitionist. Ik loop niet met mezelf te koop, al lijkt het voor sommige lezers misschien wel zo. De belangrijkste overeenkomst is overigens niet zo persoonlijk. Elke mens die ouder wordt, moet door een periode van ontnuchtering en uiteindelijk van aftakeling. De momenten van geluk liggen in het verre verleden. In je herinneringen vang je er soms nog een glimp van op, maar dat maakt je nog droeviger dan je al was voor de herinnering naar boven kwam. Je kunt nooit meer terug naar die momenten van geluk. Richard Diver raakt gedesillusioneerd, hij verliest zijn soepelheid, veerkracht, inventiviteit, zijn energie neemt af. Zijn liefde voor zijn jongere vrouw Nicole en voor zijn minnares – al is dat niet het juiste woord – Rosemary dooft uit. De ooit zo begaafde en veelbelovende psychiater begint meer en meer te drinken. Verbittering maakt hem agressief. Zijn feestelijk leven is ten einde. De neergang van Diver en zijn gezin vindt voornamelijk plaats tegen de achtergrond van mondaine steden in Zwitserland en de Middellandse Zee. Als A. me scènes uit het boek navertelt, versmelt voor mij die azuren zee met de ruwere Atlantische oceaan die ik door het raam van ons appartement kan zien.
A. en ik gaan niet al te diep in op de kleine overeenkomsten tussen ons en de Divers. Het feit dat ze zo rijk zijn – vooral Nicole is dat, ze komt uit een schatrijke familie – maakt het ons gemakkelijker om die zelfs niet te zien. Des te beter zien we zwakheden in de vorm, in de uiterlijkheden van het boek. De vertaling is bedroevend slecht, zegt A. Waarom wordt er zo weinig zorg besteed aan het vertalen van een meesterwerk als ‘Tender is the Night’? Het ligt niet aan de vertalers, denk ik. Ze doen hun best en worden daar slecht voor betaald. Vertalen moet bijzonder snel gaan. Het economische denken heeft ook de cultuur volledig in zijn greep. Daar zijn we het over eens. Fitzgeralds zinnen zijn soms onbegrijpelijk, zegt A. Jammer dat ik het origineel niet heb meegebracht om te vergelijken. Ik herinner me wel dat F. Scott Fitzgerald nogal moeilijk formuleert, moeilijker zelfs dan Marcel Proust. Maar dat impliceert nog niet dat hij onzorgvuldig is in zijn zinsconstructies. En dan is er nog iets met de chronologie in deze vertaling (van Henne van der Kooy). Wat daar aan scheelt, kan ik niet zo meteen achterhalen. Ik wil best wel een en ander opzoeken op mijn smartphone, al doe ik dat altijd met enige tegenzin. Want tast je zo je fragiele geheugen nog niet meer aan? Straks of morgen misschien… Laten we eerst maar een verfrissende wandeling maken naar Playa del Ingles, daar is het rustig en kunnen we de zonsondergang zien. Misschien zijn er nog surfers, altijd een plezier om naar te kijken. En California Girls? Nee, California Girls vind je hier niet, dat is wel zeker. Maar wel lekkere wijn in de supermarkt hier om de hoek. Van die heerlijke Martin Codax uit Galicië. Wat denk je? A marvelous idea, my darling!
[1] Deel 6 van een reeks impressies van een reis naar Valle Gran Rey in La Gomera, Canarische Eilanden.
[2] Rüdiger Safranski, Tijd, pag. 156-157
Foto’s: Boven: Martin Pulaski, februari 2018; Midden: F. Scott Fitzgerald & Zelda Sayre.