Ethische en esthetische opmerkingen naar aanleiding van de voorstelling ‘Majakovski/Oktober’ van De warme winkel, in het Kaaitheater op 24 oktober 2017. Concept en spel: Dik Boutkan, Annelinde Bruijs, Sara Lâm, Lois Brochez, Martijn Nieuwewerf, Vincent Rietveld, Mara van Vlijmen. Eindregie: Marien Jongewaard. Muziek: Rik Elstgeest, Bo Koek. Scenografie en lichttechniek: Julian Maiwald. Fotografie: Sofie Knijff.
Ik herinner me ‘De warme winkel’. Drie dagen geleden woonde ik hun voorstelling ‘Majakovski/Oktober’ bij maar het lijkt al langer geleden. Ik herinner me hoe de warme winkelmeisjes gekleed waren, hun dunne doorzichtige jurken, alsof het nooit winter zou worden. De warme winkelmeisjes bewogen zich op een onverschrokken wijze sexy. Hun sensualiteit leidde me soms van het revolutionaire elan van hun spel af. Van de geest van Majakovski die zij zich, samen met de warme winkeljongens, luidop herinnerden. De rebelse geest die zij opnieuw adem inbliezen door zelf rebels te worden, erotische en opstandige lichamen.
In de proloog heeft Majakovski al zijn afscheidsbrief geschreven en is hij – met niet eens een dramatische geste – uit het leven gestapt, de afgrond in, zijn nalatenschap tegemoet. Een nalatenschap waar wij het nog steeds moeilijk mee hebben. Wat te denken van hoe de dichter zich tot Stalin verhield, bijvoorbeeld? Ik vermoed dat de warme winkeljongens het daar nog moeilijker mee hebben dan de meisjes. De meisjes weten hun plan te trekken. Aan hen behoort de toekomst, aan de jongens het verleden en een beetje nog het heden. Onder hun lange jassen met bontkragen zie je hun blote borst, een beetje stoer nog, maar toch grotendeels nutteloos. Niet zoals de in zwarte tule gehulde borsten van de meisjes.
Het begint allemaal met Boem! Paukeslag! Veel gordijnen in primaire kleuren. Rood, zwart, goud. Een ritmisch lawaai dat je meesleept naar de stilte van de dode Majakovski. Grotesk hoe er met zijn kadaver wordt omgesprongen. Hoe er met zijn lijk de charleston wordt gedanst en hoe het ruimschoots te laat een sigaret en een blikje bier krijgt toegediend. Hoe het corpus op een van de warme winkelmeisjes wordt neergelegd. Hoe er coïtusbewegingen op worden uitgevoerd.
Ik herinner me hoe de Nederlandse en Vlaamse acteurs daar op het podium gulzig champagne drinken, zoals in de goede oude tijd, de glorieuze, van kort voor 1917, toen alles nog moest gebeuren. Drinken deze warme winkelmeisjes en winkeljongens echte bubbels of doen ze maar alsof? Staan ze ons dronken te belazeren of spelen ze toneel? Want als het lijk dat ondertussen wordt gewassen niet echt is, en dat is het niet, dat weten we, is de drank misschien ook niet echt. Maar we hebben toch kurken horen knallen? En hoe revolutionair is champagne?
Ik herinner me ‘Een wolk in een broek’ vertaald door Marko Fondse en uitgegeven bij de Bezige Bij in 1967. Ik heb dat ‘vierluik met poëtische held’ nooit kunnen lezen. Veel te moeilijk, veel te compact. De woorden die daar in stilte op het wit staan doen me pijn aan de ogen. Misschien moet ik ze declameren? Of moet ik alsnog Russisch lezen? Want toen een van de Vlaamse warme winkelmeisjes een stukje Majakovski in het Russisch scandeerde, met luide stem, net niet pathetisch maar wel met overgave, toen werd ik door dat ritme meegesleurd, ook al begreep ik geen woord van de inhoud. Haar stem kwam diep uit haar lichaam, krachtig en waardig boos. Die inheemse pussy riot leek me de echte Majakovski, veel meer dan die van Marko Fondse (die geen lichaam heeft, geen erotiek, geen blote borsten).
“Boeken! Allemaal kul!” roept Majakovski uit in ‘Een wolk in een broek’. Dat begrijp ik maar al te goed. Al ben ik het daar volstrekt oneens mee. Maar kijk, in het geval van De warme winkel, zoals ik mij hem herinner, klopt die uitspraak helemaal.