Alles oké? Met wij wel, ja, dank je. Maar ik weet niet of iedereen er zo over denkt. Dat is uiteraard onmogelijk. Je weet nooit precies wat anderen over je denken. Maar soms hoor je al eens iets. En soms trek je uit wat je hoort al eens conclusies.
Het komt me voor dat je mij oké vindt zolang ik me maar met muziek bezig houd of me aan je toon in de gedaante van een romantische dromer. Als ik echter een wat politiek getinte uitspraak doe, wat niet vaak gebeurt (en ik denk dat ik dat al jaren bedachtzaam en genuanceerd doe), dan ben ik in jouw ogen, en in die van vele onzichtbare en naamloze anderen, opeens een linkse positivo. Je gaat nog niet zo ver mij erop te wijzen dat ik mijn ‘pilleke’ vergat te nemen, wat eveneens tot de mogelijkheden behoort. Ja, dat is al eerder gebeurd. Maar je noemt mij wel een linkse positivo, een naïeve en wereldvreemde dromer. Kortom, je vindt me dan niet oké.
Het eigenaardige is dat ik mijn vlucht in muziek, literatuur, kunst net een beetje wereldvreemd vind. Dat ik meer van de wereld word als ik op wereldse zaken inga. Niet dat muziek, kunst en literatuur negatieve krachten zijn, integendeel. Maar de kans lijkt me kleiner om de wereld en de realiteit dichter te benaderen via een of andere kunstvorm dan via kritisch denken. Jij echter noemt kritisch denken iets wat linkse positivo’s doen. Een pleidooi houden voor solidariteit en mededogen met ‘de anderen’ betekent voor jou dat ik me laat misleiden. Een pleidooi houden voor begrip voor vluchtelingen is dom. Want die vluchtelingen zijn lang niet allemaal vluchtelingen. Je lijkt te denken dat zij een leger vormen, een veroveringsleger. Binnen de kortste keren hebben ze van onze mooie vredelievende Westerse naties één groot kalifaat gemaakt. Wie zich niet aan de wetten van de sharia onderwerpt belandt in een concentratiekamp. De plannen voor een islamitische endlösung voor ons, andersdenkenden, liggen al op tafel. Dat zie ik je zo denken.
Vergeef me, maar dat vind ik nu net wereldvreemd. En stug en gesloten en eigenlijk ronduit onnozel. Het is niet nodig om meer dan drie behoorlijke geschiedenisboeken te lezen om tot dat inzicht te komen. Maar opgelet, inzicht is een typisch kenmerk voor linkse positivo’s.
Laat mij het nog even subjectief bekijken. Ik ben nooit een marxist geweest, noch een marxist-leninist, noch een maoïst. Al beweerde in de vroege dagen van dit blog een zekere Marlon Vanco – wat zou er met die moraalagent gebeurd zijn? – dat ik net wél een maoïst was. Waarom? Hij had op een foto gezien dat er in mijn appartement een poster van Voorzitter Mao aan de muur hing. Begin jaren tachtig, in New Wave Antwerpen. Een Mao die we een strikje hadden omgedaan. Elio Di Rupo moest toen nog aan zijn politieke carrière beginnen. Mijn vriendin en ik, polymorf pervers als we waren, vonden het subversief om voor het portret van de Voorzitter – met een strikje om – naaktfoto’s te maken. Zo’n maoïst was ik. En links? Links is een hol woord. Een hol woord door uitgeholde mensen gebruikt als scheldwoord, als veroordeling, als een eerste stap in de richting van hun stappenplan voor minder democratie. Ik ben niet links en niet rechts. Een enkeling, dat is wat ik ben. Een enkeling voortdurend op zoek naar een gemeenschap. Een gemeenschap, ja. (Zeg nu niet dat ik niet weet wat een gemeenschap is, dat ik in een ivoren toren verblijf en van die dingen.)
En positief ben ik evenmin. Psychologen zouden mij een negativist, een piekeraar, een hypochonder, een melancholicus noemen. Alleszins ben ik diep pessimistisch. Ik maak me veel zorgen over mezelf, maar ook over jou, en eigenlijk over iedereen die ik ken en zelfs over iedereen die ik niet ken. Hoe is het zover kunnen komen met de wereld, met de mensen, met de wereldgeest?
Maar weet je wat? Ik geloof nog steeds dat het tij kan keren. Jazeker. Er zijn altijd tekens, er zijn altijd opflakkeringen van het goede. Dat zie, voel, hoor ik elke dag. Zelf noem ik me helemaal niets, maar mocht jij me iets willen noemen mag dat een ‘optimistische pessimist’ zijn. Dat ben ik altijd geweest, denk ik. En optimistische pessimisten zijn mij het dierbaarst, al doe ik mijn uiterste best om zoveel mogelijk anderen niet alleen het licht in de ogen te gunnen, maar te aanvaarden en te begrijpen. Of dat voldoende is weet ik niet.
Ω
[Een genuanceerd antwoord op de vraag ‘Alles oké?’ zou zo kunnen luiden: nee, zeker niet. Althans met mij niet. Zolang het met jou niet goed gaat, gaat het met mij ook niet goed.]
Afbeelding: Lucas Cranach – Der Jungbrunnen, Gemäldegalerie Berlin. Foto door M.P.
Goed stuk! Ik vind je inzichten helemaal niet wereldvreemd, en kan er me helemaal in vinden. Groeten, Marc
LikeLike
Dank je, Marc.
Ik wil hier nog aan toevoegen dat met de ‘jij’ die hierboven wordt aangesproken geen specifieke persoon wordt bedoeld. De aanleiding voor het stuk is was wel een discussie met iemand specifiek, maar in de tekst spreek ik een meer algemeen ‘jij’ aan.
Het ‘ik’ dat spreekt/schrijft valt evenmin samen met een duidelijk, onveranderlijk ego. Het denken is altijd in beweging.
LikeLike